Het peloton en de dood

28 augustus 2019 door Ard Heuvelman
Het peloton en de dood
Monument Casartelli op Portet d'Aspet (Foto Ard Heuvelman)

Op 13 augustus jl. hebben honderden mensen rond en in de Sint-Willibrorduskerk in Knesselare, een dorp in Oost-Vlaanderen, afscheid genomen van Bjorg Lambrecht. De 22-jarige Lambrecht vond een week daarvoor als wielrenner de dood na een val in de Ronde van Polen. Het was eigenlijk een heel onschuldig ogende valpartij, zoals er zoveel plaatsvinden in een wielerkoers. Bjorg raakte van de weg af en belandde in een sloot. Helaas voor hem kwam hij terecht op een duiker, een betonnen buis. Dit veroorzaakte een grote scheur in de lever en een massieve inwendige bloeding met een hartstilstand tot gevolg.

Het lijkt er op dat het aantal ernstige ongelukken in het wielrennen de afgelopen jaren sterk is toegenomen. Sinds de dodelijke val van Wouter Weylandt in de Giro d’Italia van 2001 zijn er elk jaar wel enkele doden te betreuren. Kristof Godaert, Antoine Demoitié, Daan Myngheer, Michele Scarponi, Michael Goolaerts en Stef Loos waren zeker liever anders in het nieuws gekomen. Zijn wielerwedstrijden gevaarlijker geworden? Hoewel exacte gegevens ontbreken mogen we uit de berichten die via de media tot ons komen concluderen dat van de overleden wielrenners in de afgelopen tien jaar ‘slechts’ een kwart van de ongevallen plaatsvond tijdens een wedstrijd, meestal door een valpartij en soms door een aanrijding met een volgauto of – motor. De helft van het aantal ongevallen gebeurt tijdens de training, en dat zijn vaak aanrijdingen met vrachtwagens. Dus eigenlijk ‘gewone’ verkeersongelukken. De overige slachtoffers vallen door hartfalen tijdens of na de wedstrijd.

Botsing met paard
Wielerwedstrijden op de weg worden nogal eens onder slechte weersomstandigheden verreden – hitte, zware regen, hagel of sneeuw – en vaak met hoge snelheid, vooral in afdalingen. Zo bezien valt het aantal fatale ongelukken in feite wel mee. Dat was ook in de oertijd van de koers al zo. Ruim een eeuw geleden kenden wegwedstrijden lange afstanden, waardoor vaak midden in de nacht moest worden gestart. Maar het duurde toch tot 1911 dat het eerste dodelijke slachtoffer in een grote race viel, namelijk de Fransman Ribeaux die tijdens Parijs-Brest-Parijs (over 1200 kilometer!) ’s nachts in botsing kwam met een gendarme te paard. Ook het parcours liet nogal eens te wensen over.

Lekje
Wielerwedstrijden voor professionals werden vroeger georganiseerd door kranten en tijdschriften met als doel de verkoop van het blad te bevorderen. Zo ook de Tour de France vanaf 1903 door het blad L’Auto. Omdat spektakel verkoopt werden al snel bergpassen in het parcours opgenomen. De bergwegen waren echter nog onverhard en niet uitgevlakt zodat afdalingen aanzienlijk meer gevaar kenden dan tegenwoordig. Dat leverde natuurlijk ongelukken op, maar het duurde nog tot 1935 voor het eerste dodelijke slachtoffer viel in de Tour. Dat was de Spanjaard Francesco Cepeda die door een aflopende tube in de afdaling van de Galibier met hoge snelheid op zijn hoofd viel en enkele dagen later in het ziekenhuis van Grenoble overleed. Daar werden verder weinig woorden aan vuil gemaakt.

Fabio Casartelli en Lance Armstrong
Zestig jaar later vond het volgende fatale ongeluk in de Tour plaats. De nog jonge Italiaan Fabio Casartelli viel met zijn hoofd op de wegafbakening in de afdaling van de Col de Portet d’Aspet. De daaropvolgende etappe werd geneutraliseerd afgelegd en een van Casartelli’s ploegmaats mocht winnen. Dat was de later niet onbesproken Lance Armstrong. Op de plaats van het ongeluk werd een enorm monument opgericht, dat sindsdien als een bedevaartsplaats wordt bezocht.

Vijf man op een fiets
Er vonden vroeger juist veel dodelijke ongelukken plaats in het wielrennen op de baan bij de wedstrijden met gangmaking. Zulke wedstrijden waren rond de vorige eeuwwisseling enorm populair. Aanvankelijk gebeurde deze gangmaking per fiets door een andere renner, vervolgens achter tandems, quadruplets (vier man op één fiets) en zelfs quintuplets (vijf man). Daarna kwam gangmaking met de motorfiets in zwang, maar dat was in den beginne levensgevaarlijk vanwege het nog in ontwikkeling zijnde materiaal. Tot de Tweede Wereldoorlog heeft dit tientallen, in ieder geval meer dan zestig, dodelijke ongevallen opgeleverd van gangmakers, renners en publiek. Eén van de bekendste ongelukken is die van stayer Karel Verbist op de Karreveldbaan in Brussel in 1909. Daar werd niet alleen wekenlang over gesproken, maar het leverde ook een befaamd lied op: Charelke, Charelke, Charelke Verbist. Had gij niet gereden op de pist. Had gij niet gelegen in uw kist.

Bijgeloof
De Ronde van Italië kent tweemaal zoveel dodelijke ongevallen als de Tour met in 1952 Orfeo Ponsin, in 1976 de Bask Juan Manuel Santisteban, in 1986 Emilio Ravasio en in 2011 de Vlaming Wouter Weylandt in de afdaling van de Passo del Bocco. Sindsdien wordt zijn rugnummer 108 niet meer verstrekt in de Giro d’Italia. Ook in de Vlaamse kermiskoersen liep het soms verkeerd af. Zo botste in 1969 de pas 23 jarige José Samyn in Zingem op een verkoper van programmaboekjes met een dodelijke afloop voor de renner vijf dagen later in het ziekenhuis van Gent. Na zijn dood kreeg de Grote Prijs van Fayt-le-Franc zijn naam en heet tegenwoordig eenvoudigweg Le Samyn, al tweemaal gewonnen door Niki Terpstra. Meest dramatisch was misschien wel de botsing van de jonge wereldkampioen Jean-Pierre Monseré (‘Jempie’) in 1971 met een tegemoetkomende auto in de Marktprijs van Retie in de provincie Antwerpen. Jempie, die gezien werd als de ‘nieuwe Merckx’, kreeg een grootse uitvaartdienst in Roeselare. Zijn kist werd gedragen door zijn ploegmaten, waaronder de gebroeders De Vlaeminck en Joop Zoetemelk.

Helm
Vrijwel alle fatale ongevallen hadden in het verleden te maken met hoofdletsel om de eenvoudige reden dat in de grote wegwedstrijden het dragen van een valhelm niet verplicht was. Er werden door de internationale wielerbond UCI wel steeds pogingen gedaan om de helm in alle wedstrijden verplicht te stellen, maar die waren steeds op felle tegenstand van de renners gestuit. Dat veranderde in een klap door de fatale val van de Kazak Andrej Kivilev in de koers Parijs-Nice in 2003. Hij liep een schedelbasisfractuur op, raakte meteen in coma en overleed de dag daarop in het ziekenhuis van Saint Etienne. Twee maanden later was de helmplicht een feit.

Fietsfilosoof valt 80 meter
Merkwaardig genoeg hebben vrijwel alle zware valpartijen zowel in de Tour als in de Giro niet tot fatale gevolgen geleid. Bijvoorbeeld de beroemde val van onze eigen Wim van Est, gehuld in de gele trui, die in de afdaling van de Galibier in 1951 volgens getuigen zeker zeventig meter diep in de afgrond was gestort. Hij kwam er met kneuzingen van af. Een jaar eerder was zijn ploegleider Kees Pellenaars nabij Todtnau ternauwernood aan de dood ontsnapt als renner in de Deutschland Rundfahrt na een botsing met een auto. In het ziekenhuis van Freiburg las hij in een Vlaamse krant zijn eigen ‘In memoriam’, herstellende van: een schedelbreuk, een gebroken schouderblad, een gebroken sleutelbeen, een dubbele armbreuk, een dubbele beenbreuk, zes gebroken ribben en een gebroken vinger. In de Giro d’Italia van 2009 viel de Bask Pedro Horrillo zelfs tachtig meter diep. Hij overleefde dankzij eerste hulp van bergbeklimmers, maar zijn carrière als wielrenner zat er voor deze opgeleide filosoof daarna wel op.

Wieler 'chemie'
De bekendste doden uit de wielersport zijn niet het slachtoffer van een zwaar ongeluk maar van zware chemische middelen. Tommy Simpson met zijn monument op de Mont Ventoux, Franky Vandenbroucke en Marco Pantani. Nu het gebruik van stimulantia lijkt te zijn uitgebannen loeren weer andere gevaren. De openbare weg waarop de koers zich afspeelt begint steeds problematischer te worden door verkeersmeubilair, toegenomen verkeersdrukte en – agressie. De races dreigen steeds vaker verbannen te worden naar een vast circuit. We kunnen alleen maar hopen dat de grote koersen in stand blijven, zonder slachtoffers maar wel met mannen die bij aankomst een barre tocht achter de rug hebben, te zien aan hun gescheurde kleren, schaafwonden, ingevallen wangen en doorschijnende ogen.

Foto's: Ard Heuvelman

Meer over:
Cookies

Deze website gebruikt noodzakelijke cookies voor een correcte werking en analytische cookies (geanonimiseerd) om de statistieken van de website bij te houden. Marketing cookies zijn nodig voor laden van externe content, zoals YouTube-video's of widgets van Sociale Media. Zie ons cookiebeleid voor meer informatie, of om je instellingen later aan te passen.