‘Zijn laatste wil is van hout’

11 oktober 2017 door de Redactie
‘Zijn laatste wil is van hout’

(Door Jim Postma)

Gisteren is op de Katholieke begraafplaats Crooswijk Herman Moscoviter gecremeerd nadat vele van zijn vrienden en collega’s uit de journalistieke en kunstwereld van hem afscheid hadden genomen. Moscoviter (74) overleed vorige week woensdag totaal onverwachts in zijn slaap (zie het verhaal hiernaast).

Opvallend was bij de bezoekers dat er veel meer kunstliefhebbers bij waren dan collega-journalisten. In Rotterdam stond Moscoviter meer bekend als schrijvend specialist op het gebied van architectuur en stedenbouw. (Foto: Rinus Vuik)


Uit de diverse toespraken van onder meer familieleden bleek dat het hart van Herman Moscoviter, vooral op latere leeftijd meer in die kunstwereld lag. Het weekeinde voor zijn overlijden werd hij nog lid van de Kunstroute Kralingen/Crooswijk. Zo hield hij zelf menig maal exposities van zijn eigen kunstwerken en publiceerde daarnaast vele gedichten die in bundels verschenen.

Hierboven: De aankomst van de kist van Herman Moscoviter bij de Katholieke Begraafplaats Crooswijk. (Foto: Rinus Vuik)

Uit de journalistwereld sprak collega Ben Haveman, ooit werkzaam bij het toenmalige Het Vrije Volk (1963 tot 1968), de krant waar Herman Moscoviter zich thuis voelde als ‘de bekende vis in het water.’Ben Haveman sprak over Moscoviter als zijn ‘beste vriend.’

Hieronder volgt zijn volledige toespraak gisteren in Crooswijk:

Lieve Gerrie, naaste familie,vrienden, beste mensen,

Het begon er mee dat we samen een horecagelegenheid uitliepen zonder een cent voor onze consumpties te betalen. Een náchtclub nota bene. Arnhem 1964.

We waren aan de vroege kant. Om ons heen alleen maar lege stoelen. Onwennig bestelden we een colaatje en wachtten. Er gebeurde niets. Een chagrijnige ober legde op een schoteltje de rekening neer waar we ons een hoedje van schrokken. We keken elkaar aan.‘Ik tel tot drie en dan staan we op’, zei Herman. ‘Een twee…’ We bukten ons om niet gezien te worden.

Wat een lef. Wat een helden. Vanaf dat moment waren we vrienden - en dat waren we. Brutaaltjes op het glibberige pad van de journalistiek. En geen cent te makken.

Wij, jongens en meisjes van het sociaal-democratisch dagblad Het Vrije Volk, ooit de grootste krant van Nederland, werkten ons uit de naad voor een hongerloontje. Van het statiegeld van lege flessen kon je weer een brood kopen. En je kon op vrijdag in Amsterdam te horen krijgen dat je op maandag ergens in het land moest beginnen, soms als opstapje naar een eenmanspost elders. Is uw vrouw zwanger, – jammer dan. Graag of helemaal niet. Via het Arnhemse Gele Rijdersplein kwamen we, eerst ik, later Herman, in de grensplaats Winterswijk terecht.

Winters-wat? Winterswijk. Kreis Wintersweich, zeiden we tegen elkaar, Wintersweich, Kreis Wintersweich, Bezirk Bocholt. De plaats kende ongeveer het hoogste aantal NSB’ers in de oorlog, we hadden een lijst van middenstanders aangelegd die om die reden moesten worden gemeden als de pest. Sociologisch interessante standplaats, in een van de buitendorpen bungelde er met regelmaat iemand aan een boom, de boedel van de failliete textielfabriek werd opgekocht door arrogante lieden die Günther, Heinrich, Dietmar of Ulrich heetten, en een van de dagelijkse vreugden voor de jeugdige verslaggever bestond, achter diens bureau gezeten, uit het zwaaien naar de meisjes van de belendende huishoudschool. (Het zinderende redactielokaal was dan ook gevestigd aan de Rusthuisstraat).

Enfin, met hulp van de weduwe Bokma en de gedichten van Piet Paaltjens hield ik het daar een half jaar vol. Herman ietsje langer, dat moet ik hem nageven. Hij vertelde eens hoe de burgemeester van Winterswijk, vader van zeker twaalf kinderen, en militant geheelonthouder (de man droeg het speldje van de blauwe knoop op z’n revers) op straat een man aansprak die te diep in het glas had gekeken. Schandelijk, toornde de burgemeester. Herman zei: ‘Waarop die dronkeman in sappig dialect reageerde met: ‘Weet u wat ie moet doen, b-burgemeester? Dat speldje van de geheelontholders, d-dat moej op oen g-gulp plakk’n’. Dat moet ie doen!’

Of dat voorval de krant ook haalde, weet ik niet. De betreffende burgemeester, ook nog eens Vlam geheten, was van de PvdA, en de PvdA was een beetje heilig, tenslotte. Wat heet. Een pagina regionieuws per dag was de opdracht. Was er geen nieuws, dan maakte je dat. Welke boeken de badmeester uit verveling las,wanneer hij niets te doen had omdat het regende. Of een opgebroken straat fotograferen – een beetje artistiek, door een rioolbuis gezien – het filmpje op de brommer wegbrengen naar de plaatselijke drogist, achter het bureau een pakkend onderschrift bedenken, een van de negatieven uitknippen en opplakken bij je kopij, dit alles in een grote envelop stoppen waar treinbrief op stond en die bij het station afgeven aan de machinist van de NS. De blauwe engel, ofwel de laatste boemeltrein uit Winterswijk naar de bewoonde wereld, ofwel Arnhem vertrok al om tien over half tien. Maar soms tien minuten later, want ‘dei jong van ’t Vrije Volk heft nog niet west’.Herman heeft het allemaal meegemaakt, en wanneer we erover kwamen te spreken, barstten we nog net niet in snikken uit.

Ga werken bij De Arbeiderspers, en je bent snel van je socialisme genezen, riepen sommigen. Maar we bleven solidair. Herman heeft het er lang uitgehouden. Hij verhuisde (na een uitstapje in Groningen) met de krant mee naar Rotterdam toen het Amsterdamse gebouw van de Arbeiderspers al was ontruimd en een groepje bozige journalisten zich bij de achteringang aan het Hekelveld verzamelde, aarzelend de Internationale aanhief (waarvan niemand de volledige tekst kende), het gebouw wilden bezetten, maar niet verder kwamen dan het uitoepen van: ‘Hallo, is er nog een abonnee?’ Waarop de echo antwoordde: ‘Nee-nee-ee’

Onbedoeld raakten we elkaar kwijt in de kruitdampen van de nieuwe tijd, waar de ene revolte de andere afloste. Het Vrije Volk ging kopje onder en fuseerde. Herman tikt in die dagen als freelancer zijn vingers blauw voor het Rotterdams Dagblad. Tot hij het bijltje er bij neergooit, moe van de verschraling in de Rotterdamse journalistiek. Inmiddels is hij een gezaghebbend auteur over met name architectuur en stadsvernieuwing,met een indrukwekkend aantal publicaties over de stad die hij liefhad vaak als middelpunt. ‘Hou de projectontwikkelaar uit de wijk’, was zijn motto. Of er naar hem geluisterd is, weet u als Rotterdammer beter dan ik.

En dan is het een half mensenleven later. In de NRC staat een opmerkelijk pleidooi voor wonen op het water. ‘Waar eb en vloed regeren, waar het drooggemalen land inklinkt, geldt - zeker wanneer de poolkappen smelten- slechts de harde leerschool van de zondvloed: alleen wat drijft blijft.’ Auteur Herman Moscoviter.

Ik achterhaal Hermans telefoonnummer. We spreken af. We hebben een tijdgat van een dikke drie decennia te overbruggen, en dat gaat verbazend moeiteloos. We praten, en praten. En eten twee bruine boterhammen met kroketten. Drie boterhammen voor Herman. Tot besluit van iedere ontmoeting. Achteloos slikt hij een pilletje tegen lichamelijk ongemak. Waar hij niet over klaagt. Wel is hij bitter gestemd over de journalistieke verschraling in de stad. Hij zag het aankomen.

Hij verruilde de journalistiek voor de kunst. Als journalist kreeg hij te horen dat het nieuws op straat ligt, in zijn nieuwe professie blijft Herman het daar nog steeds zoeken. Want bij afvalbakken ligt immers altijd wel iets wat hij kan gebruiken als zelfbenoemde fröbelaar. ‘Kapotte zooi wordt bij Moscov weer mooi.’ In zijn atelier aan de Coolhaven laat hij me schitterende collages zien. Hier en daar treden er beeldjes van Jezus op de voorgrond. Jezussen? Herman toch. Gojs lef?

‘Ja soms heb ik wel last van ironie’, is dan zijn verklaring.

En dat is niet het enige. Hermans taalgebruik is doorspekt met archaïsmen. ‘Hebdet gij enig idee’, schreef hij me in een mailtje, ‘hebdet gij enig idee wanneer we elkander treffen teneinde ons wederom te buiten te gaan aan museale genoegens?’

Of: ‘De druiven zijn dit jaar zoeter dan zoet bij mij. Hoe zoet zijn ze in uw gaarde? Hartelijke groet, uwe fröbelaar’.

Beste Herman, goede vriend. Het begon ermee dat jij en ik in 1964zonder betalen een nachtclub uitliepen. Het eindigde ermee dat we nog niet zo lang geleden in het Wester Paviljoen als altijd twee kroketten met bruine boterhammen bestelden. Jij stak je hand op naar de serveerster:‘’Eh, voor mij drie boterhammen graag’. Achteloos slikte je je pilletjes.

En toen was het donderdag 4 oktober. Het doodsbericht in de krant, een mokerslag.

Ik greep naar Hermans Gemarineerde Zinnen en las:

Zijn laatste wil is van hout

zo de doodsoven in, koud

beschreven met één volzin:

oost west as best.

Verdomme Herman, je zou me nog alles vertellen over de Biënnale in Venetië. En ik wou je zeggen dat mijn druiven dit jaar ook hartstikke zoet zijn, Herman. Er stond een flesje sap om te testen voor je klaar, Herman. Maar wat ik je vooral nog zo graag had willen zeggen, Herman, is: makker, ik ben je dankbaar voor je onvoorwaardelijke vriendschap.

------------------

BEN HAVEMAN

1968-2005 redacteur-verslaggever de Volkskrant

Voordien van 1963 tot 1968 werkzaam bij Het Vrije Volk (achtereenvolgens Amsterdam, Eindhoven, Arnhem, Winterswijk, Amsterdam).

In 1960 begonnen bij de Emmer Courant.



Foto's bij dit artikel: Familieleden, vrienden en kennissen wachten hier om afscheid te nemen van Herman Moscoviter. In totaal zo’n 200 bezoekers © Rinus Vuik.

Cookies

Deze website gebruikt noodzakelijke cookies voor een correcte werking en analytische cookies (geanonimiseerd) om de statistieken van de website bij te houden. Marketing cookies zijn nodig voor laden van externe content, zoals YouTube-video's of widgets van Sociale Media. Zie ons cookiebeleid voor meer informatie, of om je instellingen later aan te passen.