Asielnoodmaatregelenwet en Wet invoering tweestatusstelsel

De Tweede Kamer sprak vorige week - op 26 juni - tot in de nacht over de Asielnoodmaatregelenwet en de wet die omtrent tweestatusstelsel voor asielzoekers en de nareis voorwaarden. De Raad van State was er eerder tamenlijk vernietigend over. Intussen zijn er twee kabinetten over gestruikeld. Het laatst nog geen maand geleden. Minstens zo belangrijk als het Nederlandse onvermogen om de instroom in te perken en goed om te gaan met asielzoekers die er al zijn, is de invoering van het Europees Asiel- en migratiepact vanaf 12 juni 2026.
In tussen wordt er in de Nederlandse Kamer nog stevig over gedebateerd. Uit het plenair verslag van de Tweede kamer op donderdag 26 juni j.l.:
Aan de orde is de voortzetting van de behandeling van:
- het wetsvoorstel Wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 en de Algemene wet bestuursrecht in verband met maatregelen om de asielketen te ontlasten en de instroom van asielzoekers te verminderen (Asielnoodmaatregelenwet) (36704);
- het wetsvoorstel Wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 in verband met de introductie van een tweestatusstelsel en het aanscherpen van de vereisten bij nareis (Wet invoering tweestatusstelsel) (36703).
De heer Bontenbal(CDA):
Snapt de minister onze worsteling hiermee? Er zijn wel degelijk allerlei waarschuwingen gedaan. Die zijn echt niet mals. De Raad van State zet er grote vraagtekens bij. En dan toch weer die vermaledijde IND die zegt: het houdt geen stand in hoger beroep. Hoe kijkt de minister daar zelf tegenaan? Ik snap dat de minister zegt dat er een hele pijplijn is met aanvragen waar je niets mee kan, als je de onmiddellijke inwerkingtreding niet zou toepassen. Dat is een hele forse pijplijn met tienduizenden mensen die in de procedure zitten.
Tegelijkertijd is de minister ook jurist. Er is ook zoiets als rechtszekerheid en rechtsgelijkheid. Je wil dat je met elkaar een wet maakt die stand houdt bij de rechter. Daar zit natuurlijk onze grote zorg: dat we iets maken en dat de rechter vervolgens zegt "dit kan en mag niet". Dan zijn de rapen gaar, want dan zijn de problemen nóg groter dan waar we nu mee zitten. Hoe kijkt de minister naar deze worsteling, die ook duidelijk in de stukken zit?
Minister Keijzer (BBB):
Dit is aan de ene kant een puur juridische vraag en het is een belangenafwegingsvraag, maar het is ook een beetje een morele vraag. Ik denk dat dat de worsteling is waar de heer Bontenbal het over heeft. Die snap ik, want ik voel die zelf ook. Dit is ook een van de zaken geweest waarover ik, toen dit aan de orde was, in de ministerraad mijn gedachten heb laten gaan: is dit te billijken en uit te leggen en houdt dit juridisch gesproken stand?
Voorzitter. Ik begin met: is dit te billijken? Ik ben uiteindelijk tot de conclusie gekomen: ja. Waarom? Omdat het beeld dat volgens mij iedereen van een nareis heeft, is: een alleenreizende vader zit in een azc en wil zijn gezin laten komen. Volgens mij was het de heer Bontenbal die zei dat het gezin soms gewoon in Turkije verblijft. Nee, ik geloof dat de heer Boomsma dat zei. Ik kan me voorstellen dat je liever hiernaartoe komt. Je bent sowieso liever in Nederland, zullen we maar zeggen.
Maar vervolgens is de vraag: waar komen ze hier dan terecht? Dan komen ze terecht in een overvol azc, waar geen plek is en waar ze vervolgens moeten gaan wachten. Zo gaat dat in het huidige systeem. Dat is dus de reden waarom ik uiteindelijk dacht: ja, ik kan dit billijken. Vervolgens is de vraag: houdt het stand? Het huidige artikel 1.27 van het Vreemdelingenbesluit schrijft voor dat het recht dat gold op het moment van de aanvraag van toepassing is op de nareisaanvraag. Als je dat artikel wijzigt, en dat gaan we uiteraard doen, dan valt eigenlijk de juridische grond weg onder vraag: mag je dat nieuwe recht van toepassing verklaren op een aanvraag die al eerder ingediend is? Dan is er geen juridisch beletsel meer om het te doen.
Vervolgens kom je weer terug bij de vraag: is het billijk? In de hele belangenafweging die dan moet volgen, kan dit naar mijn mening overeind blijven. Maar ik ben de rechter niet. We weten allemaal dat we dat uiteindelijk moeten afwachten. Maar deze argumentatie is voor mij aanleiding geweest om uiteindelijk te zeggen: dit is te billijken en dit is ook juridisch houdbaar.
De heer Bontenbal(CDA):
De minister maakt terecht onderscheid tussen de meer morele, politieke kant, "is het te billijken?", en de vraag wat de rechter hiervan gaat vinden. Op het moment dat je meegaat met die drie nareisvoorwaarden, of met een deel daarvan, voor nieuwe aanvragen, heb je ook niet echt een moreel argument om het niet voor de bestaande te doen. Ik heb in mijn bijdrage gezegd wat ik daarvan vond.
Mijn vraag zit natuurlijk vooral op dat tweede spoor. Wat gaat de rechter ervan vinden? Je kunt een juridisch obstakel, en het is er nogal een, dan niet beantwoorden met dat politieke antwoord, want de rechter gaat gewoon kijken of het kan en mag. De rechter gaat dus niet zeggen: jullie hebben een probleem in Nederland; het zijn er tienduizenden; daar ga ik rekening mee houden. Dat betwijfel ik zeer. U zegt: dat gaat de rechter uiteindelijk bepalen. Ja, we hebben natuurlijk wel adviezen gekregen die daar al iets over zeggen. Die zeggen: kijk uit, kijk uit, kijk uit, in hoger beroep gaat dit niet standhouden.
Het Vreemdelingenbesluit is natuurlijk onderliggende wetgeving. De onderliggende wetgeving bepaalt niet wat bovenliggende wetgeving doet. Het Vreemdelingenbesluit zal moeten worden aangepast als je de bovenliggende wetgeving aanpast, maar het biedt niet de grond om dit mogelijk te maken. Het moet dus inderdaad doorvertaald worden, maar dat is in die zin klein bier vergeleken met het hoofdbesluit dat je neemt in deze wet. Dus nogmaals: waar halen we het vertrouwen vandaan dat als er heel veel rode vlaggen worden opgestoken, er dan een redelijk vermoeden is dat de rechter dit wel oké gaat vinden?
De voorzitter:
Ja, ja, ja, ja.
De heer Bontenbal (CDA):
Want als de rechter het niet oké vindt, hebben wij een heel, heel, heel groot probleem met deze wet.
De stemming is dus deze wwek.