Celstraf voor Nederlandse IS-vrouwen
De rechtbank in Rotterdam heeft donderdag 4 vrouwen veroordeeld voor deelname aan een terroristische organisatie (IS) en voorbereidingshandelingen van een terroristisch misdrijf. 2 vrouwen zijn daarnaast veroordeeld omdat zij hun kinderen hebben meegenomen naar het strijdgebied en ze in hulpeloze toestand hebben gebracht. De opgelegde straffen variëren van 30 tot 36 maanden celstraf waarvan 12 tot 15 maanden voorwaardelijk zijn opgelegd. Daarnaast moeten de vrouwen zich houden aan allerlei bijzondere voorwaarden.
De vrouwen zijn naar het strijdgebied in Syrië en Irak gereisd terwijl ze wisten dat daar een oorlog gaande was. Zij hebben zich daar aangesloten bij IS. Hun echtgenoten hadden een functie bij IS. Voor hun gezinnen werd door IS onder andere woonruimte en meubilair geregeld en ze ontvingen loon van IS.
Wreedheden
Vast staat ook dat het geweld dat IS gebruikt heeft om haar doel te bereiken buitengewoon wreed is en dat er tegen andersdenkenden ernstige mensenrechtenschendingen zijn gepleegd zoals standrechtelijke executies, moord, martelingen en verminking van krijgsgevangenen en burgers.
Over wat de oorspronkelijke bevolking van IS gebied heeft moeten ondergaan wordt steeds meer bekend en er zijn nauwelijks woorden om de ernst daarvan te omschrijven. Veel van die misdrijven werden bovendien gepleegd met het uitdrukkelijke doel de bevolking in deze gebieden vrees aan te jagen en zijn daarmee ontegenzeggelijk terroristische misdrijven.
Tenlastelegging van een van de verdachten Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de vordering nadere omschrijving tenlastelegging, waarbij de oorspronkelijke opgave van de feiten als bedoeld in artikel 261, derde lid van het Wetboek van Strafvordering op vordering van de officier van justitie is gewijzigd. De tekst van de nader omschreven tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht. Kort samengevat komt de verdenking neer op de volgende feiten. Onder feit 1 wordt de deelname aan een terroristische organisatie (IS) verweten. Onder feit 2 wordt het plegen van voorbereidingshandelingen van een terroristisch misdrijf verweten door het plegen van de volgende feitelijke handelingen: A: Het eigen maken van extremistisch gedachtegoed; B: Zich verdiepen in het afreizen naar het strijdgebied; C: Af te reizen naar het strijdgebied; D: Zich voegen bij en samenleven met een IS strijder; E: Bijdragen aan de gewapende Jihadstrijd; F: In Syrië en/of Irak voorhanden hebben van wapens. |
Straf
De straffen die zijn opgelegd zijn lager dan de officier van justitie heeft geëist. De rol van deze vrouwen is beperkter geweest dan die van vrouwen die eerder zijn berecht. Daarnaast hebben de vrouwen ruim 4 jaar met hun kinderen in kamp AL Roj doorgebracht waarvan is vastgesteld dat de omstandigheden erbarmelijk zijn geweest. De vrouwen hebben expliciet afstand gedaan van het IS gedachtegoed. Drie van de vier vier vrouwen zouden wel gesluierd in de rechtbank zijn verschenen. Religie en privacy lopen hier in elkaar over.
Vrijspraak
Van een 5e vrouwelijke verdachte is niet komen vast te staan dat ze heeft deelgenomen aan een terroristische organisatie. Zij wordt van die verdenking vrijgesproken. Wel is de rechtbank van oordeel dat zij haar 15 jarige zoon in een hulpeloze toestand heeft gebracht door naar een oorlogsgebied af te reizen. Daarvoor legt de rechtbank aan de vrouw een celstraf van 16 maanden (waarvan 9 voorwaardelijk) op. De jongen vocht aldaar voor IS en kwam daarbij om het leven. De vrouw zou er volgens berichtgeving in onder andere Trouw mentaal en fysiek slecht aan toe zijn.
Bronnen De Rechtspraak, Trouw , NRC
Meer info in de uitspraken