Koopkracht daalt 6,8%: onzekerheid, armoede
De koopkracht daalt door de oorlog en door de inflatie met gemiddeld 6,8% . Dat meldt het CPB in haar raming voor 2023. Doordat vooral de prijzen van energie en levensmiddelen omhoog gaan, valt de vermindering van koopkracht nog hoger uit voor mensen met een laag inkomen. Die geven een groter deel van hun inkomen uit aan die twee zaken dan bijvoorbeeld, de mens met een modaal inkomen met zo'n 2980 euro per maand. Het aantal huishoudens dat officieel in armoede leeft kan, nadat de tijdelijke hulpmaatregelen wegvallen, naar 900.000 gaan, een toename van 80%.
De lage-inkomensgrens staat voor een vast koopkrachtbedrag en wordt jaarlijks gecorrigeerd voor de prijsontwikkeling. In 2020 lag de grens voor een alleenstaande op netto 1 100 euro per maand. Voor een paar zonder kinderen was dat 1 550 euro, en voor een paar met twee minderjarige kinderen 2 110 euro. Voor een eenoudergezin met twee minderjarige kinderen bedroeg deze grens 1 680 euro. (info CBS) |
Kwetsbare huishoudens
De koopkracht gaat onderuit, voor de laagste inkomens komt de klap dankzij het tijdelijke beleid pas volgend jaar. De combinatie van hoge inflatie en gematigde loonstijging leidt tot een forse daling van de koopkracht van in doorsnee 6,8% in 2022. Dat geldt niet voor huishoudens met een inkomen tot 120% van het sociaal minimum, die dit jaar profiteren van de energietoeslag van 1300 euro. De energietoeslag bereikt echter niet alle kwetsbare huishoudens, de eerdere stresstest van het CPB liet zien dat er ook boven de 120% van het sociaal minimum nog een aanzienlijk groep is die risico loopt om niet rond te komen. Doordat de energietoeslag eenmalig is, wordt bij de inkomensgroep tot 120% van het minimum juist in 2023 een forse min zichtbaar.
Komend jaar is de koopkracht voor de meeste andere groepen in doorsnee licht positief, dit is vooral het gevolg van de bij het coalitieakkoord afgesproken lastenverlichting en de verhoging van het minimumloon, inclusief de doorwerking daarvan op de uitkeringen.
Economische onzekerheid
De onzekerheid over de economische ontwikkeling is nog altijd zeer groot. Het verloop van de oorlog in Oekraïne is van grote invloed. Er zijn ook andere risico’s: er is nog altijd de dreiging van een nieuwe coronagolf, ook bestaat het risico dat centrale banken er niet in slagen de inflatie te beteugelen, dan wel dat ze nog harder moeten ingrijpen om inflatieverwachtingen niet te zeer te laten toenemen. Oplopende renteverschillen in het eurogebied kunnen ook tot spanningen leiden. Gezien deze risico’s en gegeven de zeer gematigde groei valt zeker niet uit te sluiten dat er zich enkele kwartalen van negatieve groei zullen voordoen (een technische recessie). De betekenis daarvan dient overigens niet overschat te worden, de krappe arbeidsmarkt maakt een snelle oploop van de werkloosheid bijvoorbeeld onwaarschijnlijk.
Een opwaartse onzekerheid bij de raming is – naast een beëindiging van de oorlog en daling van de energieprijzen – dat de consumptie hoger kan uitvallen als huishoudens het tijdens corona opgebouwde spaargeld uitgeven.
Veel onzekerheid dus voor de meeste inkomensgroepen, maar duidelijk het meest somber voor de inkomens rond en onder de lage inkomensgrenzen van bijstand en AOW als enige inkomstenbron.