Het depot als dartpijl

21 september 2018 door Ronald Glasbergen
Het depot als dartpijl
Het kunstdepot in omloop Fotocollage RG

De contouren van het nieuwe Kunstdepot worden langzamerhand zichtbaar bij het Museumpark. Zo half-af in de komvormige bekisting is het al een imposant gezicht. Als het straks klaar is zo kan men zich voorstellen, ontbreken alleen nog de raketmotoren. Als die aangebracht zijn zal het schip na een sidderende start steeds sneller op stijgen en onder de turende blikken van stedelingen en toeristen in een condensstreep in de hoogte te verdwijnen.

De lancering is mogelijk door een gerichte bijdrage van Stichting De Verre Bergen. Circa 17 miljoen was het, in Rotterdamse traditie afkomstig van een havenbaron. Aan die traditie heeft Rotterdam niet alleen kunstcollecties en zijn eerste grote havens en latere monumenten als de Van Nellefabriek te danken, maar ook de grote lijnen van zijn binnenstadsplan. Dat plan werd in hoge mate door twee vermogende erfgenamen uit de Rotterdamse industrie en haven en een hoge ambtenaar uit Den Haag bepaald.

Het nieuwe Rotterdam

Cees van der Leeuw, erfgenaam van Van Nelle en visionaire opdrachtgever van de gelijknamige fabriek aan de Schie, die in 2014 tot Werelderfgoed is verklaard, en waar mannen en vrouwen gescheiden trappen tot hun beschikking hadden, was in Wenen psychiater geworden. Samen met onder meer Hans Backx, erfgenaam van Thomsons Havenbedrijf die een proefschrift over de Rotterdamse Haven had geschreven, ontwikkelde hij tijdens de oorlog plannen voor het nieuwe Rotterdam.

De man in Den Haag was Johan Ringers die als hoogste ambtenaar bij Rijkswaterstaat, in het vacuüm van het begin van de Duitse bezetting blanco volmacht had gekregen. Ringers onteigende kort na het bombardement vrijwel alle kavels van de voorheen dichtbebouwde binnenstad van Rotterdam. Zodoende voorkwam ingenieur Johan Ringers, toen 55 jaar oud, in zijn tijdelijke almacht dat iemand in de Rotterdamse binnenstad zijn vooroorlogse woning, bedrijf, kerk of bioscoop kon herbouwen.

Venster op de Rivier

Was het uit idealisme of was het pragmatiek waarom Van der Leeuw en Backx zich met de stad bemoeiden? Backx wilde een 'Venster op de Rivier' aan het eind van de Coolsingel, Van der Leeuw die acht jaar in Wenen had doorgebracht met studie in psychoanalyse, wilde een hoger bestaan, had grote affiniteit met het esoterische, was liefhebber van moderne architectuur. En dan was er Johan Ringers. Die bemoeide zich ook nog vanuit de gevangenis waar hij in 1943 terechtkwam wegens activiteit tegen de bezetter, met de plannen voor Rotterdam.

Ringers was directeur geweest in het koloniale Nederlands Indië, werd door het vertrek van de Nederlandse regering plotseling oppermachtig bij Rijkswaterstaat dat na vertrek van koningin en regering, een paar weken lang ongeveer hoogste autoriteit van dit land was, in die periode werd hij de man die Rotterdam onteigende om ruimte te maken voor de toekomst. Een pragmatisch ambtenaar en ingenieur. Samen zorgden ze voor een plan dat de stad los moest zingen van de rommelige, vuile en rumoerige maar vibrerende en levendige stad die Rotterdam volgens overlevering van voor de oorlog was. Een stad waar mensen als Abraham Tuschinski, Mart Stam, Alex de Haas en nog enkele honderdduizenden leefden en die hun thuis was.

 

Landing Kunstdepot past bij Rotterdamse traditie

Stadsplan als blauwdruk voor leegte

Die stad moest wijken voor een Hilbersheimerachtig ideaal met ernaast een een grootse haven. Samen realiseerden ze een basisplan naar Sovjetmodel waaruit bewoners met hun ongeordende eigendommen grotendeels verbannen waren. Het verkeer had prioriteit. Het plein voor de Laurenskerk, een van de weinige ruines die hersteld mochten worden, werd parkeerplaats omringd door achterkanten van nieuwbouw. De grootse haven kwam er, het stadsideaal niet. Het basisplan bleek decennia lang vooral een blauwdruk voor leegte.

De stadsarchitect van 1940, W.G. Witteveen, -het verhaal is bekend- werd gepasseerd. Van der Leeuw, Ringers, Backx en later ook ingenieur Cornelis Van Traa ontwikkelden naar de toenmalige mode, volgens nogal rigide functionalistische opvattingen, een stadsplan dat weinig van het verleden spaarde.

Dat nieuwe plan bevestigde de drievoudige vernietiging van het centrum middels, bombardement, daaropvolgende sloop en onteigening. Het voltooide de shocktherapie voor de vooroorlogse Rotterdamse bevolking: van het weinige dat over is, haal je zo veel mogelijk weg en je laat het vervolgens ook lang braak liggen. Het was in psychiatrische termen een soort lobotomie, een ingreep die de verbinding tussen alles wat herinnerde aan de stad van voor mei 1940 en alles daarna doorsnijdt.

Gereinigde stad

Het aldus gerealiseerde plan was, door brand en onteigening, van alle vooroorlogse bederf, zonden, cultuur en vooroorlogse bewoning ontdaan. De circa vijfentachtigduizend bewoners uit de Rotterdamse binnenstad die in 1940 waren door eigen initiatief en door de noodmaatregelen van de oorlog daar en in de wijdere omgeving opgelost. Het ‘Basisplan Van Traa’ bleef tientallen jaren de onderlegger voor verdere plannen in de binnenstad.

Nu een kleine tachtig jaar na de onteigening van Ringers is Rotterdam best een jofele stad aan het worden. Maar het heeft, ondanks alle citymarketing over de specifiek Rotterdamse ‘Wederopbouw’, lang geduurd. ‘Wederopbouw’ had in Rotterdam anders dan in veel andere delen van Nederland zoals Arnhem, Eindhoven of Middelburg, welke ook zwaar getroffen waren, dankzij de langdurige leegte, een mythische lading gekregen.

De wederopbouw was in Rotterdam een zoethouder en vond niet plaats. Wat plaats vond, was het grondig uitwissen van de oude en het maken van een nieuwe stad. Wat de ruimte regeert zijn de resten plan Van Traa gecombineerd met een conglomeraat van toevalligheden gelardeerd met onbenul en voorbijkomend genie. De rigide functiescheidingen zijn losgelaten, maar de wortels van het verleden die een stads of landschapscultuur diepte geven, zijn ondiep.

De stad als dartboard

In die stand van zaken lijkt het niet veel uit te maken waar wat precies terecht komt. De precieze locatie van gebouwen in Rotterdam is een gevolg van pragmatiek en financiële en politieke wil. Of het nogal kolossaal uitvallende Depot Boijmans van Beuningen zijn locatie in Rotterdam krijgt door een blind gegooide dartpijl op de stadskaart of door de specifieke wens van cultuurminnend havenbaron Martin van der Vorm maakt weinig uit. De stad heeft zijn stenen geschiedenis vaarwel gezegd en van de resulterende leegte een deugd gemaakt. Bovenop het Stadhuis of midden in de Rijnhaven zouden even goede plek als naast de voormalige Blunderput aan het Museumpark. In dit Rotterdam past elk gebouw op iedere plek.

En voor wie echt vooruit wil in Rotterdam: het had best nog wel groter gemogen. De erven Van der Vorm, Van der Leeuw en Backx kijken vanuit hun omloopbaan goedkeurend toe.

Het depot in omloop Fotocollage RG

Bijgewerkt 20 sept 2020

 

Meer over:
Cookies

Deze website gebruikt noodzakelijke cookies voor een correcte werking en analytische cookies (geanonimiseerd) om de statistieken van de website bij te houden. Marketing cookies zijn nodig voor laden van externe content, zoals YouTube-video's of widgets van Sociale Media. Zie ons cookiebeleid voor meer informatie, of om je instellingen later aan te passen.