'Wat niet mag' 4 mei-voordracht van Hans Goedkoop. Uitgesproken tijdens de Nationale Herdenking 2022

08 mei 2022 door incidentele auteur
'Wat niet mag'  4 mei-voordracht van Hans Goedkoop. Uitgesproken tijdens de Nationale Herdenking 2022
Hans Goedkoop tijdens het uitspreken van diens voordracht Stillbld. V&M van NOS

(Door Hans Goedkoop)  

Sta me toe dat ik u meeneem naar Bergen-Belsen. Het is maar een uur of vier van hier en in de oorlog is het niet het slechtste nazi-kamp. Er zijn geen gaskamers, wie er als jood belandt zegt achteraf al gauw dat het wel meeviel. Maar er wordt geslagen, er is dwangarbeid, gevangenen zijn rechteloos. In 1944 komt de honger en de vlektyfus, de lijkenkar rijdt af en aan.

Daar arriveren wij. Stel het u voor. Hoe houden we ons?

We doen vermoedelijk ons best onze beschaving te bewaren. Dat valt Abel Herzberg aan zijn medegevangenen op, de meesten zijn niet kwaad. In de ellende van het kamp doen ze alleen wel steeds meer kwaad. Ze vechten bij de wasbakken en stelen bij het leven. Halen elkaar omlaag en raken er zichzelf bij kwijt. 

Dat sluipende verval brengt Herzberg en een paar medegevangenen, juristen net als hij, op het idee het kamp aan de beschaving te herinneren. Ze openen een rechtbank. In hun rechteloosheid gaan ze rechtspreken. Met een aanklager en een verdediging, rond een verdachte die bijvoorbeeld brood gestolen heeft. Dat kun je verontschuldigen, want hij heeft honger. Maar wie hij besteelt heeft ook honger, dus de verontschuldiging valt weg. Er moet een straf zijn.

Bij de zittingen, op zondagmiddag tussen de barakken, ziet Herzberg keer op keer het halve kamp uitlopen. Er wordt gejoeld, gevangenen doen schreeuwend mee aan de beraadslagingen, en tegelijk heerst er de ernst van een Hof van Cassatie in een rechtsstaat. Met als onwaarschijnlijke beloning dat zich onder het publiek soms ook de kampcommandant mengt, een SS-er, die komt luisteren naar wat hij niet meer kent. ‘De eerste zin uit de menselijke beschaving’, zoals Herzberg het noemt. ‘De erkenning dat er iets is dat mag en iets dat niet mag.’

Ik vertel u dit verhaal omdat het mij niet loslaat, elke keer als ik het lees. Ik hoor een bijbels soort vermaan en hoop dat u het ook hoort. Het is niet dat je kunt zeggen dat het recht hier overwon – na een paar maanden ging de rechtbank reddeloos teloor in buikloop en uitputting. Maar je voelt dat er toch iets was gebeurd. Zelfs in het kampleven van 1944 bleek het mogelijk je niet bij de omstandigheden neer te leggen en jezelf een opdracht mee te geven. Stel vast wat niet mag en leef ernaar.

Er wordt gejoeld, gevangenen doen schreeuwend mee aan de beraadslagingen, en tegelijk heerst er de ernst van een Hof van Cassatie in een rechtsstaat.

De reikwijdte van die manier van denken, niet alleen in Bergen-Belsen maar op zoveel plekken in het oorlogvoerende Europa, bleek na de bevrijding. Uit de vernietiging volgde een opdracht. Nooit meer een ontrechting van miljoenen die op grond van paspoort of van ‘ras’ het leven niet waard zouden zijn. Nooit meer een oorlog zoals deze. Nie wieder, plus jamais ça, never again. In de voormalige bezette landen werd de rechtsorde met ongekende ernst hersteld en uitgebouwd. De beschaving won.

Aanvankelijk hielp daarbij het vertrouwen dat de winnaars van de oorlog inderdaad beschaafd waren. Heel anders dan de Duitsers, die natuurlijk monsters waren. Maar dat onderscheid vervaagde. De winnaars bleven oorlogen voeren waar beschaving niet het woord voor was, terwijl de Duitsers zich ontpopten tot modelburgers van Europa. Ook kwam de vraag op of de Duitsers in de oorlog nu wel allemaal zo monsterlijk waren geweest. Velen leken braaf hun werk gedaan te hebben zonder te beseffen in wat voor systeem ze raderen waren. Op kantoor, in de fabriek, ze deden wat hun werd gezegd, en was dat nou zo anders dan hoe het in andere landen ging? Hoeveel instanties in ons eigen lieve land hadden geen bijdrage geleverd aan het Duitse juk?

De banaliteit van het kwaad ging dat heten. Kwaad dat niet zo oogt, verborgen als het zit in regels en routines – en daar ging het heldere idee van de beschaving. Als de mens zijn eigen kwaad niet ziet, hoe hou je vast aan wat er mag en niet mag?

Abel Herzberg stelt die vraag in Bergen-Belsen al. Hij ziet hoe mensen schermen met wat mag en niet mag en dan zelf de fout in gaan. Hij snapt het ook, in de ontreddering van de barakken. Maar het tast de kern aan van het recht dat hij beoogt. Soms recht, een beetje recht, dat is geen recht.

Wat Herzberg dan gaat zoeken zie je aan de mensen op wie hij zijn oog laat vallen. Een rabbijn bijvoorbeeld, die vanwege zijn rabbijnenbaard steeds in elkaar geslagen wordt door kampbewakers. Scheer toch af, zegt iedereen. Hij doet het niet.

Of een schoolmeester die ondanks de honger zijn soep laat staan, omdat die niet volgens de spijswetten is. Eet op, zegt iedereen. Hij verdomt het.

Het zijn mensen die hun eigen grens tussen wat mag en niet mag nooit meer over zullen gaan. Ze weten dat het hun bestaan eenvoudiger zou maken en hun lichaam goed zou doen. Maar niet hun ziel, die zouden ze verliezen, en je ziet dat Herzberg dat herkent. Hij vindt een soortgelijk beginsel. Niet in God maar in het recht – en ook hij houdt daar absoluut aan vast, hoe zwaar het kamp ook wordt.

Daar ging het heldere idee van de beschaving. Als de mens zijn eigen kwaad niet ziet, hoe hou je vast aan wat er mag en niet mag?

Een neef van hem in Bergen-Belsen memoreert hoe Herzberg, als kamprechter, extra eten aangeboden krijgt. ‘Ik voel me voldaan met de portie waarop ik recht heb,’ zegt hij, en zijn neef staat paf. ‘Welk een kracht van iemand die zoveel honger heeft.’

Misschien is dat wel wat ik u vanavond nog het meest wilde vertellen. Dat dit heeft bestaan. Zoals het ook bestond bij veel verzetsmensen, onderduikgevers, in het klein bij zoveel anderen. Dat puntgave kompas voor goed en kwaad. Het is waar we elkaar op 4 mei elk jaar weer over vertellen, dat het bestond, en ik merk met de jaren dat het  eigenlijk alleen maar wezenlijker voor me wordt. Nu mijn vader en moeder er niet meer zijn, wie houdt het nog in ere als ik het niet doe?

Die noodzaak overvalt ons plotseling ook door het nieuws. Een grootmacht valt een buurland aan, gewoon in ons Europa. Het geweld treft burgers. Er dreigt een ontrechting van miljoenen. Generaties lang hoopten we daarvan weg te drijven naar een nieuwe toekomst, nooit meer, maar we vallen door de tijd, het lijkt wel 1939, en nu komt het op ons aan – op ons kompas voor goed en kwaad. Alsof we nooit anders doen nemen we vluchtelingen op en sturen wapens. Hier moet het recht winnen.

En toch zijn daar de tegenkrachten. Ook in ons land. Uit naam van dat recht steunen bedrijven sancties tegen de agressor, maar vragen ondertussen bij het ministerie of zij daar geen uitzondering op mogen zijn. Dat ministerie steunt de sancties ook, maar slaagt er ondertussen matig in ze uit te voeren. Er staan praktische bezwaren in de weg en soms, jawel, ook wetten. Die zijn nog maar kort geleden ingeroepen om een prettig vestigingsklimaat te scheppen voor het geld van die agressor, waarvan we ook toen al wisten dat het dievengeld was. Nu we met een nieuw oog vaststellen wat er niet mag, blijkt dat we vastzitten aan regels en routines die zich voordoen als het recht, maar net de geest daarvan ontberen. De banaliteit van het kwaad – nazisme heb je er niet eens voor nodig.

Is dat hoe we verder willen? En zo nee, gaan we er iets aan doen?

Voordat u hier volgend jaar weer zit, voor weer een stichtend woord, hoop ik dat u nog eens terugdenkt aan de stemmen tussen de barakken van Bergen-Belsen die op zondagmiddagen in 1944 de geest van het recht weer wakker schreeuwden. Om zich de beschaving te herinneren. Als dat toen kon, kan het altijd.

Meer over:
Cookies

Deze website gebruikt noodzakelijke cookies voor een correcte werking en analytische cookies (geanonimiseerd) om de statistieken van de website bij te houden. Marketing cookies zijn nodig voor laden van externe content, zoals YouTube-video's of widgets van Sociale Media. Zie ons cookiebeleid voor meer informatie, of om je instellingen later aan te passen.