CBS vergeleek Nederlandse ziekteverzekering met die in het buitenland
Het Nederlandse systeem van zorgverzekering, waarbij via private zorgverzekeraars de financiering van de (vooral geneeskundige) zorg plaatsvindt, is redelijk uniek in de wereld. Zwitserland heeft iets vergelijkbaars en de Verenigde Staten hebben met de invoering van de Affordable Care Act (Obamacare) hiervan ook delen overgenomen. Maar uiteindelijk wordt in Nederland nog een deel van de zorg uit de belastingen betaald via de overheidsbijdrage voor kinderen, en wordt een deel van de bevolking (deels) gecompenseerd voor de zorgpremie en eigen risico.
Voor de vergelijking zijn de buurlanden van Nederland gekozen, plus de Scandinavische landen, Spanje, Polen, Zwitserland omdat ook daar een verplichte zorgverzekering is, en de Verenigde Staten als groot niet-Europees land. Over Frankrijk waren helaas geen gegevens beschikbaar over opbrengsten van financieringsvormen.
Bij een vergelijking met andere landen worden de cijfers volgens het System of Health Accounts gebruikt. Daarmee zijn de definities eenduidig voor alle landen en is ook bepaald welke zorg wordt meegeteld en welke niet. De belangrijkste onderdelen die naast de medische en paramedische zorg ook meetellen zijn de behandeling, verpleging en persoonlijke verzorging binnen de langdurige zorg, preventieve zorg en de uitgaven om het gezondheidszorgsysteem te administreren en besturen.
Verdeling financiering zorg naar opbrengsten. Tabel CBS bron OESO / CBS
Er zijn ook landen die voor een belangrijk deel voor hun gezondheidszorg afhankelijk zijn van financiering vanuit het buitenland. Maar buitenlandse financiering hoeft niet altijd buitenlandse hulp te betekenen. In Nederland worden de uitgaven van inwoners met een EU-nationaliteit betaald door het EU-land van herkomst, en hoeven degenen die in Nederland wonen (en vaak werken) geen premie te betalen voor de zorgverzekering. Het gaat slechts om 0,03 procent van de uitgaven via de zorgverzekering. Voor de Nederlanders die in een ander EU-land (en enkele andere landen waar Nederland een verdrag mee heeft gesloten) wonen, betaalt de Nederlandse overheid aan het EU-land voor het gebruik van gezondheidszorg.
Uitgave in procenten BBP het hoogst in de VS
De uitgaven voor gezondheidszorg als percentage van het bbp zijn het hoogst in de Verenigde Staten, het laagst in Polen. In de andere hier gekozen landen ligt dit percentage tussen de 9 en 12 procent. Nederland bevindt zich in het midden met uitgaven voor gezondheid van 10,2 procent van het bbp.
De landen verschillen in organisatie en structuur van de financiering van de gezondheidszorg. Dat is duidelijk zichtbaar uit de verdeling van de financiering van de zorg naar de opbrengsten.
Uitgaven zorg als percentage BBP Tabel CBS
Centraal versus decentraal gefinancierde zorg
Aan de ene kant van het spectrum bevinden zich de landen met duidelijk door de overheid betaalde maar ook aangestuurde gezondheidszorg, aan de andere kant de landen waar de financiering wel centraal is geregeld, maar waar de gezondheidszorg (veel) minder centraal wordt aangestuurd. De landen zijn gerangschikt naar de relatieve inbreng van overheidsoverdrachten in de financiering. Bij Noorwegen gaat het om maar liefst 86 procent van alle financiering. Ook is bij Noorwegen geen vrijwillige verzekering gerapporteerd. Zweden, Denemarken en het Verenigd Koninkrijk zijn ook landen met een relatief hoog aandeel overheidsfinanciering. Meer nog: in die landen is er geen zorg die sociaal is verzekerd (zoals in een ziekenfonds bijvoorbeeld).
Finland en Spanje hebben wel enige sociale premies die bijdragen aan de financiering, maar zijn toch ook grotendeels landen waar de financiering van de gezondheidszorg afhangt van overheidsgeld. In de Verenigde Staten en Zwitserland speelt de verplichte (particuliere) verzekering een grote rol, met financieringsaandelen door nominale (niet inkomensafhankelijke) premies van meer dan 30 procent. In Nederland is dat 17 procent, omdat een groot deel via inkomensafhankelijke bijdragen wordt opgebracht, die als sociale premies worden gerekend. In België, Duitsland en Polen, maar ook in Nederland is het aandeel sociale premies meer dan 30 procent. In Duitsland en Polen is dat meer dan 60 procent.
Nederland heeft internationaal lage eigen bijdrage van zorggebruikers
Tot slot geeft het aandeel eigen betalingen ook inzicht in hoe afhankelijk een land is van de individuele draagkracht van haar inwoners. Eigen betalingen omvatten niet alleen de directe betalingen aan zorgaanbieders, vaak voor geneesmiddelen, tandheelkundige zorg, brillen of gehoorapparaten, maar ook de eigen bijdragen of eigen risico in verzekerde zorg.
In Nederland is het aandeel eigen betalingen in de uitgaven aan gezondheidszorg volgens de internationale definitie 10,6 procent (2019). Dat is laag in vergelijking met andere landen. In Zwitserland is het aandeel eigen betalingen maar liefst 25,3 procent. In de Verenigde Staten is het aandeel iets hoger dan in Nederland. Daarbij moet worden opgemerkt dat 10 procent van de Amerikanen niet is verzekerd, de resterende 90 procent is in meerderheid particulier verzekerd.
Opbrengsten financiering zorg en welzijn - Diagram CBS
Wie betaalt de rekening?
De uitgaven aan zorg en welzijn werden in 2019 uiteindelijk voor 36 procent betaald door sociale premies. Dat zijn de inkomensafhankelijke bijdragen voor de zorgverzekering en de Wet langdurige zorg. De overheid zelf draagt met overdrachten voor 34 procent bij. Dat is duidelijk meer dan in 2000, toen het 22 procent bedroeg. Ook hier zijn de effecten van het overbrengen van premiegefinancierde zorg via de AWBZ naar de gemeenten in 2015 zichtbaar. Een belangrijk verschil tussen 2000 en 2019 is de nominale zorgverzekeringspremie, die in 2019 14 procent van de uitgaven aan zorg en welzijn financiert.
De zorgverzekering zelf wordt uiteindelijk voor 31 procent gefinancierd uit de premiebetalingen aan zorgverzekeraars – na aftrek van de zorgtoeslag. De bijdrage van de overheid via de zorgtoeslag en de directe bijdrage voor kinderen omvat bijna 20 procent. De bijdrage via de sociale premies – de inkomensafhankelijke bijdrage – is bijna 50 procent (opgebracht door werkgevers, werknemers, gepensioneerden en zelfstandigen), terwijl de nominale premie voor 31 procent bijdraagt. Het eigen risico en de eigen bijdragen (zoals voor sommige geneesmiddelen) zijn niet meegeteld bij de zorgverzekeringsuitgaven, maar tellen mee als eigen betalingen van huishoudens aan zorgaanbieders. De andere premiegefinancierde verplichte verzekering, de Wlz, kent overigens een grotere bijdrage door de overheid, 27 procent in 2019.