De hemelse kerstboom

24 december 2022 • 00:00 door incidentele auteur
De hemelse kerstboom
Illustratie door KV Orlov, 1919 cco

(Dostojevski)  Ik ben een romanschrijver en ik veronderstel dat ik dit verhaal heb verzonnen. Ik schrijf "veronderstel", hoewel ik zeker weet dat ik het verzonnen heb, maar toch blijf ik me voorstellen dat het ergens op een bepaald moment moet zijn gebeurd, dat het op kerstavond gebeurd moet zijn, in een geweldige stad, in een tijd van vreselijke kou.

Ik heb een visioen van een jongen, een kleine jongen, zes jaar of zelfs jonger. Deze jongen werd die ochtend wakker in een koude, vochtige kelder. Hij was gekleed in een soort kamerjasje en rilde van de kou. Er kwam een wolk witte lucht uit zijn adem. Hij zat op een kist in de hoek moest hij lachen om de doffe witte stoom van zijn wegdrijvende adem. Maar tegelijk had hij vreselijke honger. Meerdere keren die ochtend ging hij naar het plankenbed waar zijn zieke moeder lag op een matras zo dun als pannenkoek, met een  bundeltje lappen onder haar hoofd als kussen. 

Hoe was ze hier gekomen? Ze moet met haar zoon uit een andere stad zijn gekomen en plotseling ziek geworden zijn. De hospita die de plankenbedden verhuurde, was twee dagen eerder naar het politiebureau gebracht, de kostgangers waren op pad omdat het kersttijd was en de enige gast die nog over was, had niet op kerst gewacht en had de afgelopen vierentwintig uur stomdronken in een hoek gelegen,  

In een andere hoek van de kamer zat een ellendige oude vrouw van tachtig, die ooit kinderverpleegster was geweest maar die nu zonder vrienden was achtergelaten om te sterven, kreunen en kreunen van reuma, scheldend en mopperend tegen de jongen, zodat hij bang was om bij haar in de buurt te komen. hoek. Hij had in de buitenkamer wat water gedronken, maar kon nergens een korstje vinden, en had al tien keer op het punt gestaan zijn moeder wakker te maken. Hij voelde zich eindelijk bang in de duisternis: het was al lang schemer, maar er brandde geen licht. Hij raakte het gezicht van zijn moeder aan en was verrast dat ze helemaal niet bewoog en dat ze zo koud was als de muur. 'Het is hier erg koud', dacht hij. Hij bleef een beetje staan, liet onbewust zijn handen op de schouders van de dode vrouw rusten, ademde toen op zijn vingers om ze op te warmen, en toen stilletjes zoekend naar zijn pet op het bed, ging hij de kelder uit. Hij zou al eerder zijn gegaan, maar was bang voor de grote hond die de hele dag boven aan de trap bij de buren had gejankt. Maar de hond was er nu niet en hij ging de straat op.

Ontferm U over ons, wat een stad! Zoiets had hij nog nooit eerder gezien. In de stad waar hij vandaan kwam, was het 's nachts altijd zwarte duisternis. Er was één lamp voor de hele straat, de kleine, lage, houten huisjes waren afgesloten met luiken, na zonsondergang was er niemand meer op straat te zien, alle mensen sloten zich op in hun huizen, en er was niets anders dan het gehuil van roedels honden, waarvan honderden en duizenden de hele nacht blaffen en janken. Maar daar was het zo warm en kreeg hij te eten, terwijl hier... o jee, had hij maar wat te eten! 

En wat een lawaai en geratel hier, wat een licht en wat een mensen, paarden en koetsen, en wat een vorst! De bevroren stoom hing in wolken boven de paarden, boven hun warm ademende monden; hun hoeven kletterden tegen de stenen door de poedersneeuw, en iedereen duwde zo, en - o jee, wat verlangde hij naar wat te eten, en hoe ellendig voelde hij zich plotseling. Een politieagent liep voorbij en draaide zich om om de jongen niet te zien.

Hier was nog een straat - oh, wat een brede, hier zou hij zeker overreden worden; hoe iedereen schreeuwde, racete en meereed, en het licht, het licht! En wat was dit? Een enorm glazen raam en door het raam een ​​boom die tot aan het plafond reikt; het was een dennenboom, en er zaten heel veel lichtjes op, gouden papieren en appels en poppetjes en paarden; en er waren kinderen, schoon en gekleed, die op hun best door de kamer renden, lachend en spelend en iets etend en drinkend. En toen begon een klein meisje met een van de jongens te dansen, wat een mooi klein meisje! En hij kon de muziek door het raam horen. De jongen keek en verwonderde zich en lachte, hoewel zijn tenen pijn deden van de kou en zijn vingers zo rood en stijf waren dat het pijn deed om ze te bewegen. En ineens herinnerde de jongen zich hoe zijn tenen en vingers hem pijn deden, en hij begon te huilen en rende door; en weer door een andere ruit zag hij weer een kerstboom, en op een tafel allerlei soorten taarten - amandelkoekjes, rode taarten en gele taarten, en drie grote jongedames zaten daar, en ze gaven de taarten aan iedereen die ging naar hen toe, en de deur ging steeds open, veel heren en dames kwamen van de straat naar binnen. De jongen sloop naar boven, opende plotseling de deur en ging naar binnen.

Oh, wat schreeuwden ze tegen hem en gebaarden hem terug! Een dame kwam haastig naar hem toe en liet hem een kopek in de hand glijden, en opende met haar eigen handen de deur naar de straat voor hem! Wat was hij geschrokken. En de kopek rolde weg en rinkelde op de treden; hij kon zijn rode vingers niet buigen om hem stevig vast te houden. De jongen rende weg en ging verder, waar hij het niet wist. Hij was klaar om weer te huilen, maar hij was bang en rende maar door en blies op zijn vingers. En hij voelde zich ellendig omdat hij zich plotseling zo eenzaam en doodsbang voelde, en opeens, genade met ons! Wat was dit ook alweer? Mensen stonden in een menigte te bewonderen. Achter een glazen raam stonden drie poppetjes, gekleed in rode en groene jurkjes, precies alsof ze leefden. De ene was een kleine oude man die op een grote viool zat te spelen, de twee anderen stonden dichtbij en speelden kleine violen en knikten in de maat, en keken elkaar aan, en hun lippen bewogen, ze waren aan het praten, eigenlijk aan het praten, slechts één kon niet horen door het glas. En eerst dacht de jongen dat ze leefden, en toen hij begreep dat het poppen waren, lachte hij. Hij had nog nooit zulke poppen gezien en had geen idee dat er zulke poppen waren! En hij wilde huilen, maar hij voelde zich geamuseerd, geamuseerd door de poppen. Opeens verbeeldde hij zich dat iemand achter zijn kiel bleef haken: een gemene grote jongen stond naast hem en sloeg hem plotseling op zijn hoofd, griste zijn pet af en liet hem struikelen. De jongen viel op de grond, meteen klonk er een schreeuw, hij was verdoofd van schrik, hij sprong op en rende weg. Hij rende, en niet wetend waar hij heen ging, rende door de poort van iemands binnenplaats naar binnen en ging achter een stapel hout zitten: "Ze zullen me hier niet vinden, behalve dat het donker is!"

Hij zat ineengedoken en was buiten adem van schrik, en plotseling, heel plotseling, voelde hij zich zo gelukkig: zijn handen en voeten deden plotseling geen pijn meer en werden zo warm, zo warm alsof hij op een fornuis stond; toen rilde hij over zijn hele lichaam, toen schrok hij, wel, hij moet geslapen hebben. Wat fijn om hier te slapen! "Ik zal hier even blijven zitten en nog eens naar de poppen gaan kijken," zei de jongen en glimlachte terwijl hij aan hen dacht. "Net alsof ze leven!..." En opeens hoorde hij zijn moeder boven zich uit zingen. "Mammie, ik slaap; wat is het fijn om hier te slapen!"   

"Kom naar mijn kerstboom, kleintje," fluisterde een zachte stem plotseling boven zijn hoofd.

Hij dacht dat dit nog steeds zijn moeder was, maar nee, zij was het niet. Wie het hem riep, kon hij niet zien, maar iemand boog zich voorover en omhelsde hem in de duisternis; en hij strekte zijn handen naar hem uit, en ... en ineens - oh, wat een helder licht! Oh, wat een kerstboom! En toch was het geen dennenboom, zo'n boom had hij nog nooit gezien! Waar was hij nu? Alles was helder en glanzend, en overal om hem heen waren poppen; maar nee, het waren geen poppen, het waren kleine jongens en meisjes, alleen zo helder en glanzend. Ze kwamen allemaal om hem heen vliegen, ze kusten hem allemaal, namen hem mee en droegen hem mee, en hij vloog zelf, en hij zag dat zijn moeder naar hem keek en vrolijk lachte. "Mammie, mama; oh, wat is het hier fijn, mama!" En weer kuste hij de kinderen en wilde ze een keer vertellen van die poppen in de etalage. "Wie zijn jullie, jongens? Wie zijn jullie, meisjes?" vroeg hij lachend en bewonderend.

"Dit is de kerstboom van Christus", antwoordden ze. "Christus heeft op deze dag altijd een kerstboom, voor de kleine kinderen die zelf geen boom hebben..." En hij ontdekte dat al deze kleine jongens en meisjes kinderen waren net als hij; dat sommigen waren ingevroren in de manden waarin ze als baby's op de stoep van welgestelde Petersburgse mensen waren gelegd, anderen door de vondeling waren ondergebracht bij Finse vrouwen en waren gestikt, anderen waren omgekomen door hun hongerdood moeders borsten (tijdens de hongersnood in Samara), anderen waren gestorven in de derde klas treinwagons door de vieze lucht; en toch waren ze allemaal hier, ze waren allemaal als engelen rondom Christus, en Hij was in hun midden en stak Zijn handen naar hen uit en zegende hen en hun zondige moeders... En de moeders van deze kinderen stonden op één zij huilen; iedereen kende haar jongen of meisje, en de kinderen vlogen naar hen toe en kusten hen en veegden hun tranen weg met hun kleine handjes, en smeekten hen niet te huilen omdat ze zo gelukkig waren.

En beneden in de ochtend vond de portier het kleine dode lichaam van het bevroren kind op de houtstapel; ze zochten ook zijn moeder op... Zij was vóór hem gestorven. Ze ontmoetten elkaar voor de Here God in de hemel.

Waarom heb ik zo'n verhaal verzonnen, zo ongepast voor een gewoon dagboek en vooral voor een schrijver? En ik beloofde twee verhalen over echte gebeurtenissen! Maar dat is het nu juist, ik blijf me voorstellen dat dit allemaal echt gebeurd kan zijn - dat wil zeggen, wat er in de kelder en op de houtstapel gebeurde; maar wat de kerstboom van Christus betreft, ik kan u niet zeggen of dat gebeurd zou kunnen zijn of niet.

De Russische schrijver Fjodor Dostojevski leefde van 1821 tot 1881. Hij schreef dit verhaal in 1876.  De tekst is afkomstig van Project Gutenberg en is vertaald uit het Engels door Ronald Glasbergen  

Cookies

Deze website gebruikt noodzakelijke cookies voor een correcte werking en analytische cookies (geanonimiseerd) om de statistieken van de website bij te houden. Marketing cookies zijn nodig voor laden van externe content, zoals YouTube-video's of widgets van Sociale Media. Zie ons cookiebeleid voor meer informatie, of om je instellingen later aan te passen.