CPB doorrekening van hoofdlijnenakkoord
Het Centraal Planbureau (CPB) heeft op verzoek van de Tweede Kamer de budgettaire en economische gevolgen geanalyseerd van het hoofdlijnenakkoord van PVV, VVD, NSC en BBB.
Het verzoek behelsde een doorrekening van budgettaire gevolgen voor het debat van 22 mei, en een doorrekening inclusief economische doorwerking voor het latere debat over de regeringsverklaring. Het CPB heeft ervoor gekozen om beide verzoeken met deze notitie tegelijk te beantwoorden, omdat een doorrekening inclusief economische doorwerking een beter beeld geeft van de effecten van het beleidspakket, en omdat dit in de beschikbare tijd mogelijk bleek. |
Het hoofdlijnenakkoord verlaagt de overheidsuitgaven met 4,7 mld euro en verzwaart de beleidsmatige lasten met 0,3 mld euro. Dit zijn ex-antemutaties, dat wil zeggen mutaties zonder de macro-economische doorwerking.
Overheidsuitgaven
Effecten op overheidsuitgaven van het hoofdlijnenakkoord
Lastenontwikkeling
Effecten op lastenontwikkeling van het hoofdlijnenakkoord
Zorg
Het hoofdlijnenakkoord verhoogt de collectieve zorguitgaven met 4,2 mld euro in 2028 ten opzichte van het basispad. Dit bedrag is opgebouwd uit een verhoging van de collectieve Zvw-uitgaven met 3,7 mld euro en een verhoging van de collectieve Wlz-uitgaven met 0,5 mld euro. De stijging van de uitgaven in de Zvw wordt vooral veroorzaakt door de verlaging van het verplichte eigen risico. Het verlagen van het eigen risico heeft twee effecten: een financieringsschuif en een gedragseffect. Met de financieringsschuif wordt bedoeld dat de zorg die nu via eigen betalingen privaat wordt gefinancierd als gevolg van de maatregel collectief wordt gefinancierd. Het gedragseffect wordt ook wel het remgeldeffect genoemd. Door het verlagen van het verplicht eigen risico zullen sommige verzekerden meer zorg gebruiken, wat leidt tot een toename van collectieve zorguitgaven.
Macro-economische effecten
De bbp-groei ligt gemiddeld 0,1%-punt per jaar boven het basispad, maar blijft afgerond gelijk aan 1,4% per jaar. In het hoofdlijnenakkoord nemen de overdrachten aan bedrijven en buitenland af, terwijl de overheidsbestedingen toenemen.
De overheidsbestedingen stijgen, omdat de uitgaven aan zorg en defensie toenemen. Dit terwijl de uitgaven aan onder andere onderwijs en openbaar bestuur juist dalen.
Het beschikbaar inkomen van huishoudens neemt toe door de aanpassingen in de box 1-tarieven en -structuur, waardoor ook de consumptie stijgt ten opzichte van het basispad. Hogere woninginvesteringen zorgen voor een groei van de niet-overheidsinvesteringen, als gevolg van de intensivering in de ontwikkeling van nieuwe woningbouwlocaties.
De werkloosheid komt uit op 4,3% in 2028, dat is 0,3%-punt lager dan in het basispad. In de zorg stijgt de werkgelegenheid door de verlaging van het eigen risico. De werkgelegenheid in de marktsector neemt toe omdat de productie licht toeneemt, maar ook vanwege lagere subsidies op kapitaal, waardoor arbeid relatief goedkoper wordt.
Bij de overheid neemt de werkgelegenheid juist af door lagere uitgaven aan onderwijs en openbaar bestuur.
De cao-lonen bij bedrijven blijven gemiddeld ongewijzigd ten opzichte van het basispad, de reële lonen dalen wel licht. Lagere werkloosheid en een verbetering van de terugvalpositie voor werknemers in het geval zij werkloos raken, hebben een opwaarts effect op de loongroei.
Koopkracht
De doorsnee koopkracht van alle huishoudens stijgt als gevolg van het hoofdlijnenakkoord gemiddeld met 0,2% per jaar. Inclusief basispad gaan huishoudens er in doorsnee 0,8% per jaar op vooruit. De verandering van de tarieven in box 1 dragen het meeste bij aan de verbetering van de koopkracht.
meer info Analyse budgettaire en economische effecten van het hoofdlijnenakkoord 2025-2028