Jongeren die voor anderen zorgen zien zichzelf niet als 'mantelzorger'
Ongeveer een half miljoen jongeren van 16 tot en met 24 jaar zorgt voor een naaste met gezondheidsproblemen: in totaal gaat het om één op de vier jongeren. Dat blijkt uit nieuwe cijfers die het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) in de Week van de Jonge Mantelzorger publiceert. Dit gaat vaak goed, maar niet altijd. Eén op de drie jonge mantelzorgers voelt zich matig of ernstig belast. Het geven van mantelzorg heeft consequenties voor het welzijn en de toekomst van die jongeren. Een maatschappelijke discussie over de wenselijkheid daarvan is nodig, vindt het SCP.
500.000 helpende jongeren
Ruim een kwart van de 16-24-jarigen geeft hulp aan een zieke naaste. Het gaat om ongeveer 500.000 jonge mensen. Bijna een derde van de jonge mantelzorgers geeft intensieve hulp (dat wil zeggen hulp van minstens vier uur per week). Jonge vrouwen geven vaker intensieve mantelzorg dan jonge mannen. Jongeren geven vooral hulp aan een eerste- of tweedegraads familielid (85%); 15% biedt hulp aan een vriend of buur.
Móéten helpen
Twee derde kan, naar eigen zeggen, de hulpverlening goed aan. Een derde voelt zich matig belast (33%) en 3% ernstig. Bijna vier op de tien jonge mantelzorgers rapporteren positieve ervaringen. Intensieve helpers rapporteren zowel de positieve als negatieve gevolgen vaker dan de nietintensieve helpers. Zij zorgen ook vaker voor een huisgenoot, hebben vaker het gevoel dat zij wel móéten helpen en geven vaker aan vaardigheden te missen om de hulp te geven die nodig is.
Meesten zien zichzelf niet als matelzorger
Opvallend is dat een klein deel van de jongeren die hulp geven aan een zieke naaste (9%), inclusief de intensieve helpers onder hen (16%), zichzelf als ‘mantelzorger’ ziet. De meerderheid zegt geen hulp nodig te hebben. Maar als ze iets zouden wensen, dan zouden ze het meest geholpen zijn met begrip en waardering.Een meerderheid van de jongeren die hulp geven (72%) combineert deze taak op het moment van de enquête met het volgen van een opleiding. Een op de vijf vertelt de opleiding (bijvoorbeeld de mentor) hierover. De meesten zullen dit niet nodig vinden, omdat zij de hulp vanzelfsprekend vinden en/of lichte vormen van hulp bieden.Een op de vier van deze taakcombineerders geeft aan minstens maandelijks onvoldoende tijd aan school (huiswerk, voorbereiding van lessen of opdrachten) te besteden, waarbij de intensieve helpers dit vaker rapporteren.