Robocops: Het moet niet gekker worden!
Loop voor de zoveelste keer door het Centraal Station, richting Centrum, om wederom te ontdekken in een constant wijzigend doolhof te belanden. Waar je gisteren nog rechtsaf mocht, is het nu linksaf en drie dagen later rechtdoor, sla om, ga om, de chaos compleet. Uitkijken voor trams, bussen en auto’s, die steeds weer van andere kanten aankomen.
Die overlast moeten we maar pakken, in ruil voor een totaal vernieuwd Centraal Station in 2012. Of wordt het 2013, 2114 of wel 2015, vanwege de kredietcrisis?! Overlast, irritaties alom.
Maar soms wordt de ergernis even te veel. Als wijkbewoner van de Provenierswijk hebben we daar talloze vergaderingen aan gewijd. En in aantal gevallen wonnen onze bewoners het van de autoriteiten (gemeente en Pro-Rail). Wat een feest, dan gingen de vlaggen bij ons uit. Een kleine gewonnen revolutie van ons kleine dorp tegen de grote stad. Tot dat voor de zoveelste keer je klomp breekt als het om verdere tolerantie gaat van overheidsdienaars.
De gegoede burgers worden onnodig aangepakt met proces-verbaal en al. Maar het ware kwaad en het tuig dat elke keer weer onze veiligheid bedreigt durven ze niet aan te pakken, zoals het hoort.
Was het vroeger meer ‘blauw’ op straat, tegenwoordig is er een nieuwe colonne bij gekomen in het zwart gekleed. In de volksmond worden ze reeds ‘Robocops’ genoemd, zoals je die ziet in future films. Op hun mouwen staan blauwe emblemen met ‘Veiligheid’.
Dat de veiligheid in onze stad de laatste paar jaar weer te wensen over laat is een feit. Maar de directe oorzaken daarvan zijn bekend en worden allesbehalve adequaat aangepakt. Wel de gegoede burgers, waarvan je soms steeds meer gaat denken, ‘we leven in een politiestaat’.
Dat kan nooit de bedoeling zijn. Wel orde en veiligheid in goede harmonie met de burgerij.
Tafereel
Het volgende tafereel doet zich voor bij het Groothandelsgebouw. Er staan vier mannen en vrouwen in het zwart die in drukke discussie zijn met een klein mannetje op een fiets. Het mannetje, kalend en met een brilletje op, schat ik begin in de vijftig jaar. Overigens keurig gekleed, helemaal niets mis mee. Eerder een modelburgertje.
Nieuwsgierig en deze keer in mijn hoedanigheid als journalist – persvrijheid weet u wel – blijf ik staan om te analyseren en te horen wat hier gaande was. Het bleek dat het mannetje, na het verlaten van het Centraal Stationgebied, ter hoogte van het Groothandelsgebouw op zijn fietsje was gestapt. Daarvoor werd hij aangehouden en streng berispt door de vier Robocops. Eentje stond daarbij op zo’n nieuw ding – hoe heet dat ook al weer – op twee wielen die elektronisch worden voortgedreven. O ja, een ‘Segway’ Dus zeg maar een soort van verhoogde autoped van vroeger, maar dan automatisch. Hij toornde ver boven het kleine mannetje uit, inclusief een tien centimeter boven mij, terwijl ik met mijn 1.90 meter toch niet bij de kleinsten behoor. Zeer irritant, arrogant zelfs.
Ik sta op twee meter afstand van het gebeuren. Bemoei me nergens mee, kijk alleen maar en luister mee als een soort van ‘buitenaardse’ waarnemer.
Het mannetje zegt: ‘Hier staat nergens dat je hier niet fietsen mag bij deze bouwput. Bovendien loopt hier een witte baan van een meter breed. En dat is toch zeker een fietspad!’
,,Neen’’, roepen de Robocops in koor, ,,dat is geen fietspad, maar een blinde geleidestrook voor blinde mensen!’’
Ik kijk in het rond en zie nergens een bord of aanduiding (met rood-witte-blokken) dat hier op duidt. Ook voor mij een volkomen verrassing, nooit geweten in al die tijden dat ik het CS passeer. Wie weet dat eigenlijk wel?!
Dringend
Het mannetje zegt nu: ,,Ik heb dringend een afspraak in de stad. Laat u mij toch doorgaan, ik loop dat stukje dan wel, maar laat u mij gaan!’’
,,Neen’’, roepen de Robocops weer in koor, ,,u krijgt van ons een bekeuring’’.
Ik zie het mannetje nu rood aanlopen van kwaadheid. Hij briest: ,,Moeten jullie soms geld ophalen van minister Bos om met onze centen al die banken weer te gaan betalen?!’’
De Robocops trekken nog feller van leer en van het mannetje was het misschien niet verstandig om zo’n opmerking te maken. Maar wel zeer begrijpelijk. En zeker niet kwetsend of scheldend, bedoeld.
Het zwarte bekeurboekje wordt onverbiddelijk getrokken.
Het mannetje, inmiddels paars aangelopen: ,,Zijn jullie hier nou alleen maar om goede burgers te sarren?! Ik loop nu ook mijn belangrijke afspraak nog mis!’’
Zo’n tien meter verder zie ik nog een Robotcop staan, kaal en gorilla-achtig, die mij nu in het vizier heeft gekregen. Via een apparaatje zoekt hij contact met de hoog verheven ‘autoped’ die vervolgens elektronisch gedreven naar de gorilla rijdt! Wat een ironie, denk ik nog.
Een fietser aanhouden op twee wielen en die in mijn ogen onnodig bekeuren en zelf het goede voorbeeld te geven door, net als in een science-fictionfilm, op twee wielen zoevend rond te rijden. Letterlijk hoog, boven het volk verheven.
Sommeren
Nu ben ik kennelijk aan de beurt.
De twee Robocops, de één weer rijdend en de ander lopend, komen als één man op mij af. Met een glimlach wacht ik ze op. De Robotcop op wielen spreekt mij van boven af – hoe autoritair totaal verkeerd – vermanend aan: ,,Wij sommeren u om door te lopen!’’
Het kleine mannetje is eveneens nog lang niet van zijn Robocops af. Terwijl ik hem in de gaten blijf houden, antwoord ik resoluut: ,,Geen sprake van. Ik loop niet door, ik sta hier mijn werk te doen, net als u’’.
Eerst zie ik verbaasde gezichten, dan een greep naar hun handboeien en vervolgens herhalend: ‘Doorlopen, wij sommeren u om door te lopen!’’
Weer weiger ik.
Dan zegt ineens de ‘gorilla’ ietwat onzeker: ,,Wat bent u dan van u beroep? Wilt u zich legitimeren!’
Ik pak vervolgens uit mijn binnenzak mijn internationale perskaart (‘het rode boekje’) van de Nederlandse Vereniging van Journalisten (NVJ), waar ik reeds dertig jaar trouw lid van ben. De gorilla snuffelt er in en mompelt iets over de geldigheidsdatum, die het afgelopen jaar was aangepast. Net als het kleine mannetje moet ik nu moeite doen om ook niet rood aan te lopen.
Ik keek echter op mijn klok en zag dat ik nog een paar minuten had voor mijn afspraak bij het Centrum Beeldende Kunst. Niet om eieren te kiezen voor mijn geld – ik stond daar volkomen terecht als journalist met bijbehorende politieperskaart – maar omdat ik geen zin had verdere tijd te verdoen met het praten tegen een muur. Daarom zei ik nu: ,,Ik loop alleen door als ik uw naam krijg.’’
De gorilla keek me wantrouwig en schuin aan en sprak als een boer met kiespijn: ,,Mijn naam krijgt u niet! Maar u kan wel mijn nummer krijgen…’’.
De Robotcop op wielen zong intussen een toontje lager.
Collega-gorilla gaf intussen, noodgedwongen, zijn nummer. En terwijl ik zijn nummer opschreef riep ik al weglopend: ‘U hoort hier meer van’.
Bij deze, dus.
Hoe het verder met een kleine mannetje is afgelopen weet ik niet. Wel dat ze bij mijn heen gaan, nog steeds met hem bezig waren. Al met al zeker meer dan twintig minuten!
‘In wat voor maatschappij zijn wij belandt?’, vroeg ik mij hoofdschuddend af op mijn vervolgweg.
Intussen zag ik allerlei groepjes drugsdealers staan, die ik inmiddels fotografisch uit mijn geheugen ken. Die als koeriers de harddrugklanten staan op te wachten bij het Centraal Station. En die buiten het Centraal Station vreemdelingen dope staan aan te smeren in achteraf-huisjes en rondrijdende drugs-automobieltjes.
Leve de Robocops!
Hoezo meer veiligheid op straat?!