Het sprookje van bloemenkoning Jan Schoots
Over de aimabele, op zondag 26 oktober jl. overleden, 'bloemenkoning' Jan Schoots valt veel te vertellen. In 1990 maakte toenmalig Vrije Volk verslaggever en medeoprichter van Vandaag&Morgen, Jim Postma voor Het Vrije Volk van 6 maart 1990 het volgende portret.
Het sprookje van bloemenkoning Jan Schoots
’t Klinkt als een sprookje. Zo’n dertig jaar geleden met een lege avonturier met een bloemenmandje onder zijn arm door de stad. Hij trok van huis tot huis, drukte op de bel en riep: “Mooie snijbloemen, verse bloemen te koop.” Hij stapte ook af op een bakfiets, kreeg een standplaats aan de schapenkade en staat hij bekend als de bloemenkoning van Rotterdam. Zijn duizenden klanten, kennissen en vrienden kennen hem bij name: Jan Schoots. Zijn specialiteit: bloemenzaken op het Binnenwegplein, hoek Karel Doormanstraat voor Ter Meulen.
Maar wie eigenlijk is deze beminnelijke bloemenkoning? Eén ding staat vast: zijn wortels liggen bij de Rotte. Wat volgd naar zijn dromen werken uit zijn geboren ondernemerschap. Hij was van huis uit geen Rotterdammer. Jan woonde vijftien jaar aan de Rotte, waar hij voor Rotterdam was “on the move” van het dorp Terbregge naar de grote stad. Op een dag riep Karel Doormanplein. “Ik kom uit Rotterdam!” klonk het dromerig, als de datum waarop alles begon.
Jan’s jeugd speelde zich grotendeels af aan de Rotte en in Hillegersberg. Hij woonde met een groot gezin. Zijn ouders hadden een behoorlijk bedrijf, een enorme kwekerij met talloze kassen aan zowel de Rotte als de rivier. “Het was een schitterende omgeving”, zegt Jan, “bijna sprookjesachtig mooi.” Zijn jeugdherinneringen bestaan uit varen, zwemmen, skieën, vissen en schaatsen. De mensen uit de omgeving genoten van het landschap zoals toeristen dat doen. Jan neemt zijn koffie als hij nu lachend: “Maar ik belandde als bordewasser in een restaurant in Kortrijk, daarna kwam ik in Kjøbenhavn terecht. Van Barmen in Parijs, Luxemburg en Bahrein, ik stak veel op van het vak. Uiteindelijk kwam ik terug naar Nederland en begon als schilderjongen maar kon mijn draai niet vinden. Toen kwam ik in de horeca terecht en dat was het begin van een heel avontuurlijk leven. Het was een spannende tijd met veel rotzooi en lol.”
“Met een paar florijnen en een krat om groente mee te vervoeren begon ik met bloemen. Dat was op een goeie dag op het moment dat ik een ondeugende jongen was die ook wel eens in overtreding was met soms iets te veel vrijheid. Als je tot hier nog leest snap je het minste van me. Ik kreeg bij de oude Van der Jagt bij de bloemenzaak Banthuyn te Balis, Utrecht, tot op het moment de beste opleiding en leerschool die ik me kon wensen. Ik kreeg van de eigenaar de vakkennis bijgebracht tot in de puntjes en overal waar de ander geen raad mee wist, daar ging ik in. Jan met de pet.”
“Maar die rol kreeg een keerzijde. Er kwam een dag dat ik met de verkeerde mensen in aanraking kwam. De onderwereld kent ook zo zijn trekken. Het was een tijd van veel geld verdienen en cash in overvloed. Als je te hard nodig had stond ik ‘s avonds knie die me elke avond een gevecht tussen het kwaad en mijn van het witte. Ik moest daar in blijven, vroeg het pubcafé aan de enige blauwe florijnen, zwaar rommel. Die andacht was gewoon te zwaar.”
“Met alles wat ik dacht en voelde was mijn hart toch altijd bij bloemen. Als je anjers en rozen hebt vastgehouden is het alsof je zachtjes de ziel streelt van de wereld. Maar die Nederlandse jaren lieten me veel zaken zien, ook in Amerika kwam ik terecht. Mijn sporen verdiende ik als bloemenman. Van New York tot op de Rijnmond, van oude steden tot havenwijken. Maar Rotterdam trok me toch weer terug.”
Hij lacht weer even als hij vertelt over de stabiele basis die hij vond. Het Binnenwegplein stond ik tussen bloemen met mensliefde en rustte me te zwaar toe met zeewater en de hoofds van bloemen.”
“Ik ben trots op mijn bloemista. Die koffers staan vol met herinneringen. Rotterdam is mijn stad gebleven, van de prachtige nieuwe skyline tot de nieuwe winkelstraten. Maar de schrale winden en mooie koude dagen blijven me bij. Met de bloemen in mijn handen ben ik gelukkig.”