In Memoriam: mr. Chris Veraart
Achttien september, jl. was de laatste dag van mijn verblijf in het A.Roland Holsthuis, het schrijvershuis in Bergen. Die dag sprak ik nog uitgebreid met Chris Veraart, de advocaat zwaar aan ms lijdend, mijn naaste buurman aldaar.
Op 27 september berichtte hij mij (per spraakcomputer) dat het weer slecht met hem ging en dat hij moest worden opgenomen. Jongstleden zaterdag kwam het bericht, dat hij was overleden.
Om hem, een bijzonder iemand, te gedenken publiceer ik hier (in verkorte vorm) het verslag wat ik van een vorig verblijf in Bergen (maart 2013) voor de Poëziekrant maakte.
In Bergen (N.H) aan de Nesdijk staat het A. Roland Holst huis.
Een charmant, met riet bedekt villaatje, waarin de dichter Adriaan ’Jany’ Roland Holst het grootste deel van zijn leven heeft door gebracht.
Het is nu in handen van de A.Roland Holst-stichting, die het pandje fraai gerenoveerd heeft en verhuurt aan het Bert Schierbeekfonds, dat het op zijn beurt tegen een matige vergoeding aan schrijvers ter beschikking stelt om er een tijdlang ongestoord te kunnen werken.
In mijn geval aan het gedicht ’Kaleidoscopie van een Jaar’. Het gedicht beslaat inmiddels dertig pagina’s, maar daar moet u, postmoderne lezer, niet van schrikken. Want het is niet een gedicht-uit-een-stuk zoals bv. Gorters ‘Mei’ - Gorter, die hier trouwens in de nabijheid heeft gewoond in het duinhuis ’De Verbrande Pan’ - maar een mozaïek van kleine haiku-achtige teksten, poëtogrammen, die stuk voor stuk ook heel goed afzonderlijk gelezen kunnen worden. Een voorbeeld. (Het was een koude lente, toen ik in Bergen vertoefde…).
Een neusverkoudheid
met nu en dan de snotbel
van een te vroege bloesem
Zo is de lente!
Maart snuit zijn gok!
De kabouter-villa bestaat uit een woon-werkkamer beneden, een keuken en een toilet. En boven uit een slaapkamer, een badkamer, een logeerkamertje, en… nog een piekplein werkkamertje.
Daar schreef de grote bard zijn gedichten. Hij moést dat daar wel doen, omdat zijn woon-werkkamer in de loop der tijd geheel verstopt was geraakt met boeken. Alleen een smal gangpad naar de keuken was nog open. Die gedichten scheef hij met de hand. Een specimen van zijn kleine, sierlijke handschrift hangt in het werkkamertje aan de muur. Naast de foto waarop Roland Holst Lucebert een jonge jenever inschenkt, want ook de Keizer van de Vijftigers was lange tijd een bewoner van Bergen, een waar kunstenaarsdorp tot op de dag van vandaag.
Het huisje is omringd door een kleine tuin, die verzorgd wordt door Maarten Min, broer van de dichteres Neeltje Maria Min. En in het schuurtje prijkt de Bert Schierbeekfiets, waarmee ik nu en dan tochten heb gemaakt in het prachtige duingebied en uiteraard ook naar het strand. Vanaf de Nesdijk naar zee is nauwelijks een kwartier fietsen.
In Bergen, zo dacht ik, moet het goed werken zijn, geen enkele afleiding, want ik ken er niemand.
Dat bleek niet het geval te zijn.
Ik kreeg namelijk een q.q.-uitnodiging als bewoner van het A. Roland Holsthuis voor de opening van een expositie, ondertekend door André Thompsen als voorzitter van de plaatselijke kunstenaarsvereniging.
Maar ik had André Thomsen natuurlijk, toen ik nog raadslid was in Rotterdam, in heel andere hoedanigheid leren kennen.
En wel als hoogleraar Woningverbetering en Woningbeheer aan de TU Delft. Schrijver van een kritisch rapport over de woningvoorraad van Nieuw Crooswijk. Een wijk die de gemeente Rotterdam toentertijd van plan was verregaand af te breken en ook afgebroken heeft. Het rapport Thomsen wees uit dat slechts 25% van deze nog door de fameuze architect Marinus Jan Granpré Molière gebouwde arbeiderswijk, hoefde afgebroken te worden en dat de rest in redelijke tot goede staat verkeerde, o.a. omdat een tiental jaren geleden nogal wat huizen een indringende opknapbeurt hadden ondergaan. De door de gemeente doorgedrukte afbraak – sinds het Bombardement heeft Rotterdam feitelijk niet meer zo’n rigide afbraak gekend- was uitvloeisel van de gemeentepolitiek van gentrification.
Met frisse nieuwbouw wilde de gemeente middengroepen lokken naar zwakke voormalige arbeidersbuurten om zo de sociale cohesie aldaar op te krikken.
Nieuw Crooswijk verzette zich daartegen. Terecht. Als er één buurt in Rotterdam was, waar nog een behoorlijke mate van sociale cohesie bestond, dan was het Nieuw Crooswijk.
Bij wijze van ludieke actie ben ik er nog een tijdje ’Burgemeester van Nieuw Crooswijk’ geweest. Zogenaamd zou Nieuw Crooswijk zich gaan afscheiden van het inhumane Rotterdam. Als mijn burgemeestersketen fungeerde … een fietsketting.
Inmiddels ligt de kaalslag stil aldaar. Niet door (voortschrijdend) inzicht van de gemeente
maar door de crisis. Omni incommodo, suum commodo…. zoals een gevleugeld woord luidt van Nederlands enige wereldbefaamde filosoof, Johannes Cruyffius, ofwel: Elk nadeel heb se voordeel!
Dus met André Thomsen een goed gesprek gehad. Ook over zijn betrokkenheid bij de woningbouwvereniging Woonbron en de aankoop van de ss Rotterdam. Dat was mij niet bekend.
Terug naar Bergen. Vlakbij, op de hoek van de Nesdijk en de Meerweg in het huis Bornholm, bleek dus Chris Veraart te wonen. Chris was net als ik van professie jurist. Drie jaar later dan ik kwam hij in Leiden aan. Ik was toen praeses (voorzitter) van de (toen nog) R.K. Studentenvereniging Augustinus. Het is dan 1964. En twee jaar later is Chris van die vereniging quaestor (penningmeester). Als advocaat heeft hij furore gemaakt als succesvol verdediger van mensen, die vals beschuldigd werden van zedenmisdrijven. Hij heeft daar ook een boek over geschreven: Valse Zeden.
Maar hij is ook de man, die ervoor gezorgd heeft dat er paddentunnels onder de Meerweg tegenover zijn huis zijn aangelegd, zodat de padden op weg naar hun broedgebied niet langer werden doodgereden.
En ook niet onbelangrijk, hij heeft de Eerste Bergensche Boekhandel geholpen door de miljonairs van Bergen samen met buurman Vroom (ja van de Vroom & Dreesman-familie) bijeen te roepen en hen over te halen te investeren in het pand van de Eerste Bergensche Boekhandel, om zo de boekhandelaren Karien Hilbers en Thomas Swinkels bij het uitoefenen van hun ondernemerschap wat steun in de rug te geven.
Het was mij bekend dat hij aan MS leed. Een ziekte die langzaam, jaar na jaar, van kwaad tot erger gaat.
Eigenlijk, zo bleek mij tot mijn schrik, was Chris inmiddels nu vrijwel geheel verlamd. Maar geestelijk allerminst gebroken en hij droeg zijn lot met een welhaast Franciscaanse blijmoedigheid. Ik kan het niet anders zeggen.
Wij hebben dan ook, tv-kijkend op de 13de maart 2013, het ’habemus papam Franciscus Primus!’ uitbundig gevierd. De keuze van Bergoglio de pastorale Argentijnse kardinaal tot paus viel bij ons, twee buitenkatholieken of hoe je dat noemen moet, in goede aarde.
Ik moest bij hem dan wel het jeneverglas aan de mond zetten. Want zelf kon hij dat niet meer.
Bij die gelegenheid drong hij er bij mij op aan dat ik een gedicht zou wijden aan de nieuwe kerkvorst. Want dat het heel bijzonder was dat een prominent lid van de Jezuïetenorde zich noemt naar Franciscus, stichter van een geheel wat nederiger orde, de Franciscanen. Die naamkeuze was een programma. Was Franciscus niet de patroon van de armen (én van de dieren)?
Misschien ging er nu eindelijk eens een verfrissende wind door de aloude Moederkerk waaien, wie weet... Maar daarover was ik een flink stuk sceptischer dan Chris.
Maar dat gedicht, dat kon ik hem niet weigeren.
De volgende dag dus om de nodige inspiratie op te doen gefietst naar de Benedictijnerabdij Sanctus Adelbertus in Egmond Binnen. Zo’n negen kilometer op de Bert Schierbeekfiets.
De abdij zelf bleek niet open voor publiek. Wel de kaarsenmakerij annex winkel.
De typisch roomse geur een mix van kaarsenwalm en wierook was er bijna te proeven. Tenslotte huiswaarts gegaan noch met kaarsen noch met wierook maar met een sixpack van het voortreffelijke Abdijbier Miraculum Novum Sancti Adelbertini. Dit uiteraard om het ontstaan van het gedicht te bevorderen.
Later, veel later, toen ik weer terug was in Rotterdam, kreeg ik de volgende email van Chris: (per spraakcomputer).
Wat is de maand maart omgevlogen. Zo was je er zo was je weer weg.
Soms konden we praten, soms een borrel - hoogtepunt was de kennismaking met je vrouw Marieke - dan weer bleef het bij zwaaien vanaf de Nesdijk. Onze wederzijdse vriend Kees Schuyt ging van mij op Bornholm naar jou toe. Jouw bezoekers, waaronder de baardige Jan Put, zwaaiden naar mij.
Ik mis jouw aanwezigheid in het A.Roland Holsthuis nu al.
Flarden van Leidse herinneringen ophalen. Jou aan mijn keukentafel uit je eigen werk horen voorlezen.
Dezelfde tuinman, de broer van Voor Wie Ik Liefheb Wil Ik Heten.
Jij bent door de tijd nog tamelijk ongeschonden. Hoewel jonger is voor mij de winter van het leven al duidelijk aangebroken. Zo gaan die dingen.
Dank voor het gedicht 'De Dwaze Moederkerk'.
Chris
Kees Schuyt is de biograaf van de dichter-criminoloog Willem Nagel/J.B.Charles, van wie wij beiden leerlingen zijn.
Jan Put is Jan van der Putten, de voormalige Volkskrantcorrespondent voor China, zelden in Nederland, maar toen om de laatste hand te leggen aan zijn nieuwste boek over het Aloude Middenrijk - China, wereldleider. Drie toekomstscenario’s.
Met Jan ben ik gaan lunchen in het vermaarde Bergense etablissement Het Huis met de Pilaren. Uiteraard aan het tafeltje, waar Roland Holst als stamgast placht te zitten.
Onverwacht ontving ik later die dag, maar daarom niet minder aangenaam, Hoog Damesbezoek, de dichteressen Hester Knibbe en Neeltje Maria Min op wandeltocht door het Bergense duingebied.
En verder was het Aan het Werk!
Op eerste paasdag 2013 kwam aan mijn semi-retraite een einde. Terug naar de havenstad.
Met ’Kaleidoscopie van een Jaar’ in hoge mate voltooid in mijn koffertje. Hier volgt het einde:
Alleen als de drie mooiste vrouwen van Europa
naakt onder je kerstboom staan
met de Nobelprijs
(die voor de Vrede…)
wordt het een gelukkig Nieuwjaar
Alleen dan?
Alleen dan!
Wat een optimisme!
En natuurlijk het gedicht ‘De Dwaze Moederkerk’.
De Dwaze Moederkerk
De vromen van de Moederkerk spreken mij aldus toe:
,,Hoor de engelen ’s ochtends jubelen boven de korenvelden
het Loflied van Franciscus op de zon!”
,,Dat zijn geen engelen, vromen, dat zijn leeuweriken!’’
,,Maar wat gelooft u dan wél, meneer K.?’’
‘Ik geloof in Maria
En dat Zij bestaat
uit Drie Personen
Maria de Moeder,
Maria de Dochter
&
Maria de Heilige Geest’
(& hors concours: Maria Magdalena…)
En dát sinds 13 Maart 2013, want sindsdien
Habemus Papam
Argentinam!
Dwaze Moeders van Argentinië, Bid Voor Hem!