Lockheed (slot)

In zijn uitstekende journalistieke memoires onder de titel ‘Sterke Verhalen’ doet de voormalige Nieuwe Revu journalist Ton van Dijk verslag van zijn ervaringen als reporter van grote schandalen die mede dankzij hem aan het licht zijn gebracht. Hij ging daarin zelfs zover dat hij voor verhalen over bijvoorbeeld de drugshandel, zelf wat ging gebruiken maar daar niet erg gecharmeerd van raakte. Een mooi overzicht van het Nederland in de jaren zeventig en tachtig. Maar hij maakt een cruciale fout, die moet worden rechtgezet. Dat is wie had de primeur van de Lockheed-affaire?
Van Dijk schrijft: ,,De Wall Street Journal kwam op 4 december 1975 met de onthulling dat op basis van een getuige verklaring van ene Ernst Hauser, ooit werkzaam als Duitser bij Lockheed, dat prins Bernhard, maar ook de toenmalige Duitse minister van Defensie Franz Josef Strauss, steekpenningen hadden aangenomen om het gevechtsvliegtuig Starfighter te verkopen.’’
Van Dijk was ook gealarmeerd door een stuk uit de NRC van 5 december 1975 waarin de omkopingspraktijken op basis van dezelfde Wall Street Journal werden genoemd, echter zonder namen te noemen. Hij benaderde de correspondent van de VPRO in de VS, Emile Fallaux en bood hem tienduizend gulden wanneer hij een interview met die Hauser zou kunnen organiseren. Dat lukte en op vrijdag 16 januari 1976 vloog ook Van Dijk naar New York en samen met Fallaux interviewden ze Hauser een hele dag. Nieuwe Revu lag op 20 januari 1976 in de kiosk met als cover ‘Hauser onthult omkoopschandalen’.
Van Dijk schrijft verder: ,,Alleen Geert-Jan Laan en Rien Robijns van het Rotterdamse Vrije Volk konden ons bijbenen. Zij hadden prima bronnen in Zwitserland. De rest schreef over uit Nieuwe Revu.”
En dan nu mijn verhaal. In september 1975 maakten mijn vriend en collega Rien Robijns en ik een reportage over belastingparadijzen voor dat Rotterdamse Vrije Volk. Een onderwerp dat ook nu weer in de schijnwerpers staat. Via via konden we in Liechtenstein een belastingadviseur interviewen die hoog opgaf van het fatsoen waarmee ook in het dwergstaatje zaken werden gedaan.
In onze rolverdeling was Rien de man die de ongemakkelijke vragen stelde waarna ze zich tot mij wendden om het antwoord te geven. Tegen het einde van het gesprek zei Rien: ,,In ons land is het kabinet Den Uyl bezig de inkomensverschillen wat te beperken. Maar rijke Nederlanders kunnen via belastingparadijzen zoals Liechtenstein daar toch weer aan ontkomen.”
De Liechtensteiner werd heel boos. Hij schreeuwde: ,,Weet u wel dat hooggeplaatste Nederlanders juist onder invloed van dat kabinet onze hulp zoeken.”
Nu was het mijn beurt. Ik zei: ,,Maar wie dan, Den Uyl zelf, of minister Duisenberg van Financiën, Vredeling of Westerterp.”
Hij zweeg even. Toen zei hij: ,,De moeder van uw prins Bernhard is kort geleden overleden. Haar kasteeltje in Warmelo is kort geleden aan een trust in Liechtenstein verkocht. De prijs is dus geheim. Het is een manier waarop Amerikaanse vliegtuigfabrikanten commissies, (hij noemde niet het woord steekpenningen), geheim kunnen houden.”
Na afloop dronken we een kop koffie. We zeiden tegen elkaar: ,,Een krankzinnig verhaal. Die Bernhard krijgt negen ton per jaar en alles wordt betaald. Maar ja, als het waar is dan hebben we wel een verhaal.”
Terug in Nederland bezochten we het kadaster in Deventer. Daar stond geregistreerd dat Warmelo was verkocht aan ene Evlyma Trust in Liechtenstein. Een directeur van de KLM, Ritmeester van de Kamp, was de enige naam die werd genoemd. Hij was niet blij met ons telefoontje: ,,Wanneer de prins je iets vraagt dan doe je dat. Je vraagt niet waarom.’’
We hadden dus maar één bron, maar vooral onze correspondent in de VS Fred Foppen hield de zaak scherp in de gaten. In feite in de nasleep van de Watergate affaire kwam de financiering door grote bedrijven van de Republikeinse partij via Liechtenstein en Zwitserland aan de orde. Ook dat Lockheed in feite de constructie van die andere vliegtuigfabriek Northrop op advies van de vriend van prins Bernhard, de Nederlander Fred Meuser, had gekopieerd.
In de vroege ochtend van 5 december 1975 was ik op de krant aan de Rotterdamse Witte Withstraat. Rien was er niet, want zijn zoon Jan werd net geboren. Fred belde of telexte met het verhaal van Hauser in de Wall Street Journal. Onze hoofdredacteur Herman Wigbold aarzelde geen moment toen ik zei: ,,Er is een tweede bron.” Zodoende openden we de krant die Sinterklaasdag met als kop: Prins Bernhard genoemd als ‘de hooggeplaatste Nederlander’.
Die avond was er een gala in het Amsterdamse Hiltonhotel waar ook koningin Juliana en prins Bernhard aanwezig waren. Ook Het Vrije Volk stond nog in de rekken, maar werd verwijderd.
Daarna heeft Nieuwe Revu, vanaf bijna een maand later, ons aardig bijgehouden. We hebben ook niks betaald.