Woelige baren (3)

01 december 2014 door Geert-Jan Laan
Op 7 juli 1961 vertrok ik op mijn derde en naar later zou blijken mijn laatste zeereis, nu weer met de Nieuw Amsterdam als bemanningslid naar New York. Mijn functie was nu hospitaalbediende. Mijn nummer op de monsterrol was 971. Ik was inmiddels 18 jaar en woonde, en studeerde een beetje, in Londen. De oorzaak daarvan was dat mijn vader een mooie baan bij een internationale organisatie in Londen had gekregen. Ik woonde nog alleen maar in oktober van dat jaar zou de rest van het gezin ook naar Londen komen.

Het hospitaal bestond uit een gescheiden mannen en vrouwen afdeling met daar tussen een operatiekamer. De scheepsarts had een eigen hut plus een aanpalende praktijkruimte. De verpleger had zijn hut ook in het hospitaal. De verpleegsters, ik dacht twee, hadden een eigen hut met enkele andere vrouwelijke bemanningsleden. Met een veelzeggend handgebaar wezen een paar matrozen me op de seksuele geaardheid van de verpleger. ,,Als die zegt ik heb nog wel een bed vrij in het hospitaal moet je zeggen nee, ik blijf bij mijn eigen vrienden.”

Ik had het meeste met hem te maken. Een aardige man, waar ik goed mee kon praten. Van die geaardheid heb ik verder niks gemerkt. De scheepsarts voldeed aan alle cliche's die over zijn baan de ronde deden. In die tijd was er de Britse komische film genaamd ‘Docter at sea’ waarin de varende arts als een vrolijke rokkenjager werd geportretteerd. Dat bleek al direct tijdens ons eerste gesprek dat plaatsvond in zijn spreekkamer.
Elke dag werd ik geacht zijn ontbijt rond 7.30 uur uit de Eerste Klaskeuken te halen en naar zijn hut te brengen. ,,Als je zegt dat het voor de dokter is dan weten zij wel wat ik wil hebben.” En hij voegde daar met een vette knipoog aan toe: ,,Behalve als de deur van de spreekkamer open staat. Dan vreet je het zelf maar op.” Damesbezoek dus. En inderdaad. Tijdens de overtocht gebeurde dat zo'n twee tot drie keer.

Het gehele personeel van het hospitaal probeerde eendrachtig opname van passagiers te voorkomen. Zo veel mogelijk verpleging in de eigen hut. Dan hoefde ik ook geen maaltijden te halen. De verpleegsters en soms de verpleger hielden een oogje in het zeil. En de hutten-stewards moesten gewoon hun werk blijven doen. Dus stonden de bedden leeg en werd het zeer gezellig.
Ongeveer halverwege de terugreis uit New York kondigde de scheepsarts aan dat het tijd werd voor een feestje. Natuurlijk in het hospitaal en in de loop van de middag werd een forse hoeveelheid bier, wijn, wodka, whiskey, cola maar ook een keur aan hapjes bezorgd. Hij had zo zijn relaties. Zo rond negen uur in de avond ging het los. Muziek, drinken, dansen, mannen en vrouwen.

Tot na ongeveer een uur een hutten-steward het hospitaal binnenstormde. Hij had een passagier luidkeels met de brug horen bellen dat er zo veel lawaai uit het hospitaal kwam. De dokter greep onmiddellijk in. Alle drank werd in de damesafdeling geparkeerd. Alle aanwezigen moesten zich daar ook verzamelen. Alleen ik niet. Tegen mij zei hij: ,,Meekomen.” Hij draaide de deur van de damesafdeling op slot en nam me mee naar de operatiekamer. Hij wees naar de operatietafel en zei: ,,Liggen.” Hij gooide zo'n groene doek over me en spoot wat chloroform in het rond.
Nog geen minuut later zwaaide de deur van het hospitaal open en hoorde ik een zware stem zeggen: ,,Wat is hier gvd aan de hand.”
En de scheepsarts baste gelijk terug: ,,Wilt u oprotten stuurman. Ik ben hier bezig met een acute blindedarmoperatie.”

Na een minuut of tien waren we weer allemaal onder elkaar. En we namen er nog eentje op de goede afloop. We praatten op gedempte toon. En ook de muziek was uitgezet.
,,Leuk feestje,” sprak de scheepsarts de volgende ochtend toen ik hem zijn ontbijt bracht. En ook: ,,Nog bedankt. Alleen, volgens het logboek ben je gisteravond wel je blinde darm kwijtgeraakt.”

Over de columnist

Geert-Jan Laan

Geert-Jan Laan (1943, Delfzijl) is mede-oprichter van Rotterdam Vandaag & Morgen en was tot en met 2016 mede-hoofdredacteur.

Laan begon zijn journalistieke carrière bij Het Vrije Volk en het Rotterdams Parool, werkte van 1970 tot 1975 als sociaal economisch redacteur bij Het Vrije Volk en bedreef tussen 1975 en 1982 samen met Rien Robijns onderzoeksjournalistiek, o.a. naar Lockheed/Northrop, OGEM, etc. Ze wonnen de persprijs 1980 en publiceerden samen vijf boeken.

Daarna werkte Laan tot 1990 als plaatsvervangend hoofdredacteur/directeur van Het Vrije Volk te Rotterdam. Via zijn eigen PR- en journalistiek productiebureau deed hij in 1991 ,in opdracht van Robert Maxwel, onderzoek naar de eerste Nederlandse tabloid.

Hij was tot 2003 hoofdredacteur van Nieuwsblad/Dagblad van het Noorden en was onder meer voorzitter van het Nederlands Persmuseum te Amsterdam. Tevens was hij voorzitter van de Commissie Dag van de Persvrijheid.

Stappen ze ooit over hun schaduw heen?
22 mrt
Stappen ze ooit over hun schaduw heen?
Haarza(a)kje
09 mrt
Haarza(a)kje
'Ouder uit wie het kind geboren is,' wat is dat?
06 mrt
'Ouder uit wie het kind geboren is,' wat is dat?
Roodkapje voor komende generaties
04 mrt
Roodkapje voor komende generaties
De “maareh-methode” van Den Haag
02 mrt
De “maareh-methode” van Den Haag
Cookies

Deze website gebruikt noodzakelijke cookies voor een correcte werking en analytische cookies (geanonimiseerd) om de statistieken van de website bij te houden. Marketing cookies zijn nodig voor laden van externe content, zoals YouTube-video's of widgets van Sociale Media. Zie ons cookiebeleid voor meer informatie, of om je instellingen later aan te passen.