Ook migranten worden ouder en anders
Deze site richt zich meer op de achtergronden van de huidige migranten. Een grote stroom – toen nog ‘gastarbeiders’ genoemd – is gekomen in de jaren ’60. Deze buitenlanders van vaak niet-westerse afkomst raken langzamerhand inmiddels op de leeftijd van 65plus.
Krijgen dus AOW waarbij zij – als zij geen bedrijfspensioen hebben opgebouwd – een beroep moeten doen op een aanvulling uit de bijstand omdat zij niet vanaf hun vijftiende in Nederland hebben gewoond.
Helft
In de stad Rotterdam wordt
ongeveer de helft van de ruim 623.000 inwoners (per 1 januari 2015) als
‘allochtoon’ beschouwd. Daarbij moet in de definities (onder meer
toegepast door het Centraal Bureau voor de Statistiek CBS) wel
onderscheid worden gemaakt tussen westerse en niet-westerse mensen. De
niet-westerse groepen bestaan voornamelijk uit Turken, Marokkanen,
Surinamers en Antillianen.
De Surinamers zijn meestal in de jaren
’70 (vóór de onafhankelijkheid van Suriname) naar Nederland gekomen. Hun
woongebied in Rotterdam was vooral in de wijken het Oude en Nieuwe
Westen. De oorspronkelijke eerste generatie Surinamers is inmiddels al
boven de 65 jaar.
Opvallend is wel dat in die tijd weinigen zich druk
maakten over de komst van niet-westerse allochtonen naar Rotterdam. Dat
is nu wel anders. Overigens heeft premier Rutte al verteld dat niemand
die in zijn mening tégen de komst van vluchtelingen is daarop wordt
afgerekend. Dat mag! Als men zich binnen de Nederlandse wetgeving en
vrijheid van meningsuiting houdt. Lieden zoeken wel vaak de grenzen
hierin op. Hufter- en tokkiegedrag zijn ontoelaatbaar.
De schatting is dat in het jaar 2020 in Rotterdam tienduizenden allochtonen van niet-westerse afkomst tot de ouderengroep (boven de 65 jaar) behoren. Van deze (vaak) opa’s en oma’s is de ontwikkeling van hun kleinkinderen (de derde generatie) van groot belang.
Uit een recent landelijk rapport van het Sociaal en Cultureel Planbureau is al gebleken dat de migrantenouders van de tweede generatie (de kinderen van de ‘gastarbeiders’ dus) verwachten dat zij goede schoolprestaties behalen. Autochtone ouders vinden dat minder vanzelfsprekend. Zij vinden het hebben van een eigen mening belangrijker.
Die tweede generatie blijft overigens voor een deel – net zoals van de autochtonen vroeger – hangen in onaangepast gedrag. Vaak meer dan de nog steeds ‘asocialen’ van Hollandse oorsprong. Maar daar gaat het SCP-rapport niet over.
Wél dat de autonomie van kinderen een minder centrale plek innemen bij migrantenouders. Daaraan zijn al vele studies gewijd. Het SCP stelt dat uit gesprekken met ouders en professionals blijkt dat men bezorgd is dat kinderen hun opleiding niet afronden, geen werk vinden en ontsporen. Dat hun kinderen in contact zouden komen met verkeerde vrienden, met drugs en criminaliteit.
Controle
Migrantenouders (en straks
grootouders?) zijn geneigd om hun controle aan te scherpen. De
radicalisering van de kinderen zou bij hen groter zijn geworden sinds de
aanslagen in Parijs (januari 2015) en alle berichten over
Jihadstrijders (vaak van Marokkaanse en soms Turkse afkomst). Van
Surinaamse of Antilliaanse Jihad-strijders hebben wij nog niet gehoord.
De
niet-westerse ouders weten niet goed hoe ze ermee moeten omgaan. Het is
bijvoorbeeld moeilijk in te schatten wanneer religieuze interesse van
jongeren voor de Islam omslaat in radicalere ideeën.
Uit het rapport
van het SCP blijkt voorts dat bijna drie op de tien (niet-westerse)
migrantenkinderen opgroeien in een arm gezin. Uitgesplitst naar
herkomstgroep leeft ongeveer een derde van de kinderen met een
Marokkaanse achtergrond in armoe en ongeveer een kwart van de kinderen
met een Turkse achtergrond. Voor Antilliaanse en Surinaamse kinderen is
dat een stuk lager (respectievelijk 23 en 15 procent). Maar nog wel veel
hoger dan voor autochtone Nederlandse kinderen (8 procent).
Opvallend in het recente SCP-rapport is dat op enkele vlakken het met de (klein)kinderen van migranten minder goed gaat dan met autochtone kinderen. Althans volgens henzelf, hun ouders en misschien ook wel hun oma’s en opa’s. Zij zijn vaker boos, opstandig en vinden minder aansluiting bij de autochtone kinderen. Zij voelen zich minder vaak gezond: ongeveer een op de vijf zegt over een matige gezondheid te beschikken. Ter vergelijking: dat geldt voor slechts één op de acht autochtone kinderen.
Verantwoording: deze analyse is gebaseerd op vele rapporten. Naar één verwijzen we zeker: de SCP-publicatie 2015-22 ‘Opvoeden in niet westerse migrantengezinnen. Een terugblik en verkenning’. Te verkrijgen in de boekhandel en op de site van het SCP.