Oprichter Poetry Mooij (83) overleden
Martin Mooij
is overleden na geruime tijd ziek te zijn geweest. Hij is de man die Poetry
International wereldwijd op de kaart heeft gezet, vanaf het prille beginin 1970 tot aan
zijn afscheid in 1996. Helmut de Hoogh
sprak hem in 2009 in zijn flatwoning in de wijk Ommoord in Rotterdam naar
aanleiding van 40 jaar Poetry International.
Sinds halverwege
de jaren vijftig werkte Mooij voor De Arbeiderspers. Boeken verkopen, toen nog
met als doel meer mensen tot lezen te brengen.
Over andere boeken, vooral Duitstalige, publiceerde hij in de NRC en in de Vlaamse Vooruit (nu De Morgen). Tot Adriaan van der Staay naar Rotterdam kwam om als directeur van de Rotterdamse Kunststichting vanaf 1967 meer kunst en cultuur te brengen in de arbeidersstad.
Deplorabel
Zijn oog was
gevallen op een stuk van Mooij over de deplorabele toestand van het literaire
klimaat in de Maasstad. Anna Blaman was overleden, Alfred Kossmann naar
Amsterdam verhuisd, Cornelis Bastiaan Vaandrager zat in Drenthe. Bob den Uyl
moest nog bekend worden, terwijl Jules Deelder en Rien Vroegindeweij nog maar
net hun eerste sporen aan het verdienen waren.
Mooij was in 1969
juist aangenomen bij de sectie letteren van de Kunststichting toen Van der
Staay hem vroeg een paar dagen met hem naar Londen te gaan. Naar Poetry
International. Die naam hebben ze daarna maar gejat. Mooij: ,,In Londen
verbaasde Adriaan zich er over dat ik al internationale dichters kende en vroeg
of ik zo’n festival in Rotterdam van de grond kon krijgen. Ik heb ja gezegd,
hoewel ik niet wist hoe ik zoiets moest doen.’’
Juni '70
In wachten had
men in Rotterdam weinig zin. Besloten werd dat het eerste festival al in juni
1970 moest plaatsvinden in de Doelen. Mooij: ,,Ik had berekend dat het 35.000
gulden zou kosten. Maar dat had Adriaan niet. Hij kon mij 5.000 beloven. Ik
moest de rest maar bij elkaar schooien.’’
Dat binnenhalen
van sponsorgelden ging hem tot zijn eigen verbazing goed af. Hij vertelt over
lucratieve contacten met een Rotary Club, de televisie, met het Holland
Festival en vooral met het Goethe Institut. Het benodigde geld kwam er, hoewel
haast niemand in het festival leek te geloven.
Mooij:
,,Eigenlijk had niemand er vertrouwen in, behalve Adriaan. Het festival kwam
er, een beetje op een anarcho manier. Het leek erop dat er haast evenveel
dichters waren als bezoekers en er ging van alles mis. De organisatie kon het
niet aan, dacht er zelfs over het af te gelasten. Maar in de pauze zorgde Simon
Vinkenoog met een vriend voor muziek en kwamen dichters en publiek in een
betere stemming. We besloten in de foyer te blijven. Daar waren geen stoelen,
maar iedereen heeft immers een kont en daar kun je ook op zitten…’’
Dichters
En ineens werd
het festival door de dichters overgenomen. Dichters en bezoekers niet meer
gescheiden, maar naast en tussen elkaar. Zij zagen het als hun festival en dat
werd het ook, zelfs buiten de Doelen en op straat. Mooij: ,,Vasko Popa ging
naar de Joegoslavische arbeiders, Ernst Jandl las spontaan voor op een
metroperron. Zelf heb ik eens voor een verkeersopstopping gezorgd toen met een
tram bij elke halte werd voorgelezen door dichters. Dat mocht daarna niet meer.
Twee Engelse dichters lazen vanaf een politieboot met een megafoon gedichten op
de rivier.’’
In 1977 werd op
de eerste dag van het festival voorgelezen bij het enige Rotterdamse standbeeld
van de dichter Hendrik Tollens in Het Park (bij de Euromast). Daaruit ontstond
Poetry Park, dat zou uitgroeien tot het succesvolle Dunya Festival.
In 1988 werd
Poetry International een zelfstandige stichting met Mooij als directeur. Vanaf
dat moment ontstond er ook een interessante samenwerking met het Rotterdamse
vuilophaalbedrijf ROTEB, dat op zijn huisvuil- en andere wagens dichtregels
liet plaatsen.
Politiek
Gezegd wordt dat
het de tijd was van de politieke dichters. Mooij: ,,Dat is maar voor een deel
waar. Velen hadden hun ervaringen opgedaan in oorlog en onderdrukking. Zij
werden politiek gemaakt, vaak door de omstandigheden. Maar het ging om de
dichtkunst, het protest kwam erbij. Je vraagt je immers vanzelf af wat er
gebeurt in een land als Zuid-Afrika of toen ook in Griekenland en Spanje, waar
dichters werden vastgezet. Maar vaak vond je in de poëzie daar nauwelijks iets
over. Af en toe konden wij iemand uit de gevangenis halen. Ik was daar
aanvankelijk nogal naïef in. Oud burgemeester André van der Louw zei mij de
eerste keer: ‘Heb jij nog nooit geld in een paspoort gestopt’?’’
Mooij vertelt
graag over zijn belevenissen. Over Vasko Popa bijvoorbeeld, in de tijd van Tito
ook senator, die hem naar een klooster meenam waar de beste brandewijn werd
gestookt. Velen hebben bij Mooij en zijn vrouw thuis gelogeerd. Met sommigen
gingen zij ook op reis.
'Eregeld"
Vanaf 1979 kon
aan een gevangen dichter waar ook ter wereld ‘eregeld’ worden toegekend, met daarbij
ook de uitnodiging naar Rotterdam te komen zodra dat voor haar of hem mogelijk
was. Dat is tot en met 1996 zestien maal gebeurd. Twee dichters zijn in
gevangenschap omgekomen. Mooij: ,,Nog steeds proberen we mensen te helpen, nu
bijvoorbeeld een jonge dichter en schrijver uit Atjeh, die tijdens de tsunami
alles verloren heeft: zijn ouders, zijn zusje, zijn hele hebben en houden.’’
Warme
herinneringen heeft hij ook aan Yehuda Amichai, Zbigniew Herbert, Allen
Ginsberg, Adrian Mitchell, Adrian Henri, Peter Rühmhorf, ga zo maar door. Ik
ben vooral ook geïnteresseerd in de dichter als persoon. Ik wil weten waar de
poëzie vandaan komt’.
Een groot
verschil met de huidige tijd vindt Mooij de grotere vrijheid die hij had. ,,Ik
heb aan het eind nog meegemaakt dat ik op het stadhuis precies moest uitleggen
wat een stoel kostte. Dat kon ik niet, ik wist altijd wel aan het nodige geld
te komen.’’
Kazuko Shiraishi
Voor de
jubileumeditie van 2009 mocht Mooij als oud-directeur persoonlijk iemand op het
festival vragen. Hij nodigde Kazuko Shiraishi uit, die met haar boek ‘Seasons
of sacred lust’ en haar verschijning dertig jaar geleden menig man het hoofd op
hol bracht.
Mooij: ,,Zij was
zo gevierd destijds. En nog steeds weet zij hoe zij een publiek moet
bespelen.’’ Ook nodigde hij Bei Dao uit, de Chinese dichter die nu in de
Verenigde Staten woont. En Maura Dooley. ,,Ook zij logeerde soms bij ons. Een
mooie dichter, zij was ook enige jaren de organisator van het festival in
Londen dat zij weer tot leven bracht.’’
Na zijn pensionering
richtte Mooij samen met Remco Campert de organisatie Poets of All Nations (PAN)
op. Verschillende organisaties – in Zuid Afrika, Indonesië, Israël, Mexico –
vroegen om zijn hulp bij hun nieuwe festivals. Dat gebeurde ook dichter bij
huis: in Antwerpen, Berlijn, Dresden.
Het festival in
Bremen vierde vlak na Poetry het tienjarig bestaan. Veel dank zegt hij sinds de
oprichting van Poetry verschuldigd te zijn aan Cees Buddingh’ en Bob den Uyl,
daarna vooral aan Geertjan Lubberhuizen, Remco Campert, Bert Schierbeek en door
de jaren heen tot op de huidige dag: Adriaan van der Staay.