Schatgraven in Rotterdam en de Passagiersvaart op de Indië-Route

Een mens moet tenminste engelengeduld hebben om de geschiedenis van de Rotterdamse passagiersvaart naar ‘de Oost’ na te vorsen. Maritiem historisch publicist Bram Oosterwijk heeft dat. Hij ging terug naar 1596 om meer te weten te komen over de scheepvaartroute vanuit de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden. Zijn bevindingen staan in het eerste hoofdstuk Eerste Schipvaart naar de Oost in zijn lijvige boek begin deze eeuw. Rotterdam en de passagiersvaart op de Indië-route. Oosterwijk beschrijft de hele scheepvaartgeschiedenis en diens kopstukken vanuit Rotterdams perspectief tot aan
In de laatste alinea van het boek meldt de auteur dit: “De sporen van de grote Nederlandse lijnvaartrederijen die tot begin 2005 nog altijd kenbaar waren in het Koninklijke P&O Nedlloyd concern, werden met de ingrijpende Deense overname voorgoed uitgewist. Voor de zeevarende natie die van de vroege 17e eeuw tot de beginjaren van de 21ste eeuw in de maritieme wereld zo veel te vertellen had, was dat een enorme dreun.”
De schrijfstijl van Oosterwijk is gedegen. Verwacht van hem geen sappige historische maritieme verhalen over de manier van handelen in de scheepvaart door de eeuwen heen. Hij beschrijft het feitelijke ontstaan van de Verenigde Oost-Indische Compagnie en de bekende reden waarom VOC-schepen op de Indië-route voeren. Ze voeren vooral naar de Oost om daar de in Europa zo gewilde specerijen te kopen en deze te verhandelen.
Zware zeereizen
In feite zijn de omstandigheden aan boord van de schepen al in eerdere publicaties beschreven. Dat doet Oosterwijk ook door niet allen ziekten en dood van de bemanningsleden en passagiers in vroeger eeuwen te beschrijven, maar ook hoe rigoureus een schip uit de vaart kon worden genomen. 'De Amsterdam' was daarvan een voorbeeld. Dat schip werd destijds bij Java zelfs in de brand gestoken omdat er te weinig mensen waren om de terugreis aan te vangen.
Het staat vast dat er zelfs voor passagiers een zekere moed voor nodig was om aan boord te stappen van een schip Ze maakten in voorkomende gevallen de zeereis samen met koeien, schapen en kippen. Oosterwijk putte uit het dagboek van passagier Nicolaas Schrant. Deze beschreef in 1840 hoe het om te beginnen al rook aan boord de Sara Lydia.
Strategische huwelijksbanden?
Dat schip was vernoemd naar de echtgenote van Jacobus van Hoboken. Sara Lydia van Hoboken-van Vollenhoven kreeg de eer dat er een schip van de rederij Van Hoboken naar haar werd vernoemd, maar de geschiedenis vermeldt niet of ze een rol in de bedrijfsvoering kon of mocht spelen. Een zakelijk gegeven zou kunnen zijn dat ze uit de familie Van Vollenhoven kwam. Dat is voor de kenners nog steeds een belangrijk Rotterdams geslacht van kooplieden en stadsbestuurders.
De weinige vrouwen die in Rotterdam den de passagiersvaart op de Indië-route zijn geportretteerd, bevestigen min of meer de bekende rol als ‘vrouw als steun op de achtergrond’ van hun man. Hij wordt geschetst als dé maritieme ondernemer.
Oosterwijk laat niet na om bekende namen en hun manier van bedrijfsvoering te noemen. Natuurlijk komen de namen van Willem Ruys na Van Hoboken voorbij, maar ook die van bankier Marten Mees, Lodewijk Pincoffs, Antoine Plate en Otto Reuchlin.
Maritiem naslagwerk
De maritiem geïnteresseerde lezer wordt zeker getrakteerd op de vele illustraties van prachtige zeilschepen, stoomschepen en de latere generaties waar het leven aan boord veel comfortabeler kon zijn.
Die illustraties kunnen als informatierustpunt worden beschouwd in het mooi uitgegeven boek met leeslint. Zo kan de beschreven geschiedenis gedoseerd tot de lezer worden genomen en boek zeker als maritiem naslagwerk worden gebruikt. Oosterwijk zelf kon om te beginnen putten uit eigen eerder verschenen publicaties en uit bronnen die welwillend beschikbaar werden gesteld. Dat moet schatgraven zijn geweest voor de auteur.
Bram Oosterwijk (2023) Rotterdam en de passagiersvaart op de Indië-route . Rotterdam Trichis. pp 400 € 44,95
