Een hand van een president
Ooit heb ik een Amerikaanse vicepresident de hand gedrukt. Het moet in september 1963 zijn geweest. De toenmalige Amerikaanse vicepresident Lyndon B. Johnson bracht een kort bezoek aan Den Haag. Zijn vliegtuig landde op het vliegveld Ypenburg, gelegen tussen Delft en Haag. Wij – de pers- moesten achter een hek staan. Onder aan de vliegtuigtrap stond een limousine en een ontvangstcomité. De vicepresident zag halverwege de trap naar beneden de persmuskieten achter dat hek staan. Hij negeerde het ontvangstcomité, gaf ons allen een hand en een klap op de schouder. We kregen allemaal een balpen met zijn foto. Daarbij sprak hij joviaal:“ Hebben jullie in ieder geval iets om mee te schrijven.†Pas daarna wendde hij zich richting autoriteiten. Die kregen ook allemaal een pen. Grijnzend liet hij zich in de limousine zakken.
Zoiets hadden wij in het formele, houterige in feite bijzonder autoritaire Nederland van de eind jaren vijftig, begin jaren zestig nog nooit meegemaakt.
Wat we nog niet wisten is dat we ook nog de hand van een toekomstige echte president hadden gedrukt. Aan die avond, de moord op Kennedy en de benoeming van Lyndon B. Johnson tot president, bewaar ik prille journalistiek herinneringen. Mijn chef posteerde me voor een Haagse bioscoop. Na de voorstelling stroomde het nog niets wetende publiek naar buiten en vernam de Jobstijding via mij. Sommige mensen geloofden het niet. ,,Weet je dat wel zeker jongeman,,hoorde ik een wat gedistingeerde oudere Hagenaar met een aardappel in zijn keel zeggen. De mensen waren verbijsterd. Dat was ik ook. Toch noteerde diezelfde hand nu hun emoties en verdriet.