Kerstverhaal: In de lik

26 december 2021 door Manuel Kneepkens
Kerstverhaal: In de lik
Koepelgevangenis Haarlem Foto Marianne Cornelissen-Kuyt cco

Mr. Hubert Vrakken antwoordde op recepties en dergelijke als iemand hem naar zijn maatschappelijke functie vroeg  'Forensisch Filantroop.' En dat was niet zomaar voor de grap. Hij was immers al zeker al twaalf jaar bezig de maatschappelijke positie van de gevangenen in Nederland te verbeteren. Misschien omdat hij bij zijn pogingen enkel het harmoniemodel hanteerde, had hij tot nu toe eigenlijk maar weinig succes gehad. Behalve dan dit!

In zijn hand hield maar liefst vijf uitnodigingen van directeuren van Huizen van Bewaring en Gevangenissen om het Kerstmaal in hun instelling mee te vieren.

Mr.Vrakken was niet zo dol op dit soort invitaties. Want behalve jurist was hij ook een gastronoom, een lekkerbek. En lekkerbekken hebben in de gevangenis niets te zoeken. Het eten vertoont daar maar weinig variatie. Vermicellisoep, rode kool, gekookte aardappels en een miniem stukje vlees, meestal een schriele karbonade of dito hamburger. Dan had je het zo ongeveer wel gehad. 
En het enige waarin het Kerstmaal zou verschillen van het menu van alledag, zou hoogstens zijn dat de porties wat royaler dan gebruikelijk! Wat een droefheid! Daar was de Heere Jezus toch niet voor op aarde gekomen!

Met tegenzin scheurde hij de laatste envelop open. Een invitatie uit de koepelgevangenis te Haarlem! Het gezicht van Mr. Vrakken klaarde op. Dat was andere koek! In de gevangenis te Haarlem was recent Pollepel Johnny opgesloten, in het dagelijks leven niet alleen een onverbeterlijke antiekdief, maar óók de souschef van een gerenommeerd restaurant in Scheveningen (twee sterren!). Het Kerstmaal kon wel eens een culinair hoogstandje worden, daar in Haarlem!

Mr. Vrakkens greep onmiddellijk de pen om de heer Brandauer, directeur van de gevangenis aldaar, te melden dat hij op Eerste Kerstdag stipt om een uur 's middags aan de poort zou staan. Sneeuw knerpte onder de schoenen van Mr. Vrakken, toen hij de deur van zijn auto sloot, vlakbij de kasteelachtige poort van de gevangenis in Haarlem. Hij belde aan. Het deurtje in de poort zwaaide open en daar stond een kleine vijftiger, de adjunct-directeur Schacht. Een meestal wat vermoeid ogende man – want directielid van een gevangenis, ga er maar aan staan ! -  maar nu stralend alsof het al Lente was in Haarlem. Quod non. 


 Foto  Marianne Cornelissen-Kuyt cco

“Komt u gauw naar binnen, meneer Vrakken! Wij dienen stipt op tijd te beginnen. Er komt Hoog Bezoek!”
“Hoog bezoek?”
“Ik zeg niets. Het is een verrassing voor de gedetineerden ....voor ons allemaal, trouwens! Deze kant uit!”
Ze liepen nu in snel tempo de donkere gang door, die het poortgebouw verbond met het eigenlijke cellengebouw. De versleten kokosmat die hier voorheen op de granieten vloer placht te liggen, bleek vervangen door een gloednieuwe roodfluwelen loper. Overal hingen takjes groen en glommen kerstballen. Weggemoffeld achter crêpe papier liet zich loudspeakers horen. De Damrakkertjes kweelden Nu sijt wellecome, Jesu Lieve Heer!

De binnenpoort zwaaide open en nu stonden ze op 'het vlak': de grote, centrale ruimte van de koepelgevangenis. Het eerste wat Hubert Vrakken opviel was de stilte. Meestal is het vlak vervuld van een ware kakofonie. Gevangenen en bewaarders bonken op de ijzeren wenteltrappen rondom. Deuren slaan open dicht. Schoonmakers ratelen met hun emmers. Bewaarders schreeuwen orders naar hun collega's op de ringen.
Maar ditmaal niets van het normale inferno. Stilte .Op wat stemmige Kerstmuziek na dan.
Midden op het vlak stond een gigantische tafel in T-vorm gedekt. Aan de lange zijde  hadden de gedetineerden plaats genomen, aan de korte de autoriteiten.

Schacht deed Vrakken aan de hoofdtafel aan schuiven. Naast de stoel van directeur Brandauer was nu nog één stoel onbezet. Zeker voor het Hoog Bezoek. Wie zou het zijn? Minister van Agt? Staatssecretaris Glastra van Loon? ( Ja, dit verhaal speelt in lang vervlogen tijden...! ). In elk geval iemand die uitgekookt genoeg was om het Kerstmaal uit te zitten in de gevangenis, waar Pollepel-Johnny was opgesloten. 

Opnieuw zwaaide de poort naar het vlak open...en daar stond, gigantisch naast de nietige gestalte van de adjunct, onder een kolossale hoed, het Rubensachtige lichaam in marineblauw mantelpak, de Kroonprinses...
“Bea...!” mompelde mr. Hubert Vrakken.
Maar zijn gemompel ging verloren in de klanken van een schor Wilhelmus dat de gedetineerden onder enige pressie van de autoriteiten inzetten. De Kroonprinses naderde nu vriendelijk groetend de hoofdtafel, Reeds waren de twee oranjezonnetjes van haar blozende wangen onder haar hoed te zien. Nog even...ja, daar schudde hij haar grote, witte handschoen.
Ook zij had hem herkend.
“Hubert ! “
“Bea! “ stotterde hij: “Bea! ”
“Hubert! Jij hier?...” ze herstelde zich: “Meneer Vrakken, wat leuk u hier te zien.”
“Meneer Vrakken studeerde tegelijkertijd met mij! “zei ze, terwijl ze zich omdraaide naar Brandauer en Schacht: “Een énige tijd, niet, meneer Vrakken?!”  
En vlug schoot ze langs hem naar haar plaats aan de hoofdtafel. Bang zeker dat hij  confidenties aan Brandauer en Schacht zou gaan doen over 'die énige tijd'. Alsof hij dat van plan was. ... Dat ze elkaar ooit gekust hadden... Een zwoele tongkus, dát ook nog... in een stoffige inham in de bibliotheek van het Criminologisch instituut aan het  Rapenburg, op een regenachtige herfstmiddag, toen ze daar helemaal moederziel alleen waren. Een oprisping van plotselinge ... ja, van wat eigenlijk?Onbeholpen liefde? 
Waarvan zij beiden behoorlijk schrokken. Vrakken nog het meest. De Prinses bleef er veel kalmer onder. Hervond al snel haar waardigheid. Veegde  haar mond af met een batisten zakdoekje – door een burgerjongen gekust, nietwaar ...  _ en ging vervolgens doodleuk door met het lezen van het boek, dat voor haar open geslagen lag. 'Misdaadkunde”, van Prof. Mr. Dr., J.M. van Bemmelen, de Dikke Van Bemmelen...  
(Jaren later nog, kon Hubert Vrakken het boek nog voor zich zien, zoals het toen daar lag, De 17de, geheel hernieuwde druk !)
Wel gebaarde de Kroonprinses nog driftig  dat Hubert Vrakken de ruimte moest verlaten! Hare Koninklijke Hoogheid wilde blijkbaar nu helemaal alleen zijn. Dringend. Om het onverwachte te verwerken... De 'misdaad' jegens haar gepleegd... 

Bij die ene kus - DE KUS ! – daar was het bij gebleven. Zij had het eigenlijk al uitgemaakt, nog voordat het begonnen was. Zij deed het niet met een burgerjongen. Dat kón niet, dat kón nu eenmaal niet! Zij was de Kroonprinses! 
Maar De Kus, hoe had die dan in Godsnaam plaats kunnen vinden? Want... het was van haar uitgegaan! Van haar! Zij was op hem afgekomen in die duistere nis. Had hem plotseling omhelsd en diep gekust, Niet andersom! En ...hem toen weer even plots losgelaten en, volkomen raadselachtig, uitgeroepen: “ Je bent het niet! Je bent het niet ! Holy shit!” Of woorden van een dergelijke strekking. Waarna ze resoluut en weer op haar plaats aan de bibliotheektafel was gaan zitten, duidelijk verdrietig boos, achter haar Van Bemmelen.

Wat was de verklaring van dit onbegrijpelijk 'onkroonprinselijk' gedrag van de Kroonprinses? Want er  moest  een verklaring zijn! Plotseling opgekomen geilheid? Hubert Vrakken brak zich dagenlang het hoofd er over. Was het Nurture of Nature? Een combinatie van beiden? Heel de psychologische criminologie ging eigenlijk over die vraag. Subvraag: Wat maakt personen eigenlijk voor elkaar aantrekkelijk? De feromonen? De status? 
Had zij, de Kroonprinses,  aangevoeld dat hij haar wel mocht en was dat gevoelen haar te sterk geworden? 
Had het haar overmand? 
Want, inderdaad... Hubert vond haar inderdaad niet onaardig toentertijd, met die blozende sinaasappeltjeswangen met een kuiltje er in als ze lachte. En die enigszins  deinende loop van haar. Waarschijnlijk veroorzaakt door een lichte bekkenverbuiging, het gevolg van te veel paardrijden …  aldus een clubvriend van Hubert, een malicieuze student medicijnen.

De Prinses droeg het haar toen ook nog tamelijk normaal. En niet zoals later in die merkwaardige gietijzeren pruikvorm. Als van de Kaartenkoningin ( “ Kop eraf!”)  in Alice in Wonderland.
Je kon haar 's ochtends zien deinen daar in Leiden over de kasseien van de Kloksteeg richting het Juridisch Centrum Gravensteen met zo'n rieten mandje aan de arm, het ėlle-mandje geheten. Elles zo heetten toen in de wandeling de leden van de VVSL, de Leidse Vrouwelijke Studentenvereniging, waarvan toen vrijwel alle meisjesstudenten lid waren. En die meisjesvrouwen droegen allemaal zo'n mandje alsof ze allemaal Roodkapjes waren op weg naar Bedlegerige Grootmoeders – pas voor de Wolf in de Breestraat! -  in plaats van naar het ochtendcollege Burgerlijk Recht.

Het raadsel werd de week daarop, onverwacht, 'opgelost' door een incident  in het Gravensteen met een paparazzo. Het bleek dat hij, Hubert Vrakken, een dubbelganger had, of, pijnlijker gezegd, dat hij, Hubert Vrakken, de dubbelganger was van een andere Leidse student, een veel bekendere dan hij. Van iemand, die de prinses zeer toegenegen was. 

In die dagen was een groot deel van het Nederlandse volk, het vrouwelijke voorop, plus een groot deel van de Nederlandse pers, de Trojegraaf voorop, almaar bezig met de vraag of de kroonprinses al een vriendje had... En als dat zo was, wie dan wel?
Nu had de Kroonprinses inderdaad in die dagen een vriendje, ene Wobbe, Wob of Bob Teenstra – Wie is de Bob ?– het kan ook Feenstra of Steensma of misschien zelfs Spleenstra geweest zijn, what's in a name?
Die jongen werd door zijn Leidse medestudenten toentertijd spottend Prins Wob genoemd. Spottend ...want fluister... fluister.. het kon nooit iets worden tussen die twee, want die arme Wobbe leed aan hetzelfde 'zware' euvel als Hubert Vrakken. 
Hij was niet van adel, het was een doodgewone burgerjongen, 'de zoon van een notaris'  ( Vergelijk: jaren later – le histoire se repète –  Willem Alexander en Emily Bremer ' de dochter van een tandarts' )
Daar kon het Koningshuis zich natuurlijk niet mee encanailleren.
Nee, het water was veel te diep.

Prins Wob was een lange, schrale jongen met op z 'n neus zo'n streng stalen ziekenfondsbrilletje, als geliefd in die dagen bij het Leidse mannelijke studentendom. Hubert Vrakken droeg het ook. Ook hij was lang en in die dagen werkelijk Piet Paaltjens-achtig mager.
Als Prins Wob. 
En toen gebeurde het. Het incident ! Een Trojefotograaf  wist het Gravensteen binnen te dringen en er bliksemsnel een foto te maken van de Prinses die daar in de hal een kopje thee stond te drinken met wat jaargenoten . Geheel aan de andere kant van de hal bij een groepje eerste jaars stond hij, Hubert Vrakken, eveneens met een kopje thee.,
Daarbij had die louche paparazzo de snapshot zo weten te nemen dat Hubert plots recht tegenover de prinses bleek gekatapulteerd.
' De Kroonprinses en haar vaste vriend Wobbe Teenstra' stond als onderschrift bij de zwart-wit foto, die de volgende dag groot op de voorpagina prijkte van de Trojegraaf! Een Primeur!
Nu was de aloude, roemruchte Maastrichter Gazette in die dagen verworden tot een kopblad van de Trojegraaf.
Blijkbaar lag die krant bij Huberts tantes in Maastricht 's ochtends op de vloermat, want prompt kreeg hij, Hubert Vrakken, een brief van tante Hortense Lambermont uit de Grote Looyerstraat, de oudste zuster van zijn moeder, de alom in Maastricht gerespecteerde voorzitster van het MKV, de Maastrichter Katholieke Vrouwenvereniging.

“ Mooi, Hubert, dat je je in de hoogste kringen van het land weet in te werken, maar denk er aan .. zij is niet katholiek! !”

Ja, protestant versus katholiek , dat was toen de wij zij -tegenstelling. Moslims waren nog in geen velden of wegen te bekennen! Dus waren wij, christenhonden, gedwongen, toentertijd,  het met elkaar te doen....ons favoriete nationale spel Mens -erger – je- niet!

Én de Kus? De 'Kus der Kussen'? Die was blijkbaar dus niets anders dan het (on) gelukkige gevolg van een persoonsverwisseling! 
Klaarblijkelijk had de Kroonprinses daar in die duistere nis in de Criminologische Bibliotheek Hubert Vrakken aangezien voor Wobbe Teenstra...( de Oranjes zijn kippig) ...en blijkbaar besloten haar niets vermoedende Wob te verrassen met een innige omhelzing. Te laat bemerkte de Verliefde, ocharm, dat het niet Prins Wob was die zij in haar armen gesloten had, maar Prins Hubert... 

Of... was er toch door die ondoordachte kus een of andere chemie ontstaan tussen hen beiden...? Zo ja, hoe lang werkte zo'n chemie dan? Kan het zijn dat zo'n chemie  nooit ophoudt...  Ther are more things in heaven and earth, Horatio, than are dreamt of in your philosophie! 

Het Diner overtrof Hubert Vrakkens stoutste verwachtingen. Vooraf Schildpadsoep met een forse scheut Madeira erin. Ganzenpastei als eerste tussengerecht. Truite bleu als tweede. Geef mij maar rolmops hoorde hij een gedetineerde meesmuilend zeggen. Bij sommige gevangenen is het toch ook nooit goed! 
En als klapstuk: reerug, op Elzassische wijze met buikspek gelardeerd... En rijkelijk opgediend met cranberries! En Pommes Parisiens! En Compote Macedoine!
En toen dan ook samen met een kolossale ijstaart – 'het toetje' – Pollepel-Johny het vlak betrad, ging er een luid gejuich op. Plus een klaterend applaus. En Vrakken hoorde Brandauer opmerken tegen de Kroonprinses: “Jammer dat Johnny niet van het Antiek kan afblijven, ander zou het een héle goeie zijn voor bij uw moeder in de keuken op Soestdijk!”

Na de ijstaart stond de prinses op. Nee, ze had geen tijd meer voor de koffie. Zij moest, helaas, gaan. Zij gaf de autoriteiten een handje en wuifde gracieus naar de gedetineerden. Hier en daar aan de tafel werd aarzelend opgestaan en opnieuw het Wilhelmus aangeheven. 
Toen boog ze zich naar Hubert.
“ Meneer Vrakken, het zou mij een genoegen zijn, als u mij naar de poort zou begeleiden...”
“ Eh .. ja, maar natuurlijk, Koninklijke Hoogheid,” stotterde hij.

En daar gingen ze, voorafgegaan door de kwikzilveren Schacht, luid rinkelend met zijn sleutelbos, een curieuze Cupido.
Nog tamelijk plotseling stonden ze op straat. Dooi had ingezet. Sneeuwwater druppelde van de lantaarns. In de verte draaide een laatste pekelwagen van de gemeente de binnenstad van Haarlem in.
Waarom had zij hem mee naar buiten gevraagd? Ging zij hem... kussen ? Plotseling en hartstochtelijk... als toen? Was voor haar die zwoele tongkus  van zoveel jaren terug even onvergetelijk gebleven als voor hem? Was dat wat er er stond  te gebeuren?

Wat een onzin! Wat haalde hij zich in zijn hoofd? 
De Hofauto was inmiddels al geruisloos glanzend aangereden en even later hield de chauffeur al uitnodigend de portierdeur open. 
'Hubert,” zei ze: “Toe, beloof me, je moèt eens langs komen op Drakesteyn!” 

Even zweeg de forensisch filantroop. Toen zei hij: 
“Maar natuurlijk, Bea, ten slotte ben ik het gewend gevangenissen te bezoeken!”

                                               
 

Over de columnist

Manuel Kneepkens

M.M.M. (Manuel) Kneepkens (Heerlen, 26 februari 1942) is een Nederlands dichter, publicist, politicus en jurist-criminoloog. 

Na het gymnasium op het Bernardinuscollege ging hij in Leiden rechten en criminologie studeren. In 1971 vertrok hij naar de Erasmusuniversiteit in Rotterdam. Daar was hij 23 jaar docent strafrecht en criminologie.

Afgeschreven
20 apr
Afgeschreven
Vrede aan laars gelapt (+ video)
14 apr
Vrede aan laars gelapt (+ video)
Rancune positief opgepakt
14 apr
Rancune positief opgepakt
Telegrambesteller der PTT
03 apr
Telegrambesteller der PTT
Blind achter het stuur
30 mrt
Blind achter het stuur
Cookies

Deze website gebruikt noodzakelijke cookies voor een correcte werking en analytische cookies (geanonimiseerd) om de statistieken van de website bij te houden. Marketing cookies zijn nodig voor laden van externe content, zoals YouTube-video's of widgets van Sociale Media. Zie ons cookiebeleid voor meer informatie, of om je instellingen later aan te passen.