Geesje’s stream of consciousness (ChatGPT denkt mee)
V&M publiceerde laatst een door AI gegenereerde tekst gebaseerd op een prompt van Han van der Horst. Han wilde weten hoe je voorbij de ethische vangrails rond expliciet naakt komt. Met een slimme prompt toont hij aan dat ChatGPT prima uit de voeten kan het onderscheid tussen functioneel bloot en misbruik voor naakt. De vrouw in de tekst werd naar mijn smaak door ChatGPT vanuit een mannelijk gezichtspunt beschreven en dat maakte het naïef en wereldvreemd.
Ik ging daarom op zoek naar wat ChatGPT genereert als je vraagt naar de innerlijke ervaring van Geesje: haar 'monoloog interieur' bij de keuze om geen kleding te dragen omdat ze in actie wil komen tegen de vervuilende kledingindustrie. Tot mijn verrassing komt ChatGPT met een interessant poëtisch antwoord, en dat volgt hieronder.
Geesje's innerlijke ervaring gezien door ChatGPT:Waarom is het zo moeilijk om gewoon te zeggen wat ik denk? Ik ben de straat op gegaan, met mijn eigen woorden in mijn handen, gewapend met mijn pleidooi: weg met die goedkope kleren, het klinkt zo simpel, en toch blijft het hangen in de lucht als een geur die je niet kunt ontsnappen, als de geur van benzine op een natte avond. En zij kijken naar me, met die vermoeide ogen, alsof ze willen zeggen: je hebt gelijk, maar ze weten niet precies wat te doen met die gelijkheid, dat is het. Het is makkelijker om niets te doen, om alles maar te laten drijven, de stromen van de consumptie. Het is makkelijk om te negeren, om niet naar mijn handen te kijken wanneer ik ze ophef, alsof ze niet alles zeggen, alles willen veranderen. Maar toch, daar is dat gevoel. Het groeit, dit zelfvertrouwen dat ik voorheen niet kende. Ze zien me, ik weet het. Het is het ongemak in hun gezichten, die lichte verschuiving van de ogen als ik in hun richting spreek, dat zegt: ze heeft gelijk, dat is wat ik wil horen. En ik wil het horen, ik wil dat ze zien wat ik zie. De bergen van kleding, de zeeën van plastic die niet verdwijnen, die zich vastzetten in de aarde als een ziekte die niet geneest. Het moet stoppen, zeg ik, met een kracht die ik niet kende. Ik ben niet bang meer. Niet zoals vroeger, toen ik mijn mond dichthield uit schroom, uit onzekerheid, uit de wetenschap dat ik niet zomaar op iedereen kan rekenen. Maar nu is het anders. Ik ben niet langer een schim, geen vaag silhouet in de menigte. Nu ben ik degene die het zegt, die het uitlegt, die het overtuigend maakt. Ze kijken, mijn vrienden, met hun vriendelijke ogen die altijd een beetje bezorgd zijn. "Is het niet een beetje veel, Geesje?" vraagt Paul, altijd degene die twijfelt, altijd degene die denkt in termen van pragmatisme. Zijn handen in zijn zakken, als om zichzelf vast te houden aan iets wat echt is, iets wat tastbaar is. Maar het is het niet. Het is illusie, die goedkope kleren, die neppe stoffen die we dragen alsof ze ons beschermen. En mijn vriendin, Lotte, die altijd zo gevoelig is, die altijd precies weet wat er speelt, die zegt: "Misschien moet je niet alles zo zwart-wit zien?" Ze weet niet dat ik al jaren tussen die schaduwen heb geleefd, dat ik die nuance heb gekend, dat ik dat "maar" al heb gevoeld. Ik weet het, Lotte, ik weet het. Maar nu wil ik niet meer nuanceren, ik wil schreeuwen, hard schreeuwen tot iemand luistert. Waarom voelt het alsof de wereld altijd zo traag is, en ik moet schreeuwen om te worden gehoord? Waarom moet ik zo onophoudelijk vechten tegen iets dat zo duidelijk is voor me? En toch, het is niet hun schuld. Ze begrijpen het niet, en ik begrijp dat. Wat zouden ze moeten doen? Hun kasten vol, de mode, de verleidingen die ons allemaal omarmen, zachtjes maar zeker. We moeten iets veranderen, fluister ik in mezelf. En het voelt alsof ik het zelf moet doen, deze last, deze strijd moet ik alleen dragen. Maar als ik het zeg, dan begint het. Dan zie ik in hun ogen een sprankje—een vonk die ik niet verwacht had. Misschien, misschien, kan ik hen veranderen. Misschien kan ik het voor hen gemakkelijk maken om het te zien. Want als ik het kan, dan kunnen zij het ook. Maar als ik eerlijk ben, ben ik bang. Wat als ik dit niet kan dragen? Wat als dit activisme me naar een plaats brengt van isolatie, waar ik niemand meer kan vinden die naast me staat? Wat als ik in mijn eentje eindig, roepend naar de lege ruimte van een wereld die geen gehoor schenkt? En toch is er dat andere gevoel, dat zachte, zekere gevoel van groei. Misschien ben ik niet de enige die het ziet, en misschien is het goed zo. Misschien moet ik niet wachten op hun goedkeuring. Misschien moet ik gewoon doorgaan. Gewoon doorgaan, niet meer twijfelen. Want elke keer dat ik mijn mond opendoe, elke keer dat ik de woorden spreek, weg met goedkope kleren, komt er een beetje meer van de Geesje naar buiten die ik eigenlijk ben. |