A.D. 2080
‘Oma, vertel nog eens over vroeger! Ik vind dat altijd zo spannend. Hoe waren jouw opa en oma?’
‘Het waren lieve mensen. Ze pasten elke week op mij en mijn broer. Mijn opa kwam mij dan uit school halen. Ik zag hem dan al staan op het schoolplein en naar mij uitkijken, maar ik was erg verlegen en verborg me achter de andere kinderen zodat ik pas als laatste het schoolplein op liep. Dan gaf ik de juf een boks en gaf ik mijn opa mijn tas en liep dan met mijn pinkje in zijn pink naar huis.’
‘Wat is een schoolplein en waarom moest je dan opgehaald worden? Was je niet gewoon in de hologramklas dan?’
‘Nee, wij gingen in die tijd naar een ander gebouw. Daar waren klassen in gemaakt. Ruimtes waar je met een hele groep kinderen in samen zat met de juf of meester die ons les gaf. Voor dat gebouw hadden ze een plein gemaakt met klimrekken en glijbanen, waar je kon spelen. Gewoon in de buitenlucht. Hologrammen waren toen nog niet zo goed. Je moest nog echt ergens anders naartoe voor school’.
‘Wat raar! Kon je dan buiten spelen? Buiten de thuisatmosfeer? Dat is toch heel gevaarlijk?’
‘Ja nu is dat gevaarlijk, maar in die tijd was er nog een veilige buitenatmosfeer. Dat kun je je nu niet meer voorstellen.’
‘Jeetje, waren er nog meer rare dingen in die tijd? Nee, nee, wacht, wat was het aller, aller raarste dat je je kunt herinneren uit die tijd?’
‘Ehm….eens even denken. Ja… ik denk dat je het wel erg raar zult vinden dat mijn opa en oma en mijn eigen papa en mama ook trouwens, een kast hadden waarin ze dierenlijken bewaarden.’
‘Wat? Dierenlijken? Nee, dat kàn toch niet? Maar… waarvoor? Wat moet je daar nou mee?’
‘Nou, ze aten in die tijd dierenlijken. Stukken van kippen, varkens, koeien en zo. Die werden daar speciaal voor gekweekt. Als ze goed vet gemest waren, maakten mensen ze dood en sneden ze in stukken. Die stukken kocht je dan en die stopte je dan in een gekoelde kast zodat de stukken lijk niet gingen rotten.’
‘Gadverdamme. Wisten ze toen dan niet dat dieren gevoel hebben?’
‘Ja dat wisten ze maar al te goed. Mijn oma had vroeger thuis een tamme kip. Die noemde ze Betsy. Toen heeft haar vader Betsy op een dag doodgemaakt en werd zij opgegeten. Mijn oma wist niet dat de kip die zij at haar Betsy was. Toen ze het hoorde moest ze overgeven.’
‘Dus een andere kip at jouw oma wel, maar een kip die ze kende niet?’
‘Ja, dat klinkt gek hè. Ik denk dat het komt doordat de mensen de dieren niet zelf dood maakten. Dat deden anderen voor hen. In de stukken dierenlijk die zij aten kon je niet meer een dier herkennen, dus hadden ze waarschijnlijk geen medelijden. Weet je wat nu het aller ergste is?’
‘Nog erger? Nee, oma ik weet het niet. Kom toe vertel nou, ik wil het weten.
‘Er werden zo verschrikkelijk veel dieren gekweekt dat hun uitwerpselen en de stoffen die daarin zitten, zorgden voor een klimaatverandering. De aarde werd steeds warmer, er kwamen steeds grotere natuurrampen, zo erg dat we alleen maar konden overleven in de stevige thuisatmosferen die we nu hebben. We kunnen nu niet meer naar buiten en alleen met onze hologrammen andere mensen uit andere thuisatmosferen bezoeken… Maar nu genoeg voor vandaag. Het is de hoogste tijd om te gaan slapen. Ik sluit mijn hologram af. Krijg ik nog een handkusje? Welterusten lieverd. Morgen open ik mijn hologram weer om dezelfde tijd ok?’
‘Eh, nee oma, dat kan niet. Morgen is het onze beurt voor een jaar cyberslaap. Dat weet u toch?’
‘Och ja, kindje. Oma was het even vergeten. Daarna is het opa en oma’s beurt voor zo’n slaap. Dat had ik me ook niet kunnen bedenken toen ik zo oud was als jij, dat we om de beurt in cyberslaap moeten om energie te besparen. Nou dan duurt het ongeveer twee jaar voor we elkaar weer zien. Als ik tijd van leven heb. Dag lief kind.’
‘Dag oma…kusje!’