Trompenburgs Zakdoekjesboom
Vrijdagavond 18 Juli, was het zover. De ‘Gedichtenroute in Trompenburg-Tuinen en Arboretum’ ging officieel open.
Ondergetekende had een aantal gedichten geschreven bij bomen, planten en bloemen in de tuin van Trompenburg, o.a. de rododendron , de ginkgo biloba, de buxus en de roos. En niet te vergeten de cactussen ‘Levend Steentje’ en ‘Koningin van de Nacht’.
Zowat vanaf de eerste dag dat ik in Rotterdam ben gaan wonen, nu zo’n veertig jaar geleden heb ik Trompenburg bezocht. Die tuin lag immers op mijn weg iedere ochtend, naar de Erasmus-universiteit waar ik toentertijd werkzaam was als docent Criminologie. Het was fijn om even in de tuin tot rust te komen alvorens les te gaan geven.
Het kon dan ook niet uitblijven dat ik in de loop der tijden door al wat daar zo uitbundig groeide en bloeide geïnspireerd ben geraakt.
Proeflopen
Voorafgaande aan de opening hadden Gert Fortgens, de directeur/hortulanus van Trompenburg en ondergetekende natuurlijk de route ‘proef’ gelopen, een keer daarbij vergezeld daarbij door Koen Freijssen van Rijnmond TV en een keer door Mooike de Moor van Radio Rijnmond. Beiden hebben inmiddels voor hun respectievelijke media een fraai verslag over de Gedichtenroute gemaakt.
Hoogtepunt op de route bleek toch telkens weer de Zakdoekjesboom met zijn spectaculaire bloeiwijze, waarbij de twee grote schutbladen over het vruchtbeginsel aan stralend witte zakdoekjes doen denken.
Maar…, er was ook nòg iets bijzonders aan de hand. Mensen blijken inmiddels aan de takken van de Zakdoekjesboom hun eigen zakdoekjes te knopen met daarop hun wensen!
Magisch-religieus
Ooit hadden bomen magisch-religieuse betekenis. Zo was bijvoorbeeld de eik heilig bij de Germaanse volkeren. Bonifacius werd vermoord door de Friezen, maar nooit wordt er bij verteld dat hij hun heilige eik had laten omhakken en dat had dat volkje natuurlijk enorm kwaad op hem gemaakt.
De magisch religieuze betekenis van de Boom is eigenlijk altijd ‘ondergronds ‘ in onze overigens zo hoogst rationele samenleving blijven bestaan, nuchter Rotterdam blijkbaar niet uitgezonderd.
In mijn gedicht voor de ‘Davidiana involucrata’, de deftige Latijnse naam van de Zakdoekjesboom, heb ik iets anders willen benadrukken, namelijk de verwevenheid van Trompenburg met onze Haven.
Zakdoekjesboom
Rotterdam
Ontelbare zeelieden
namen hier afscheid
van hun zeevrouwen
Zie, al die zakdoekjes
waarmee zij zijn uitgezwaaid
zijn in deze boom
samengevouwen
Gert Fortgens vertelde dat de Latijnse naam van de boom (Davidiana) een vernoeming is naar Abbè Armand David (1826 -1900), een Franse missionaris die de boom in China ‘ontdekte’.
Wonder
Thuis begeef ik mij naar de boekenkast en wat vind ik daar, oh gelukkige coïncidentie - de wonderen zijn werkelijk de wereld niet uit! - een facsimile uitgave van het Dagboek van…, Abbé David (uitgave: Museum d’Histoire Naturelle de Paris, 1872 - 1874), waaruit ik u het volgende niet onthouden wil.
Chunking, 17 december 1868
Tegen drie uur arriveren we eindelijk in Chungkin. Er liggen talrijke jonken en andere vaartuigen afgemeerd. De rood geschilderde huizen steken fraai af tegen het groen van het gebladerte en het helderwit van de bloemen van een mij onbekende boom, waartoe ik mij direct aangetrokken voel.
In draagstoelen bestijgen we een steile, stenen trap en tegen de avond komen we aan bij de residentie van Monseigneur Desfléches, de apostolisch vicaris van Oost-Sezuan.
Ook daar in de tuin een paar fraaie exemplaren van ‘de Onbekende Boom’. Ik spreek er tijdens het avondmaal Monseigneur natuurlijk over aan. Hij noemt de Chinese naam, die hij voor mij vertaalt als L’Arbre des Poches. Monseigneur weet van mijn natuurkundige interesse, maar raadt mij dringend aan geen zaad of bladeren of wat dan ook van de boom te plukken.
L’Arbre des poches geniet namelijk plaatselijke verering en de christenen in Chungkin hebben het al moeilijk genoeg.
De heidenen zijn ze immers erg vijandig gezind. Zes of zeven jaar geleden hebben zij zelfs het missiecentrum in brand gestoken.
Maar ik kan het niet laten. ’s Nacht als iedereen slaapt, ga ik heimelijk naar buiten. Het is volle maan. Ik kan de zaden van l’Arbre des Poches daardoor als bijna bij daglicht zien, en ik pluk er een aantal.
Over de drie maand ga ik terug naar Europa en ik weet zeker dat mijn goede vriend, de welbekende Parijse botanicus Maurice de Vilmorin, er erg blij mee zal zijn.
Chunking, 18 December 1868
Monseigneur Desfléches vertelt mij veel interessants over Sezuan. Hij woont hier al twintig jaar en verkeert in goede gezondheid, maar het feit dat je hier bent gedwongen thee, alsmaar thee, te drinken – zonder suiker! - bezorgde hem een zodanige slapeloosheid dat hij al twaalf jaar lang ’s nachts geen oog heeft dicht gedaan.
Monseigneur had namelijk bemerk dat ik vannacht het bed had verlaten en veronderstelde dat ik net als hij aan slapeloosheid leed. Wat mijn ‘stelen’ van het zaad van de Zakdoekjesboom betreft, had hij gelukkig niet het geringste vermoeden.
Ik antwoordde dat ik inderdaad net als hij aan Insomnia leed. Een leugen. Ik moet nodig biechten.
Zijn gezondheid keerde pas terug, zo vertrouwde Monseigneur Desfléches mij toe, toen hij rigoureus stopte met thee drinken en… opium ging schuiven net als de inboorlingen!
Hij bood mij een pijp aan. Maar ik heb geweigerd. Want als je hier als Westerling, ver van de Beschaving, opium gaat schuiven, dan is dat het begin van het einde… dan zie je Europa nooit meer terug.
Tot zover het Dagboek van Abbé David.
De Gedichtenroute is nog te volgen tot eind September in Trompenburg – Tuinen en Arboretum.
Hier is de gedichtenbundel in z'n geheel te lezen.