Bidden op het Zadkine

Na vier jaar al verlaat Marloes de Vries het Zadkine, waar ze sinds 2021 het College van Bestuur voorzat. Haar aftreden hangt samen met een vervelend akkefietjes uit het vorige jaar. Toen vaardigde zij een gebedsverbod uit voor alle gemeenschappelijke ruimtes van deze grote instelling voor mbo met tientallen vestigingen. De actie was vooral gericht tegen moslimstudenten die her en der hun gebedskleedjes uitrolden wat neerkwam op een nadrukkelijke religieuze aanwezigheid. En het Zadkine is een openbare school.
Er kwam ongelooflijk veel heisa van. Vakbonden en studentenorganisaties protesteerden. Zelfs B en We van Rotterdam namen het voor de vrome studenten (en docenten op). Zo sleet de Vries´ houdbaarheid snel weg.
Dit alles roept vragen op rond vrijheid van godsdienst en de aard van het openbaar onderwijs.
Sinds 1917 kent Nederland door de overheid bekostigd openbaar én – op gelijke voet daarmee gesteld – levensbeschouwelijk onderwijs. Vind je dat je kinderen in een religieuze atmosfeer dienen te worden opgeleid, dan kies je voor een bijzondere school die jouw persoonlijke religieuze opvattingen weerspiegelt. Bestaat die nog niet dat kun je er met geestverwanten één oprichten. Bij voldoende aanbod van leerlingen heb je recht op financiering door de overheid. Voor studenten met een intense religieuze behoeftes is een confessionele school dan ook de beste leeromgeving. Anders wordt het schipperen en marchanderen. Dat wil je liever niet in je relatie tot God.
Wie weet ben je toch aangewezen op het openbaar onderwijs. Nederland kent geen duidelijke scheiding van kerk en staat zoals Frankrijk. Een openbare school is niet antireligieus of laïcistisch, die is neutraal. De staat neemt geen standpunt in over de ware leer.
Dit houdt in dat er op openbare scholen geen plaats is voor godsdienstoefeningen. Daarvoor moet je naar buiten. Aan de andere kant is er geen enkele reden waarom zo´n school niet letterlijk ruimte zou bieden voor het bevredigen van spirituele behoeftes. Bijvoorbeeld door een klaslokaal in te richten als stilteruimte, waar iedereen te allen tijde welkom is. Op het Institute of Social Studies, nu al weer een jaar of twintig een soort filiaal van de Erasmus Universiteit in Den Haag, hebben ze de hele zolder daarvoor ingericht want de meeste studenten komen van buiten Europa. Die zijn naar verhouding veel geloviger dan Nederlanders. De zolder biedt uitkomst aan hindoes, moslims, boeddhisten, christenen, allemaal. En ze zitten elkaar nooit in de weg. Dat hoort bij de geest van het ISS.
Kun je op het Zadkine ook zo doen.
De val van Marloes de Vries heeft veel te maken met een ondoordachte uitspraak tijdens een interview. Ze kon zich – vertelde ze zonder de gevolgen te beseffen – wel voorstellen dat christenen voor de maaltijd even de handen vouwden. En daarmee had zij zich definitief in de hoek van de discriminatie geschilderd. Geen ontkomen meer aan.
Toch verdient dit een nadere beschouwing. Dat van het stilletjes de handen vouwen past wel bij de oude aanpak van dit probleem in het ooit zo verzuilde Nederland. Je kwam niet ostentatief voor je geloof uit. Je gunde de ander ruimte. Een halve eeuw geleden zei een tafelheer aan het begin van elke gezamenlijke maaltijd: ¨Een ogenblikje stilte alstublieft¨. Na een halve minuut of zo doorbrak hij die zelf met een smakelijk eten¨. Zo kon iedereen op de eigen manier God eren of niet zonder dat een ander iets van je persoonlijke overtuiging merkte.
Met de verplichte islamitische gebeden ligt dat anders. De profeet Mohammed gaf niet alleen de aanvangstijden en de teksten door maar ook de houdingen die de gelovige daarbij had aan te nemen. Er komt staan en knielen aan te pas behalve als je daar fysiek of psychisch niet toe in staat bent zo leert de godsonvoorstelbaar rechtzinnige site Al Yaqeen.
Een gelovige krijgt op zijn falie omdat hij zittend in de auto het gebed heeft gedaan. Dan geldt het niet. Al-Yaqeen roept daarbij een oude islamgeleerde te hulp, die raad gaf aan een gelovige met aambeien.
Het verrichten van de gebeden moet dus altijd op een zichtbare manier gebeuren. Aan de andere kant: het mag overal als het maar niet op een kerkhof is en als je er je awrah maar niet bewust bij laat zien , zo luiden de belangrijkste voorschriften. Dat hoeft op een vestiging van Zadkine geen probleem te zijn, vooropgesteld dat anderen er geen last van hebben. Je rolt je gebedskleed niet uit op een drukke gang. Je bidt niet luidkeels want over de kracht van het stemgeluid heeft de profeet niets doorgegeven. Bovendien God ziet en hoort alles. Elke andere mening hierover is ketterij.
Persoonlijk vind ik het moeilijk te geloven, dat Allah zich druk maakt over de houding waarin gelovigen zijn smeekbeden aan Hem richten. Het gaat tenslotte om de inhoud en de intentie. God stelt zijn eisen maar Hij plaatst geen valstrikken om de gelovigen erin te luizen. Een volmaakt entiteit staat daar namelijk ver boven. Anders was er van volmaaktheid geen sprake. Wie er anders over denkt doet aan ketterij en op zijn minst aan godslastering.
Volgens mij komen we er wel uit als we ons niet teveel aan elkaar ergeren. Met de nadruk op elkaar.
Een opmerking tot slot: Joden, christenen en moslims geloven in dezelfde god. Deze wezenlijke karaktertrek hebben zij gemeen. Daarom gebruik ik in dit stukje Allah en God door elkaar.
hanvanderhorst@vandaagenmorgen.nl