Wintertijd: het enige voordeel is dat ene uur extra, één maal per jaar

De nacht van zaterdag op zondag 29 oktober gaat de klok een uur achteruit. Ongeveer 70 landen verzetten twee keer per jaar de klok. In de Europese Unie loopt de zomertijd van de laatste zondag van maart tot de laatste zondag van oktober.
De oliecrisis van 1973, die tot een golf van energiebesparende maatregelen leidde, was voor veel Europese landen aanleiding om opnieuw de zomertijd in te voeren. Spanje en Albanië begonnen hier in 1974 mee. In 1975 volgden Griekenland en Cyprus. Frankrijk volgde in 1976, Nederland, België, Luxemburg, Portugal en Polen in 1977, Tsjecho-Slowakije, Bulgarije en Roemenië in 1979. West-Duitsland wachtte nog tot 1980, totdat hierover een afspraak met Oost-Duitsland was gemaakt. Ook Oostenrijk, Denemarken, Hongarije, Noorwegen en Zweden sloten zich toen aan. In 1981 volgden de Sovjet-Unie, Finland, Zwitserland en Liechtenstein, en in 1983 Joegoslavië. Het laatste land binnen Europa dat besloot tot aansluiting was Andorra in 1985. De enige Europese landen waar geen gebruik gemaakt wordt van de zomertijd zijn: in het oosten, Armenië, Azerbeidzjan, Georgië, Rusland, Turkije en Wit-Rusland en in het westen IJsland |
Ongeveer het enige voordeel van de wintertijd is dat je gratis een uur extra kan slapen. Daarom beraadt sinds 2018 de Europese Unie zich over de afschaffing van de tijdswissel. Bij een bevraging van de Europese Unie bleek dat 80 procent van de respondenten voor een afschaffing was. In het scenario koos een meerderheid voor het aannemen van permanente zomertijd.