Simon Vinkenoog (80) Een eeuwige ‘praatjesmaker’

Zo’n drie weken terug meldde radioverslaggever en boekenschrijver Wim de Boek mij dat een been was geamputeerd van dichter/performer Simon Vinkenoog. Hij had een bekende collega gebeld van het Algemeen Dagblad om iets met dit ‘nieuws’ te doen. Maar vanwege de dreigende ontslaggolf bij die krant was niemand destijds echt geïnteresseerd onder het mom van ‘Ik heb andere dingen aan mijn hoofd’.
Deze zin trouwens van Rotterdams dichter wijlen Cornelis Bastiaan Vaandrager rijdt al jarenlang rond door de stad op één van de wagens van de ROTEB. Vinkenoog en Vaandrager waren in de zeventiger en tachtiger jaren goede vrienden van elkaar. Zij traden regelmatig gezamenlijk op in Rotterdamse locaties als Poetry International, cafés toen als Pardoel en Timmer op de Oude Binnenweg en De Fles (van ‘oom Tom’) aan de ’s Gravendijkwal. Ook in gezelschap van cultuur-ikonen als performer Johnny the Selfkicker en Rotterdams kunstenaar Janno ten Haaf. Blowen, snuiven en LSD vormden in die tijd de ‘hemelse’ inspiratiebronnen.
Terug naar enkele weken geleden met het ‘nieuws’ van De Boek over Vinkenoog. Omdat er haast niemand aandacht aan besteedde schreef ik voor Rotterdam Vandaag & Morgen over de ziekenhuisopname van Vinkenoog. Zijn been werd toen dus afgezet, maar ik wist op dat moment niet welke. Ik gokte op zijn linker en had dus 50 procent kans. Een dag later pas, na mijn publicatie, bleek het zijn rechter te zijn. Nog even speelde ik met de gedachte om een rectificatie te plaatsen onder de kop: ‘Verkeerde been Vinkenoog afgezet’. Maar dat heb ik wijselijk maar nagelaten.
Intuïtief voelde ik wel aan dat het met de Nederlandse performer ‘King of the Poets’ snel gedaan kon zijn. Net als met ‘The King of Pop’, Michael Jackson.
In plaats dus om alleen een nieuwsbericht te maken over de amputatie van zijn been, schreef ik over Vinkenoog een kleine necrologie. Niet wetende dat hij inderdaad nog zo kort te leven had. Hoewel dit min of meer wel voorspelbaar was als je het tachtigste levensjaar gepasseerd bent.
Afgelopen weekeinde was de aankondiging van zijn dood de opening van het televisiejournaal, een uitzonderlijk uitgebreid item van wel zo’n vijf minuten lang. Daarna voor elke krant voorpaginanieuws.
Het afzetten van zijn been was bij het journaille tot kort geleden geen enkel nieuws…
Trots
Frappant is wel dat mijn wijlen oude heer op zijn 75-ste levensjaar ook een been moest worden afgezet. Dat was in 1993. Mijn oude heer was een reus van een vent van zo’n kleine twee meter hoog, schoenen maar 52 (maat ‘kano’) en met handen als kolenschoppen. Uit trots weigerde hij, eveneens het rechterbeen, de amputatie.
Net als bij Vinkenoog begon het met een wond aan dat been dat maar niet wilde helen. Mijn vaders wond begon door te etteren en hij leed zodoende verschrikkelijke pijnen totdat hij uiteindelijk drie maanden later aan vergiftigingsverschijnselen overleed.
Bij Vinkenoog duurde het dus geen drie maanden, maar slechts drie weken. Niet door vergiftiging, maar als gevolg van een zware hersenbloeding. Wonderbaarlijk overigens dat iemand als Simon nog tachtig jaar is geworden, na dagelijkse consumpties van te veel alcohol, sigaretten, LSD en niet te vergeten zijn dagelijkse gebruik van jointjes.
Wat mij het meeste in Vinkenoog bleef verbazen, tot in zijn laatste momenten, is zijn helderheid van geest, zijn gevoel voor humor en zijn absolute levensdrift. Wat een zegen is het dan om met zoveel levenskracht tachtig jaar te worden!
En ook hier worden de onheilsprofeten van ‘de niet-rokers’ en ‘de blauwe knopenbrigade’ weer ondubbelzinnig afgestraft. Zeker als je kijkt naar de hedendaagse bejaarden- en verzorgingstehuizen waar zeventigers en tachtigers met altzheimer en al lopen weg te kwijnen als dode kasplantjes achter de geraniums.
Neen, dan maar liever, lachend en zingend ‘I’m blowing in the wind’ , ten onder. Voor zo ver je daarin de keus hebt.
Schouwburg
Vorig jaar stond ik nog samen met Vinkenoog en schrijver Remco Campert in de Rotterdamse Schouwburg. Roken binnen was toen al ten strengste verboden. Maar Vinkenoog had er als provo en rebel van de 21e eeuw volkomen lak aan. Met een ‘big smile’ stak hij een joint op, gevolgd door een sigaret van Remco Campert. Waarbij Simon tot Remco knipoogde: ,,Voor die hedendaagse nonsens zijn wij toch te oud geworden, hè?!’ Ik voelde mij toen vereerd om dapper met hen mee te doen onder de gedachte: ‘Dan moeten ze toch van goede huizen komen om deze drie musketiers in de doofpot te stoppen.’
En ja hoor, daar kwam reeds een dame in Schouwburgpakje driftig op ons af gestapt en beet ons verwijtend toe: ,,Maar heren, u weet toch dat roken verboden is!’’.
Vinkenoog: ,,Neen mevrouw, dat weten wij niet. Wij lijden aan Korzakov!’’
De dame in kwestie droop af, kennelijk op zoek naar een woordenboek.
‘Be happy’
De laatste keer dat ik Simon Vinkenoog en zijn trouwe vrouw Edith tegen kwam was in het najaar in Amsterdam. Dat was bij de oude Joodse Portugese synagoge waar een Armeense dichter/schrijver (zijn naam ben ik weer vergeten) met een literaire prijs in het zonnetje werd gezet. Zelf liep ik met een grote zonnebril op. Vinkenoog kwam op me afgelopen, herkende me niet en dacht kennelijk dat ik blind was. Op twee centimeter van mijn neus kwam hij met zijn hoofd voor me staan en zei: ‘Kunt u mij zien?!’
Toen ik mijn zonnebril afzette barstten we beiden in gelach uit.
Ik was toen in gezelschap van de Rotterdamse stadsdichter Jana Beranová. Na afloop van de plechtigheid gingen we op uitnodiging van het organisatiecomité een drankje en een hapje halen in de aula van het Joods Historisch museum.
Omdat wij verder ook haast niemand kenden bleven wij met z’n vieren een uurtje lang om een statafel staan om te genieten van onze consumpties en aangename conversaties. Ik haalde Simon toen over gedichten te schrijven voor ons krant over geestverruimende joints in combinatie met onze artikelenserie over coffeeshops.
Simon, gretig: ,,Maar wat schuift dat?’’
Ik kwam 150 euro overeen per gedicht en we hadden een goede deal.
Vinkenoog tegenover Edith: ,,Die Rotterdammers zijn zo slecht nog niet. Hebben we voor een week lang, per gedicht, weer gratis jointjes-supplies.’’
Even later stapte ik met Simon naar buiten om op een terras in een nabij gelegen buurtcafeetje een biertje met hem te drinken vanwege de viering van onze zojuist afgesloten ‘deal’. Traditiegetrouw stak hij daarbij zijn zoveelste ‘jointje’ op en ik slechts een eenvoudig sigaretje.
Het was mij toen al opgevallen dat hij moeilijk liep en ik hem voor die vijftig meter trouw ondersteunde. Edith was in die tussen tijd onderweg om de auto op te halen, omdat Simon echt niet verder kon lopen. Toen hij bij haar in stapte gaf hij bij het wegrijden uit het open raampje een hartverwarmende lach en riep: ,,Be happy!’’
Wat een gelukzaligheid, wat een prachtig mens, die Simon Vinkenoog.
En in zijn hart en geest is hij altijd een vrolijk kind gebleven.
Een eeuwige ‘praatjesmaker’ uit die goede oude ‘flower power’ tijd.