Heropvoeding, deportatie en nooddorpen in de stad
In Andere tijden, is zondag 24 maart (zie 'uitzending gemist') aan de hand van de ervaringen van de muzikale Rotterdamse familie Roodbol aandacht besteed aan de Rotterdamse nooddorpen. Ook zij verhuisden in juli 1945 gedwongen naar Drenthe en kwamen pas in 1954 terug.
Bij het bombardement van Rotterdam op 14 mei 1940 werden 24.000 woningen verwoest en raakten 80.000 mensen dakloos.
Vrij kort na de capitulatie liet het gemeentebestuur bij het Noorderkanaal – dus boven de wijken Blijdorp en Bergpolder - 189 zeer eenvoudige houten noodwoningen bouwen. Dat werd het Drentse dorp genoemd.
Later, toen het puin uit de stad beschikbaar kwam, werden van steen nog meer dorpen gebouwd zoals het Gelderse dorp, het Utrechtse dorp en op de plek waar nu het Zuidplein is het Brabantse dorp.
Ellende
Toen de Canadezen op 8 mei 1945 Rotterdam bevrijdden troffen ze aan de Noorderkanaalweg grote ellende aan: honger, ziekte, luizen. Bovendien hadden sommige bewoners noodgedwongen delen van hun houten huizen verstookt. Er waren ook klachten over (vermeende) asociale situaties in de gezinnen.
In eerste instantie werden een maand na de bevrijding 300 mensen overgebracht naar het emigrantenhotel, naast het hoofdkantoor van de Holland Amerika Lijn (nu Hotel New York). Weer een maand later werden ze in trucks en onder begeleiding van een gewapend escorte van de Binnenlandse Strijdkrachten naar Drenthe gebracht om te worden ‘heropgevoed.
Met toestemming van Den Haag was tot deze verhuizing besloten ,,als gevolg van wanbewoning en onmaatschappelijke gedragingen.” Er kwamen in Drenthe in totaal negen ‘Rijksevacuatiekampen’ (ook wel ‘resocialiseringskampen’ genoemd). De mannen moesten werken, de vrouwen poetsen en de kinderen gingen naar school. In 1954 keerden de mensen terug in Rotterdam.
Niks asociaals
Wij woonden toen in de Vlaggemanstraat op de grens van Blijdorp en Bergpolder. Volgens mij kwam onze werkster mevrouw Graafland uit het Drentse dorp. Ik heb nooit iets asociaals aan haar gemerkt. Ook niet wanneer zij ziek was en mijn broer en ik een cadeautje of zo iets in dat Drentse dorp moesten brengen. Mijn broer weet nog wel dat toen mijn vader voor de PvdA campagne in het Drentse dorp voerde hij niet erg welkom was. Ze maakten hem snel duidelijk dat hij beter kon ‘oprotten’.
Bij de aanleg van het Zuidplein moesten de bewoners van het Brabantse dorp gedwongen verhuizen naar een nieuw nooddorp aan de Zestienhovense Kade in Overschie. Die huizen waren uitgekleed. Er was bijvoorbeeld geen behang.
Mijn broer, Reint Laan, toen onderwijzer in Rotterdam, is er nog in geslaagd een gezin van een leerling bij te staan om te weigeren daar gedwongen heen te verhuizen. In 1959 zijn de nooddorpen gesloten. Alleen aan de Zestienhovense kade bestaat het nog steeds. Nu is het aardig aangekleed en verbeterd met eigen tuintjes en dat soort zaken.