In Memoriam Eloy Everwijn

27 augustus 2023 door gastauteur
In Memoriam Eloy Everwijn
Laatste saluut voor Eloy - Foto Ronald G

Eloy BGM Everwijn (Rotterdam,1949 -2023) beschreef zichzelf als 'algemeen kunstenaar' en als 'volledig autodidact'. Hij gaf samen met Laurine Tukker en na haar overlijden 'Missive' uit. Hieronder volgt het afscheid, bij zijn begrafenis op 12 augustus uitgesproken door zijn jeugdvriend Jos Bloemkolk.


"Eloy zei een keer dat hij dolgraag bij zijn eigen begrafenis aanwezig wilde zijn. Dat is gelukt, maar niet op de manier die hij bedoelde. Toch is er een wens uitgekomen. Toen zijn grote liefde Laurine werd begraven, zei hij dat hij bij zijn eigen begrafenis eindelijk weer eens op haar zou komen te liggen. Ja, hij was me er eentje.

Eligius Bonifatius Giovanni Maria Everwijn. Wat kun je over zo’n man zeggen? Heel, heel veel. Zeker als je hem zo lang kent als ik. We kennen elkaar bijna zeventig jaar (allemachtig). We gingen naar de kleuterschool en het klikte enorm tussen onze moeders. Sindsdien hebben we elkaar niet meer losgelaten. Lagere school, gymnasium, studententijd en zo verder.  

We hadden veel gemeen. Crooswijkertjes, gymnasiastjes. lezertjes, denkertjes. Het verschil was dat ik voetbalde en Eloy met een alpinopet en een botaniseertrommeltje het Kralingse Bos in trok.

We hebben altijd onze geesten aan elkaar gescherpt. Dan zaten we bij mij thuis als vijftienjarigen, we dronken cola met stiekem een tic jenever erin (drinkertjes, toen al). Onze woning lag namelijk achter de slijterij van mijn vader. We kwamen bijvoorbeeld tot de gezamenlijke conclusie dat God niet bestond en dat er ook geen hiernamaals was of – na reïncarnatie – een hiernogmaals.

We werden vrienden voor het leven. Als we in die puberteit met elkaar belden, konden we zogenaamd nooit een einde aan het gesprek maken. Afscheid nemen, pauze laten vallen en dan weer lacherig doorlullen. Ons gesprek is eigenlijk nooit geëindigd.

De laatste keer dat we elkaar zagen was de donderdag voor de nacht dat hij stierf. De hele middag ouderwets goed gekletst. Eloy, die lichamelijk een wrak was en daardoor nauwelijks de deur uit kon, was een en al opgewektheid. Daar was hij sowieso goed in: levendig en opgewekt zijn. Maar nu was hij zelfs gelukkig, was mijn indruk. Hij was het weekend daarvoor voor het eerst als donorvader bij zijn dochter Michelle en haar man Richard geweest in Sint Maartensdijk en hij had in dat gezin heel veel warmte ervaren. Hij was ook een lieve, beetje gekke opa gebleken. De zesjarige Luna had een tekening voor hem gemaakt. Je zou kunnen zeggen: eerst Sint Maartensdijk zien en dan sterven.

Die laatste middag verbaasde ik me weer eens over de enorme tegenstelling tussen zijn lichamelijk lot en zijn speelse, energieke geest. Een normaal mens zou somberen. Eloy niet. Hij heeft er altijd naar gestreefd dat hij, onder wat voor omstandigheden ook, niet ongelukkig zou worden. En dat lukte bijna altijd. Eloy was geen gelukszoeker, want dan ligt het geluk buiten jezelf. Hij was een geluksmaker. En, dat helpt er ook bij: een ongeluksvermijder. Voorbeeld: nadat hij zijn broertje Luc de regels van het schaakspel had uitgelegd en meteen hun eerste partij had verloren, heeft hij nooit meer een schaakstuk aangeraakt. En hij heeft ook nooit zijn prachtige gedichten aan een tijdschrift of uitgever voorgelegd. Hij bleef om het ongeluk van een afwijzing te vermijden verre van de grotemensenwereld.

Ik heb gezien dat er mensen in zijn omgeving waren die zijn levenshouding bedenkelijk vonden. Leven is lijden, immers? Eloy zou zichzelf nog wel eens tegenkomen, zeiden ze. Of hoopten ze misschien. Eloy heeft ze wat dat betreft teleurgesteld.

Die middag kwam nog eens ter sprake hoe veelzijdig hij was: muzikant, schrijver, ‘kunstknutselaar’ (zijn eigen term). Maar ook ‘bioloogje’. Hij gebruikte zelf dat verkleinwoord. En wat-ie ook nog was: filosoofje. Eloy vond de meeste filosofie onzin, maar hij maakte een dubbele uitzondering. Dat zei hij toen ook: “Popper en Epictetus, meer heb je niet nodig.” Intussen liep zijn kat Popper over de tafel.

Zijn eigenliefde zou gemakkelijk kunnen worden versleten voor narcisme. Maar Eloy kon zichzelf ook enorm relativeren. Een narcist kan dat niet. Een vriend bedacht voor hem de term pseudo-narcist en daar kon Eloy zich heel goed in vinden.

Intussen heb ik zijn grootste talent nog niet genoemd: zijn talent voor liefde en vriendschap. Zijn liefde voor Laurine was totaal. Ik heb een keer in een groot huis in de Ardennen in de kamer naast ze gelegen, slechts gescheiden door een bordkartonnen wand. Ik kon alles horen. De manier waarop Eloy tegen haar sprak, was zo onvoorstelbaar lief dat het ontroerde.

En dan de vriendschap. Ik heb die zelf ervaren, maar Eloy had ook het talent mensen die veel jonger waren dan hij aan zich te binden. Hij had een hele groep om zich heen, dertigers met wie hij bevriend was en met wie hij voor een deel muziek maakte. Hij had het graag over ‘mijn jongens’. Ze hielpen hem met van alles. Het zijn enorm fijne gasten ook nog, heb ik de afgelopen dagen gezien.

Om een idee te geven van de vriendschap tussen Eloy mij het volgende. Hij was een tijdje singer/songwriter. En hij deed mij een opmerkelijk verzoek. Of ik een tekst voor hem wilde maken: een zelfportret van hem. Ik schreef die tekst en hij herkende zichzelf. Hij heeft hem alleen nooit gezongen. Bij deze gelegenheid wil ik die tekst laten horen, althans een fragment. Het lied bestaat uit zes coupletten van vier regels, een brug en een refrein van twee regels. Ik heb in die tekst gewied en drie kwatrijnen en het refrein overgehouden. Inderdaad, dan heb je een sonnet, een Shakespeare-sonnet, Eloy’s favoriete dichtvorm. Het heet Omnipotent.

Je kunt een ziekte krijgen, je vrouw gaat van je weg
Of je wordt geteisterd door een overdosis botte pech
Je leven lijkt ten einde, de toestand hopeloos
Maar kijk eens wat ik hier heb: mijn eigen trukendoos

Daar put ik uit, daar speel ik mee, mijn redding in de nood
Ik drink een glas, ik bel een vriend, ik ben nog lang niet dood
Ik redeneer, ik potverteer, ik houd mezelf staand
Met mijn versgeslepen hakmes houd ik de weg gebaand

Ik heb de schijn soms tegen, men noemt mij arrogant
Dan maakt me dan verlegen, het is een misverstand
Ik durf niet veel, ik ben geen held, ik ga maar en ik ben
Geloof mij maar als ik zeg: ben blij dat ik jou ken

Je moet jezelf kneden, zo word je wie je bent
Zoek de gulden snede en wees omnipotent

En tot slot wil ik nog dit zeggen: laten we zijn leven vieren. Dat deed hij zelf ook."

Meer over:
Cookies

Deze website gebruikt noodzakelijke cookies voor een correcte werking en analytische cookies (geanonimiseerd) om de statistieken van de website bij te houden. Marketing cookies zijn nodig voor laden van externe content, zoals YouTube-video's of widgets van Sociale Media. Zie ons cookiebeleid voor meer informatie, of om je instellingen later aan te passen.