CPB : Macro economisch beeld komende jaren, NL moet tandje bijzetten

(Minister van financiën Heinen)
In de zomer van afgelopen jaar is er een nieuw kabinet aangetreden. In de Miljoenennota heeft het kabinet de inkomsten- en uitgavenkaders vastgesteld voor de komende kabinetsperiode. De aangekondigde maatregelen uit het Hoofdlijnenakkoord van dit kabinet zijn verder uitgewerkt in het Regeerprogramma. Zowel de Miljoenennota als het Regeerprogramma liggen ten grondslag aan dit Ontwerpbegrotingsplan
Tevreden maar zorgen over migratie en inkomen
Het kabinet heeft een regeerprogramma opgesteld om de maatschappelijke uitdagingen aan te pakken. Nederlanders zijn over het algemeen tevreden met het leven, hebben vaker werk en een relatief hoog inkomen ten opzichte van andere Europese landen. Toch zijn er ook zorgen.
Volgens onderzoek van het Sociaal Cultureel Planbureau maken mensen zich het meest zorgen over migratie en inkomen, gevolgd door woningmarkt, klimaat en gezondheidzorg. De keuzes van dit kabinet in de begroting komen tegemoet aan de zorgen in het land. Het kabinet stelt hierbij overkoepelende prioriteiten, onder andere ten aanzien van bestaanszekerheid, migratie, veiligheid nationaal en in de wereld, goed bestuur, groene groei en een sterke economie. Deze prioriteiten overlappen (deels) met de landspecifieke aanbevelingen van de Europese Commissie.
De Nederlandse economie zal de komende jaren naar verwachting gematigd groeien na een jaar van economische afkoeling. Het CPB raamt een economische groei van 0,6% in 2024 en 1,5% in 2025. Onderliggend verwacht het CPB hierbij dat de economie in 2024 en 2025 ongeveer even sterk groeit. Het verschil wordt deels veroorzaakt door een statistisch effect, het zogenaamde overloopeffect. In 2023 bedroeg de bbp-groei slechts 0,1%.
Binnenlandse vraag en overheidsbestedingen
In het eerste kwartaal van 2024 kromp het bbp zelfs met 0,3% ten opzichte van het voorgaande kwartaal. De lichte daling van het bbp is met name toe te schrijven aan de daling van de export van goederen, en de grotere onttrekking aan voorraden, die samenhangen met krimp van de industrie. Naar verwachting groeit de economie echter wel in 2024, gedreven door binnenlandse vraag. De stijging van de reële inkomens en de herstellende koopkracht stimuleren de consumptie van huishoudens. Daarnaast dragen ook de overheidsbestedingen positief bij aan de economische groei. In 2025 zullen de Nederlandse uitvoer en bedrijfsinvesteringen naar verwachting positief bijdragen aan de economische groei.
Door aantrekkende wereldhandel en toenemende investeringen neemt de economische groei, na stagnatie in 2023, in de jaren 2025–2028 toe tot gemiddeld 1,4% per jaar.
Afnemende groei door vergrijzing
Op termijn zal de economische groei als gevolg van de vergrijzing afnemen tot circa 1,0% per jaar.
Afnemende economische groei als gevolg van de vergrijzing speelt bij meerdere EU lidstaten. Het CPB verwacht dat het arbeidsaanbod steeds minder hard zal groeien, voornamelijk door vergrijzing en dalende geboortecijfers in voorgaande jaren.4 De ruimte voor een hogere arbeidsparticipatie is bovendien beperkt. Inmiddels werkt 73,3% van alle mensen in Nederland tussen 15 en 75 jaar oud. Tegelijkertijd blijft de vraag naar arbeid in bepaalde sectoren hoog, waaronder in de zorg, onder andere vanwege vergrijzing. Dit zal in de toekomst alleen maar toenemen. Zo verwacht de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) dat het aandeel van de beroepsbevolking dat werkt in de zorg bij ongewijzigd beleid zou moeten stijgen van 16% in 2019 tot 36,5% in 2060.5
Productiviteitsgroei nodig
Voor het toekomstige verdienvermogen is een hogere productiviteitsgroei daarom belangrijk. Deze vertoont de afgelopen decennia een dalende trend. Dit geldt voor vrijwel alle ontwikkelde economieën. In Nederland bedroeg de productiviteitsgroei 28% tussen 1995 en 2023. Dat is iets lager dan het Europese gemiddelde van 30%. Daarbij valt op dat de groei in Nederland relatief sterk is teruggevallen vanaf het begin van de jaren ’10. Door middel van productiviteitsgroei kan met dezelfde hoeveelheid werk meer goederen en diensten worden geproduceerd. Het is daarom een belangrijk onderdeel van de economische groei en het toekomstig verdienvermogen van Nederland.
2024 tot en met 2038
De economische groei die het CPB voor de komende jaren verwacht, wijkt af van de groeicijfers die de Commissie hanteert. Op enkele jaren na verwacht het CPB iets lagere economische groei dan de Commissie. Over de periode 2024 tot en met 2038 is het verschil echter klein: de Commissie raamt een gemiddelde groei van 1,2% per jaar en het CPB een groei van 1,0% per jaar.
De inflatie neemt langzaam af richting de 2%-doelstelling, maar houdt langer aan dan eerder verwacht. De huidige daling van de inflatie wordt vooral gedreven doordat de prijzen van energie, voedsel en andere goederen minder sterk stijgen dan voorheen. Naar verwachting van de ECB en DNB daalt de kerninflatie (inflatie exclusief voedsel- en energieprijzen) ook richting de 2,0%. Nadat de lonen in 2023 en 2024 sterk zijn gestegen om de hoge inflatie in 2022 in te halen, zal de loongroei na 2024 waarschijnlijk afnemen. Hierdoor zwakt ook de kerninflatie geleidelijk af.
Het CPB verwacht hierbij dat de inflatie hardnekkiger hoger blijft dan eerder verwacht. Het raamt de inflatie (hicp) voor 2024 op 3,5% en voor 2025 op 2,8%. Dit sluit aan bij eerdere ontwikkelingen van de inflatie. Het feit dat de inflatiedaling de afgelopen tijd stagneert, wijst erop dat de zogenoemde ‘last mile’ in de bestrijding van de hoge inflatie voor centrale banken uitdagend kan zijn. Zo blijft de inflatie van de dienstensector tot dusver hardnekkiger, en is de stabilisering daarvan afhankelijk van het samenspel tussen de (inhaal)groei van de lonen en prijsverhogingen van bedrijven.
Loonstijging en inflatie
Wanneer de loongroei hoger blijft dan verwacht en bedrijven dit doorberekenen, kan de inflatie langer hoger blijven. Daarnaast laat de ontwikkeling van de energieprijzen een wisselend patroon zien. Dit is grotendeels afhankelijk van de ontwikkeling van de geopolitieke situatie en het risico op nieuwe aanbodschokken. Andersom is het ook mogelijk dat het sentiment plotseling kan kantelen als de monetaire transmissie sterker blijkt dan gedacht, en een oplopende werkloosheid kan leiden tot een snellere afname van de inflatie. Dit maakt de ontwikkeling van de inflatie in de komende kwartalen relatief onzeker. Voor de economie blijft het belangrijk dat de hoge inflatie wordt afgeremd om een verslechtering van de koopkracht te voorkomen. Dit is ook van belang voor het vertrouwen van huishoudens en bedrijven.
Export en investeringen
De uitvoer en bedrijfsinvesteringen blijven achter en zullen in pas in 2025 licht terugveren. De Nederlandse uitvoer zal na een krimp in 2023 ook in 2024 iets krimpen met 0,4% in 2024. In 2025 treedt herstel op met een groei van 2,4% in 2025. De investeringen (inclusief voorraden) nemen in 2024 naar verwachting af met 3,2%, onder andere door verslechterde economische vooruitzichten en toegenomen rente. Vooral het aandeel van investeringen in uitbreidingen neemt af. Daarnaast krimpen ook de woninginvesteringen in 2024. Deze zijn sinds 2022 niet meer toegenomen. Dit is vooral het gevolg van een dip in de nieuwbouw van woningen, mede veroorzaakt door lagere vraag als gevolg van stijgende rentes en dalende prijzen van bestaande koopwoningen in 2022 en 2023. Hierdoor zijn minder nieuwbouwvergunningen verleend, wat één tot twee jaar later, in 2024, tot uitdrukking komt in lagere investeringen.
Meer werkenden dan ooit
Ondanks de afkoeling van de economie was het aantal werkenden nog nooit zo hoog. In het tweede kwartaal van 2024 hadden 9,8 miljoen mensen betaald werk. Dat is 73,3% van de bevolking van 15 tot 75 jaar.6 Ook de werkloosheid ligt ver beneden het langjarige gemiddelde. Begin 2024 was 3,6% van de beroepsbevolking werkloos.7 Naar verwachting zal de werkloosheid de komende jaren beperkt toenemen tot 3,8% in 2025. De arbeidsmarkt blijft krap ondanks de afkoelende economie. In het eerste kwartaal van 2024 waren er 110 vacatures per 100 werklozen. Dit is het tiende achtereenvolgende kwartaal waarin er meer vacatures zijn dan werklozen. Het arbeidsaanbod neemt, ondanks dat de arbeidsparticipatie al hoog is, op de korte termijn verder toe.8 Toch blijft de arbeidsvraag voorlopig hoger dan het arbeidsaanbod. Via loonstijgingen zou de arbeidsvraag af kunnen nemen, waardoor ook de krapte vermindert. Het CPB verwacht dat de loonstijgingen ook na 2025 hoger blijven dan de inflatie.
Meer koopkracht
De consumptie door huishoudens, gedreven door stijgende reële lonen en toenemend consumentenvertrouwen, stimuleert de economische groei. De druk op de koopkracht door de hoge inflatie in 2022 en 2023 is afgenomen door overheidsbeleid, loonstijgingen en doordat de inflatie langzaam afneemt. Als reactie op de inflatie heeft de overheid in eerste instantie maatregelen ingevoerd ter ondersteuning van de koopkracht van Nederlandse huishoudens. Overheidsmaatregelen hebben met name tijdens de energiecrisis een positief effect gehad op de koopkrachtontwikkeling. Naast overheidsbeleid draagt hogere loongroei ook bij aan de koopkracht. De cao-lonen namen dit jaar naar verwachting met 6,6% toe na afgelopen jaren achtergebleven te zijn bij de inflatie.
De lonen zijn over de gehele periode 2021 tot en met 2024 minder hard gestegen dan de prijzen; in reële termen zijn de lonen sinds 2021 dus gedaald. Door de inhaalslag die de lonen nu maken, verbetert de koopkracht in 2024. De koopkracht valt dit jaar nog wel lager uit dan in 2021, de periode voor de inflatiepiek. In 2025 is het koopkrachtverlies als gevolg van de inflatieschok naar verwachting weer ingelopen. Het CPB verwacht dat het inhaaleffect van de lonen komende jaren doorzet. Over de periode 2025-2028 verwacht het CPB een mediane koopkrachtverbetering
van 0,8% per jaar. De consumptie van huishoudens neemt toe met 0,7% in 2024 en 2,7% in 2025.
Rente en inflatie
Het verloop van het rentepad hangt af van inflatieontwikkelingen, waarbij met name diensteninflatie persistenter is dan gedacht. Om de hoge inflatie te dempen heeft de Europese Centrale Bank (ECB) de afgelopen jaren de beleidsrente verhoogd. Daarnaast zijn zij begonnen met de afbouw van de omvang van de balans door het niet herinvesteren van aflopende obligaties en het terugbetalen van langlopende leningen door banken. Nu de inflatiedaling behoorlijk is gevorderd ten opzichte van de inflatiepiek eind 2022, hebben sommige centrale banken de eerste verlaging van de beleidsrente doorgevoerd. Zo heeft de ECB de beleidsrente, de rente die commerciële
banken betalen of ontvangen voor het lenen of stallen van geld, voor het eerst sinds 2019 verlaagd met 25 basispunten. De afname van de inflatie verloopt echter langzamer dan verwacht, waardoor meerdere centrale banken de rente nog niet hebben verlaagd. De ontwikkeling van de beleidsrente blijft afhankelijk van het verloop van de inflatie.
begrotingsdoelen - emu-saldo Naar verwachting blijft het EMU-saldo gedurende de kabinetsperiode, op 2026 na, binnen de Europese referentiewaarden van -3% bbp. Het EMU-saldo verslechtert naar verwachting van -1,8% bbp in 2024 tot -2,5% bbp in 2028. Op korte termijn leiden noodzakelijke maatregelen voor het vestigingsklimaat en lastenverlichting tot een verslechtering van het saldo. Daarnaast leiden de uitgaven voor het omzetten van de begrotingsgefinancierde militaire pensioenen naar kapitaaldekkingsstelsel (affinancieren) tot een incidentele verslechtering van het saldo van 0,7% bbp in 2026. Bovendien raamt het CPB dat de onderuitputting op de middellange termijn zal afnemen en dat investeringsmiddelen tot besteding komen, wat leidt tot hogere uitgaven. Ook demografische ontwikkelingen, zoals vergrijzing, spelen een rol. Deze leiden tot hogere uitgaven aan zorg en sociale zekerheid. Daarnaast zullen de rente-uitgaven op termijn stijgen. Vanaf 2027 beperkt het kabinet de toename van de overheidsuitgaven om de overheidsfinanciën in de toekomst stabiel te houden. Het geraamde begrotingssaldo verbetert vanaf 2027 en komt door het beperken van de overheidsuitgaven op -2,1% bbp. Het nieuwe kabinet heeft zich in het Hoofdlijnenakkoord gecommitteerd aan maatregelen voor het geval het EMU-tekort de 3% bbp dreigt te overschrijden. |
bron
bijlage bij Kamerbrief update budgettair-structureel plan voor de middellange termijn van
Minister Heinen van Financiën