Het Drinkgelag met Ruud Lubbers

09 juli 2023 door Manuel Kneepkens
Het Drinkgelag met Ruud Lubbers
Ruud Lubbers in 1989 - Foto Rob Croes / Anefo Nat. Archief cco

Ruud Lubbers was premier van drie kabinetten. De langst zittende premier (vóór Mark Rutte), de jongste minister ooit en succesvol fractievoorzitter van het toen net ontstane CDA, dank zij hem op een gegeven moment de grootste partij. Hij doorstond als premier de economische crisis van de jaren tachtig en de kruisrakettenkwestie. Lubbers ontwikkelde zelfs een eigen taal ‘het Lubberiaans’. Maar hoe was Ruud Lubbers nu privé? Daarover is weinig bekend. Maar ik heb hem een keer persoonlijk ontmoet, heel persoonlijk. Dat kwam zo.

Ik woon sinds jaar en dag in Kralingen en wel op de Voorschoterlaan. Naast mij was, tot voor een jaar of drie geleden, de befaamde Kralinger Kapsalon Grund gevestigd. In die salon placht toute Vrouwelijk Hoger Kralingen haar kapsel te laten optutten. Ook Ria Lubbers. Daar kwam ik als volgt achter.

Damesjeep

 Op een bepaald moment bleek er een ‘Damesjeep’ voor het raam van mijn werkkamer was geparkeerd. En daaruit schetterde luidkeels muziek. Vader Abraham. Zoiets. Niks Vivaldi…

Ik ging de kapsalon in en vroeg, zou de dame die haar autootje voor mijn werkkamer heeft geparkeerd, zo goed willen zijn om de muziek uit te zetten?
Het bleek Ria Lubbers. Zij verontschuldigde zich met de woorden: ‘Ja, laatst is voor ons huis op de Lambertweg bijna de auto van mijn man gestolen. En zo, met de radio aan, kan ik de mijne in de gaten houden.’
Dat van die bijna gestolen auto, dat wist ik. Dat had in alle kranten gestaan. Ruud Lubbers had de dief op heterdaad had betrapt, toen die aan zijn auto zat te morellen. En hij had die dief, die vervolgens op de vlucht was geslagen, persoonlijk samen met zijn zoon, achtervolgd, waarbij hij languit in een kippenhok was gevallen… de minister-president van Nederland onder de kippenstront, reden tot (besmuikte) landelijke hilariteit.

En ook was er toen een rechtse columnist, zo herinner ik mij, die verontwaardigd schreef: “In wat voor godvergeten land leven wij, waar de premier zelf zijn boeven moet vangen?!”

Een jaar later mocht ik samen met Ria Lubbers het Toy Toy museum van Flos Mars op de Groene Wetering openen. Een museum met naast de eerbiedwaardige antieke poppencollectie, een verzameling vooroorlogs blikken speelgoed. Poëtisch speelgoed. Ria hield een speech en ik las een gedicht voor, speciaal voor die gelegenheid geschreven. 


Overdag zaten Ze doodstil in hun vitrines

​pronkend met hun tierlantijnenjurken

van zijde, satijn & mousseline
maar vlak na middernacht, dan had je...

Hop, Marianneke, stroop in het kannetje!

.. de Poppen aan het dansen! Le Cotillon!
Vanaf de Bataafse Republieke richting Nu!

O, Toy Toy museum, intiem speelgoedparadijs
waar autocoureur uit de Roaring Twenties
opgewonden (door blikken sleutels in hun blikken ruggen)
klokslag twaalf plots gouden rondes
draaide om de (volle) maan

alsof Kralingen...Monaco! Alsof de Groene Wetering
het Dejeuner sur l'herbe van Manet
s p i e g e l b e e l d i g
als langoureuze picknick van Grace Kelly, Prinses Gracia
met twee ontblote gentlemen

en/ of de Duke of Windsor & in smoking Mrs Simpson
vooroorlogs champagne nippend, savourerend kaviaar
Hij: een (gerestaureerde ) Teddybeer
Zij: een American socialite, zijn Nanny, levenslang

Kralingen: Niemand is van (mahonie)hout
iedereen is van lila zuurstok hier!

Will you still need me, will you still feed me
when I'm sixtyfour?

Popmuziek, verbleekt, voor Barbiepoppen. Neon avondrood.

Gedicht, iets veranderd , onder de titel Toy Toy museum (gesloten, allang) opgenomen in Lustvol Kralingen, Gedichten ( Studio Pieter Kers, Rotterdam , 2023)  

Nu had ik in die tijd, nu en dan, de beschikking over een schrijfonderkomen op het landgoed De Aelshorst bij Dalfsen. Een verbouwde schuur. Dat landgoed bleek te grenzen aan het (kleinere) landgoed De Bronkhorst, dat Ruud Lubbers bleek te hebben opgekocht om er na zijn aftreden als premier, te gaan wonen.

Ontmoeting

Op een van mijn fietstochten kwam ik ze tegen in het bos, Ria en Ruud Lubbers aan de wandel.
“Nee, maar, ” zei Ria: “daar heb je meneer K., die woont naast mijn kapster. De dichter, je weet wel, de man van de Stadspartij!” Ik stapte van mijn fiets af. En schudde handen. De Stadspartij bleek aan Ruud Lubbers volledig ontgaan te zijn. Zeker te druk gehad in zijn Ivoren Torentje in Den Haag met het land te regeren om op het thuisfront te letten...
“In Kralingen kun je ons geen buren noemen, ” zei ik: “Tussen jullie huis en het mijne is het gauw vierhonderd meter. De Avenue Concordia. De Hoflaan. De Slotlaan...

(Ooit had ik geschreven, ongetwijfeld in een kortstondige  aanval van hulpeloze linkse woede – ja, dat overkomt mij soms:

                     Het huis van de minister-president

                    ligt op een steenworp afstand

                    van het mijne

                     Waarom werp ik die steen niet?

Maar dat  wisten Ria & Ruud Lubbers gelukkig niet...)

...maar hier is er tussen jullie onderkomen en het mijne alleen maar bos. Hier zijn we buren. Kom eens langs om een borrel te drinken. Dan spreek ik jullie bij over de Rotterdamse politiek.”

daar heb je meneer K., die woont naast mijn kapster

Terwijl ik dat zei, dacht ik, dat gaat nooit gebeuren.. Ik vertelde het voorval niet eens aan Marieke mijn vrouw, die een paar dagen later naar Dalfsen kwam. Wij zaten, na haar aankomst, aan de borrel achter de schrijfhut. Ik met mijn rug naar het zijpad langs het huisje en Marieke met het zicht daarop.

Op een gegeven moment hoorde ik geluid van een fiets achter mijn rug. ‘Verrek, het is Lubbers! ” ontsnapte Marieke aan de ‘omheining van haar tanden.’

En inderdaad, het was Lubbers op een oude, zwarte fiets. Hij kwam voor de beloofde borrel, maar vrolijk gezelschap was hij niet. Integendeel , hij was duidelijk ‘in een zwart gat gevallen’. Hij vertelde ons over zijn laatste dag als premier. Je vaste chauffeur rijdt je naar huis, schudt de twee ‘loodgietertassen’ leeg op de keukentafel en dat is dan dat.

De uitdrukking ‘in een zwart gat heb ik toen voor het eerst in zijn volle omgang  begrepen.

Later, veel later, toen ik ophield als fractievoorzitter van de Stadspartij in de gemeenteraad van Rotterdam, is mij dat woord vaak standaard toegevoegd door de Rotterdammers “Meneer K., valt u nu niet in een zwart gat?”.

Tenslotte ontwikkelde ik daar de volgende mantra voor als 'gevat' antwoord 

“Nee, mevrouw, ik ben dichter. En dat is het Zwarte gat”

Ik stelde Ruud Lubbers die namiddag de troost van de poëzie voor – ja, je bent dichter of je bent het niet – of op z’n minst de troost van de literatuur. Daar had ik een punt. Zeker, boeken lezen, daar had hij nu alle tijd voor. Geen staatsstukken meer!

Ik ging verder. Waarom ging hij zelf niet schrijven? Bijvoorbeeld zijn memoires. In Angelsaksische landen, en trouwens ook in Frankrijk, is dat heel gebruikelijk voor een vooraanstaand politicus. Het is mij altijd een raadsel geweest, waarom dit in Nederland niet zo is. Ja, memoires, daar had hij ook al aan gedacht. Althans aan het schrijven van een boek .

ik stelde Ruud Lubbers die namiddag de troost van de poëzie voor

Het was zelfs min of meer de reden, waarom hij Bronkhorst, deze uithoek achter Dalfsen, als verblijfplaats had verkozen. Dat was omdat Ruys de Beerenbrouck, voor hem in Den Haag de langst zittende premier (althans op dat moment), en eveneens als hij katholiek, na afloop van zijn premierschap, ook dit deel van Overijssel, Salland, had opgezocht.

Hij zei dat zo somber, dat ik dacht, dat moet ik nog zien. Dat wordt geheid een writers bloc.

Ik trachtte hem nog op te vrolijken, door te vertellen dat ik in mijn studententijd praeses was geweest (in 1964) van de R.K.S.V. Sanctus Augustinus in Leiden,  waarvan de eerste praeses (in 1895 !)… Ruys de Beerenbrouck  was. En dat hij, Ruud Lubbers, mij en mijn mede-eerstejaars, toen ik in Leiden aankwam en lid wilde worden van ‘Stinus’,  op het novietenkamp op Oud-Poelgeest had toegesproken.

Een bekwame minister-president

Dat laatste in zijn hoedanigheid  van praeses van de U.K.S.V , de unie van katholieke studentenverenigingen, want Ruud Lubbers was als student al een druk besturend baasje. Het hielp weinig.

Maar dat van dat boek, dat is wel degelijk  gebeurd. R. Lubbers , Geloof in de samenleving, Ruys, Klompè, Lubbers (Nijmegen, 1998 )

In feite zaten Marieke en ik daar die zomeravond met een depressieve man. Nadat we gedrieën gezamenlijk twee flessen wijn soldaat hadden gemaakt, stapte Ruud Lubbers enigszins wankelend op de fiets en verdween in de zomernacht.

Hij liet mij met stekende hoofdpijn achter. Iets wat ik vrijwel nooit heb. Zelfs niet na heel wat erger drinkgelagen dan die avond in Dalfsen. Zo zwaar had Lubbers somberheid op mij ingewerkt.  De Black Dog  noemde Churchill dat, die er ook behoorlijk last van schijnt te hebben gehad. (Bestaat er soms een speciale tak van somberheid:‘Staatsmanssomberheid’?  Je zou het haast gaan denken)

Met Ruud Lubbers verdere carrière is het sindsdien niet goed gegaan. Had hij eindelijk zijn draai gevonden als Hoge Commissaris voor de Vluchtelingen,  maakte een soort van # Me too actie avant la lettre een abrupt einde aan zijn carrière bij de VN. Hij zou een feministisch angehauchte dame in de billen hebben geknepen bij het fotokopieerapparaat...

Laten we hem gedenken, zoals hij op zijn hoogtepunt was, niks geen Balkenende, niks geen Rutte, een bekwame minister-president.           

(uit : Berichten uit King Kong-city, work in progress)

Meer over:
Cookies

Deze website gebruikt noodzakelijke cookies voor een correcte werking en analytische cookies (geanonimiseerd) om de statistieken van de website bij te houden. Marketing cookies zijn nodig voor laden van externe content, zoals YouTube-video's of widgets van Sociale Media. Zie ons cookiebeleid voor meer informatie, of om je instellingen later aan te passen.