Arme moedergans

12 mei 2009 door Jim Postma
Arme moedergans

Al weken lang houd ik een broedende gans in de gaten in het struikgewas aan de Noordsingel. Het prachtige witte dier zit verscholen in groene struiken, vlak bij het houten loopbruggetje ter hoogte van restaurant Puur en het Huis van Bewaring. Zeker vijf keer per week loop ik er langs, in weer en wind.

Haast niemand weet dat de gans daar zit, zo goed verscholen zit ze trouw en moedig 24 uur te broeden, de godganse dag! De tel ben ik kwijt geraakt, maar volgens mij is de vijfde week al in gegaan. En nog steeds geen jonge gansjes. Af en toe steekt ze schuw haar kopje naar boven als op een meter afstand een daverende tram passeert. Moet zeker van de schrik zijn, want het monster maakt een rotlawaai.
Met aanstaande moedergans ontwikkel ik een bijzonder bandje, bij gebrek aan vadergans. Zeker na de zoveelste kletterende regenbui, ontwikkel ik een vorm van bezorgdheid en een gevoel van medelij.

De laatste twee weken voer ik haar korstjes vers brood, gekocht bij een bakkertje in de nabij gelegen winkelstraat Zwart Jansstraat. Niet zo maar, neen, gepaard met ons ritueel. Als ik voorzichtig naderbij kom geef ik klakkende geluidjes met mijn tong. Probeer zo goed en kwaad als mogelijk het geluid na te doen van een vadergans.
Zodra zij mijn geklikklak hoort komt mijn gansje voorzichtig met haar kopje boven het groen. Even kijken we elkaar aan, bij wijze van herkenning. Of is het een vorm van opgebouwd vertrouwen. Van mij schrikt ze in ieder geval niet meer en weet inmiddels dat er ‘manna’ te verwachten is van boven. Heel voorzichtig gooi ik de korstjes naar haar toe, daarbij op een meter afstand mikkend om ze zo dicht mogelijk bij haar nest te doen belanden. Gretig hapt ze er naar, mij achterlatend met een gelukkig vadergevoel.
Terug op mijn bruggetje kijkt ze mij nieuwsgierig, dankbaar na.

Inmiddels is de zesde week in gegaan en ik begin mij nu grote zorgen te maken. ‘Waarom zijn mijn gansjes nog niet uitgekomen?’, vraag ik mij in alle ernst af. In de Noordsingel zelf wemelt het inmiddels van jong grut, nieuw leven. Zo zie ik de meerkoeten meer koeten maken. Ze huppelen vanuit het ouderlijk nest het water in, terwijl vader en moeder meerkoet vijandige meeuwen op afstand houden. Ook al het andere gevogelte moet het niet wagen in de buurt te komen, de ouderlijke meerkoeten kiezen tegen alles en iedereen de onverbiddelijke aanval. Soms met gevaar voor eigen leven, maar dat beseffen bezorgde ouders niet.
Naast de vruchtbare meerkoeten doen andere eenden dapper mee met het absolute Gebod der Natuur: ‘Ga heen eend en vermenigvuldig u!’. Soms met nestjes van zes tot zeven jonge eendjes tegelijk. Deze kleintjes delen eveneens mee met de verse broodjes van mijn warme bakker. Het maakt mij blij. Een jonge moeder met twee kleine kinderen op de achtergrond spreekt mij bemoedigend aan over zoveel goedheid op Moeder Aarde. Met een haast hemelse glimlach zegt zij tegen mij: ‘Dat maakt mijn hele dag weer goed, meneer!’ . Ik ga er haast van blozen.


Tegelijkertijd komt een zekere triestheid bij mij naar boven als ik weer denk aan mijn arme moedergans die deze vreugde van pure natuur (nog) niet mag bejubelen. Als de moeder met haar twee kindjes is vertrokken, begint het te regenen en te bliksemen. Een stortbui breekt los en ik ren over het bruggetje in de richting van mijn stamcafeetje Centraal om te schuilen.
Na het koppensnellen van mijn favoriete kranten, beweeg ik mij op de weg terug naar mijn moedergans.
Val van verbazing haast achterover als ik zie dat ze haar nest heeft verlaten! Uiterst voorzichtig sluip ik dichterbij en tel vier grote ganzeneieren. ‘Vooral niet aanraken’, denk ik beschermend, ‘wellicht komt ze weer terug’.
Maar na de tweede en derde dag constateer ik als ‘controlerend geneesheer’ dat mijn moedertje voor goed is gevlogen. Ik buig me over de eieren en laat een lichte vloek. De vier eieren zijn gemerkt, met drie keer een O en met één keer een X. ‘Ze zijn geschud’, hoor ik mezelf kwaad mompelen.
‘Mensenhanden die een moedergans zes weken voor lul laten zitten. Klootzakken!’, zo schreeuw ik het uit.
Ik pak een plastic zakje uit mijn jaszak en stop de onvruchtbare eieren er voorzichtig in. Om ze te laten fotograferen door onze fotograaf Robert, voor een vervolg story. ‘Onderzoekjournalistiek naar misdaden tegen de gansheid’, grinnik ik als een boer met kiespijn.

Op het bruggetje is mijn gedrag niet ongemerkt voorbij gegaan aan een echtpaar met kinderen die vogels aan het voeren zijn.
Een jongetje zegt tegen zijn vader: ‘Kijk is pa, die meneer steelt eieren van de eendjes…’’


Cookies

Deze website gebruikt noodzakelijke cookies voor een correcte werking en analytische cookies (geanonimiseerd) om de statistieken van de website bij te houden. Marketing cookies zijn nodig voor laden van externe content, zoals YouTube-video's of widgets van Sociale Media. Zie ons cookiebeleid voor meer informatie, of om je instellingen later aan te passen.