Snouck Hurgronje en de waardering van het koloniale verleden
De laatste jaren zien we in Nederland een hernieuwde belangstelling voor het koloniale verleden. Of liever gezegd: bevolkingsgroepen met wortels in de voormalige overzeese gebiedsdelen van het Koninkrijk willen dat er voldoende ruimte komt voor hun visie op het verleden. Dan gaat het meestal niet over jongens van stavast maar over moord, uitbuiting, slavenhandel, genocide en imperialisme. Nederland gaat er nog altijd prat op dat het sinds 1814 een vredelievende neutraliteitspolitiek praktiseerde, die pas door de invasie van de nazi's werd doorbroken. In werkelijkheid was ons land zowat de hele negentiende eeuw wel ergens oorlog aan het voeren, niet in Europa maar in Indonesië. Het grootste deel van de archipel is in die tijd met geweld aan het Nederlandse gezag onderworpen. De laatste zelfstandige vorst capituleerde in 1913 of daaromtrent.
De Europese kolonialen plantten overal ter wereld het zaad van hun eigen ondergang.
Inmiddels wordt ook duidelijk dat de Nederlandse overheersers niet gewaardeerd werden, zoals ze zelf dachten, maar diep gehaat. Ook de mythe dat de trans-Atlantische slavernij wat de Nederlandse geschiedenis betreft, een randgebeuren was, is definitief onderuit gehaald. Nieuwe studies tonen aan dat heel wat bedrijven als toeleveranciers van de slavenhandel profiteerden. Ook verwerkten Nederlandse “trafieken” op grote schaal landbouwproducten die door slaven werden verbouwd.
Een 'witte' en een 'zwarte' legende
En de politionele acties waren een koloniale oorlog, die werd gevoerd op instigatie van Nederlandse politici die niets maar dan ook niets van Zuid-Oost Azië wisten of begrepen. De echte experts hadden zij eerst terzijde geschoven.
Een beetje dat. Toch had ir. Soekarno, afgestudeerd aan de Technische Hogeschool van Bandung, zijn revolutie nooit kunnen maken zonder de westerse concepten van vrijheid, onafhankelijkheid en gerechtigheid die hij op door Nederlandse paters geleide scholen had leren kennen. Datzelfde geldt voor de politici die Suriname eerst naar de autonomie binnen het koninkrijk en later naar de onafhankelijkheid leidden. De Europese kolonialen plantten overal ter wereld het zaad van hun eigen ondergang. Zij brachten bovendien kennis en technologie – niet uit altruïsme maar om er zelf beter van te worden – die van wezenlijke betekenis zouden zijn voor de emancipatie van de oorspronkelijke bevolkingen.
Inmiddels heeft ook de politiek zich meester gemaakt van de koloniale historie. Rechtse en linkse woordvoerders beschuldigen elkaar van geschiedvervalsing.
Men kan zich bovendien afvragen, of de neiging van een beperkt aantal Europese landen om hele stukken van de wereld aan zich te onderwerpen wel zo profijtelijk en strategisch verstandig is geweest. In het tijdperk van het kolonialisme zelf was er al veel kritieken er waren vooraanstaande politici die er weinig in zagen. Zo kon rijkskanselier Otto von Bismarck niet voorkomen dat het Duitse keizerrijk zich koloniën verwierf in Afrika en Azië. Hij vond het wel een onverantwoordelijk avontuur. En terecht.
Inmiddels heeft ook de politiek zich meester gemaakt van de koloniale historie. Rechtse en linkse woordvoerders beschuldigen elkaar van geschiedvervalsing. Zo zien we de contouren van een witte en een zwarte legende. Daar is behalve een enkele geestdrijver niemand mee gediend. Bovendien heeft een zelfbewuste natie geen mythes nodig. Die durft oog in oog te staan met alle aspecten van zijn verleden en zich daardoor aan het denken te laten zetten.
Christiaan Snouck Hurgronje
Een maand of wat geleden al, verscheen een biografie die daar alle aanleiding toe geeft. De Leidse hoogleraar Wim van den Doel besteedt meer dan zeshonderd pagina’s aan het leven van Christiaan Snouck Hurgronje (1857-1936), wereldberoemd Arabist en islamkenner wiens leven ongeveer samenvalt met de grote tijd van het moderne imperialisme. Van den Doel noemt zijn boek Snouck, Het volkomen geleerdenleven van Christiaan Snouck Hurgronje. Daar zou de hoofdpersoon het ongetwijfeld hartgrondig mee eens zijn geweest maar hij was ook een avonturier, een expert in de psychologische oorlogsvoering avant la lettre, een regeringsadviseur en een hartenbreker. Bovendien waren er periodes dat hij bijkans in het zadel woonde. Dan voelde Snouck Hurgronje zich totaal senang. Het laatste deel van zijn carrière bracht hij door aan de Universiteit van Leiden waar hij een gedreven, bewonderd, gevreesd en gehaat hoogleraar was. Op zijn oude dag kreeg hij steeds meer begrip voor het Indonesische onafhankelijkheidsstreven.
Zonder het achttienjarige Ethiopische meisje dat hij in Mekka kocht, had hij nooit zoveel gegevens kunnen verzamelen over het leven van vrouwen in de bedevaartstad
Voor alle periodes in zijn leven koos Snouck een vrouw, die perfect paste bij zijn doelstellingen. Het persoonlijk leven van Snouck Hurgronje komt in van den Doels lijvige biografie net zo goed naar voren maar vormt geen drijvend element in zijn verhaal. Dat is jammer want ik denk dat Snoucks vrouwen en gezinnen op allerlei manieren wezenlijk zijn geweest voor zijn onderzoek. Levenspartners boden hem toegang tot de vreemde culturele werelden die hij wilde betreden. Zonder het achttienjarige Ethiopische meisje dat hij in Mekka kocht, had hij nooit zoveel gegevens kunnen verzamelen over het leven van vrouwen in de bedevaartstad. Zijn echtgenotes op Sumatra en Java stelden hem in staat via hun families relaties op te bouwen met voorname Atjehse en Javaanse families. Als hoogleraar huwde hij een nette dame uit een liberale elite zoals het hoorde aan de Leidse universiteit.
Tuan belanda
Al zijn partners maakte hij zwanger. De Ethiopische slavin pleegde abortus, nadat Snouck haar achter had gelaten omdat zijn onderzoek voltooid was. Op Sumatra en Java stichtte hij gezinnen. Vlak voor zijn terugkeer naar Nederland verbood Snouck zijn kinderen ooit met hem contact op te nemen. Hij bleef ze wel vanaf een afstand volgen en zag er op toe dat ze binnen hun stand netjes terecht kwamen. Zijn beide Indonesische echtgenotes lieten zich zonder openlijke klachten aan de kant schuiven. Zoiets was men van blanke heren wel gewend. Het was een grote uitzondering als zo’n tuan belanda een huwelijk naar de Nederlandse wet sloot en daarvan in de krant bericht liet geven met een advertentie van de volgende inhoud: “De heer x. maakt bekend dat hij gehuwd is met de moeder zijner kinderen.” Dat laatste was belangrijk: ze werden daardoor Nederlands staatsburger. Wie de Indonesische blik op deze gang van zaken wil leren kennen leze het meeslepende meesterwerk Aarde der Mensen van Pramoedya Ananta Tur en het vervolg daarop Kind van alle Volken
Geen prettige man, kun je op grond van het bovenstaande concluderen, ja zelfs een gevoelloze klootzak die mensen als werktuigen misbruikt voor het nastreven van zijn eigen belangen. Een typische koloniaal. Iemand die mensen uit andere werelddelen voor eigen gewin exploiteert.
Kun je dat als rechtvaardige van de eenentwintigste eeuw zo stellen? Of doe je deze man daarmee te kort?
Snouck als jongeman Bld. Groenesteeg Leiden cco
Predikantenzoon
Christiaan Snouck Hurgronje kwam uit een opmerkelijk nest. Zijn vader – dominee te Tholen en al lang en breed getrouwd – was met de negentienjarige dochter van zijn collega weggelopen en hij was de vrucht van hun schoot. Uiteraard was er voor de oude Snouck Hurgronje op geen enkele kansel nog plaats. Hij bezat echter genoeg familiekapitaal om in Oosterhout met zijn nieuwe gezin een comfortabel leven te leiden. Christiaan mocht doorleren en ging net als zijn inmiddels overleden vader theologie studeren aan de vrijzinnige universiteit van Leiden. Moeder en zus verhuisden naar de sleutelstad. Zo was de studerende zoon verzekerd van zijn natje en zijn droogje. Aan de universiteit verloor Christiaan vrijwel onmiddellijk zijn hart aan de Arabische taal en cultuur, die daar sinds de zeventiende eeuw werden bestudeerd. Een toekomstig predikantschap verdween naar de achtergrond. In plaats daarvan werd Christiaan een beoefenaar van de godsdienstwetenschappen met de nadruk op de wereld van de islam, wat door zijn universitaire omgeving sterk werd gestimuleerd. Christiaan bleek een monomaan onderzoeker. Zijn hele sociale netwerk stond in het teken van zijn studies. Hij koos zijn vrienden onder vakgenoten in binnen- en buitenland.
Veel Arabisten in het westen zagen geen enkele reden het Midden-Oosten daadwerkelijk in ogenschouw te nemen.
In 1880 promoveerde Christiaan Snouck Hurgronje op een proefschrift over de bedevaart naar Mekka, die voor alle moslims in principe verplicht is. Titel: Het Mekkaansche Feest. Met die publicatie was zijn wetenschappelijke reputatie in één klap gevestigd. Een mooie carrière in het hoger onderwijs lag in het verschiet. Veel Arabisten in het westen zagen geen enkele reden het Midden-Oosten daadwerkelijk in ogenschouw te nemen. Ze konden immers alle teksten en vaak unieke – ooit onder duistere omstandigheden verkregen – manuscripten bijkans om de hoek in hun eigen universiteitsbibliotheken vinden. Snouck Hurgronje dacht daar geheel anders over. Hij wilde persoonlijk kennis maken met de wereld van de islam en als het kon vriendschap sluiten met korangeleerden. Alleen zo kon hij wetenschappelijke resultaten boeken die aan zijn persoonlijke maat waren en zijn lat lag hoog. Snouck Hurgronje schaadde zijn loopbaan door buitengewoon sarcastische recensies over publicaties die hij van onvoldoende kwaliteit achtte. Die gewoonte behield hij zijn hele leven. Ook studenten ontzag hij bij dit beulswerk niet. Verscheidene promovendi bezorgde hij met zijn kritiek levenslange psychische schade. Hun proefschriften kwamen overigens wel tot stand.
Snouck als Arabisch geleerde
Om zijn ambities waar te maken moest Snouck Hurgronje toetreden tot de bestuursdienst van het Nederlands Indisch gouvernement. Op het Ministerie van Koloniën wilde men graag meer weten over de bedevaart naar Mekka. Elk jaar trokken duizenden Indonesiërs naar de Kaäba. Het Nederlandse consulaat in Jeddah verloor ze uit het oog zodra ze de voor ongelovigen verboden woestijnroute naar Mekka insloegen. Wel was duidelijk dat zich daar invloedrijke Indonesische korangeleerden bevonden. Wat doceerden zij precies? In hoeverre werden zij geïnspireerd door de Pan-Islamitische beweging, die leerde dat alle moslims zich moesten scharen rond Abdoel Hamid, de sultan van het Ottomaanse Rijk? Snouck Hurgronje kon het antwoord geven: hij reisde als Arabisch geleerde vermomd naar Mekka waar hij als eerste westerling uitgebreid onderzoek deed naar de samenleving en de intellectuele atmosfeer. Na zijn terugkeer publiceerde hij in het Duits een voortreffelijk gedocumenteerde,bijna literair geschreven studie over dit onderwerp, Mekka. De hele academische wereld kwalificeerde zijn boek onmiddellijk als een meesterwerk. Snouck Hurgronje besloot voortaan wetenschappelijke studie en advies aan de overheid te combineren. Dat was de enige manier om meer te worden dan een kamergeleerde.
Moskee in Indië. Bld. Collectie tropenmuseum cco
Jihad op Sumatra
Hij kreeg eerst de opdracht zich te richten op het sultanaat Atjeh in het noorden van Sumatra. Dit beantwoordde pogingen van het Nederlandse gouvernement om het te onderwerpen met een hardnekkige jihad. Daardoor raakte ons land in de bloedigste koloniale oorlog uit zijn geschiedenis verwikkeld op die in de jaren ‘45 – ‘49 na. Snouck Hurgronje vestigde zich ter plekke, vond een vrouw, stichtte een gezin en ging relaties aan met Indonesiërs in zijn omgeving . Uiteraard geholpen door de schoonfamilie. Wat dat betreft was hij voorloper van moderne antropologen die aan participerende observatie doen: zij verzamelen hun materiaal door het leven van de door hen bestudeerde bevolking zoveel mogelijk te delen. Deze aanpak zou op den duur resulteren in een nieuw meesterwerk: De Atjehers. Snoucks politieke en strategische adviezen droegen maatgevend bij aan de overwinning van het Koninklijk Nederlandsch Indisch Leger onder zijn nieuwe commandant Jo van Heutz. Snouck raadde hem aan de levenswijze van de lokale bevolking zoveel mogelijk te respecteren. Ook de geldende gezagsverhoudingen dienden niet te worden aangetast.
Dankzij de introductie van moderne technologie – de beroemde Atjehse stoomtram was daar een voorbeeld van – kon de volkswelvaart worden bevorderd. Tegen godsdienstige leiders die de heilige oorlog predikten, diende echter meedogenloos te worden opgetreden. Ook voor hun aanhangers was geen genade. Dorpen tuchtigen – dat wil zeggen platbranden en de bevolking doodschieten – waren dán de enige oplossing. Ook dat doet denken aan een later verschijnsel: winning the hearts and minds of the people met ontwikkelingsprojecten terwijl de vijand met zwaar geweld wordt tegemoet getreden. Nederland probeerde dat voor het laatst en zeer vergeefs in Uruzgan.
Van Heutsz op Sumatra bij Selimoen begin 1897 Bld. 'Eigen Haard' cco
Adviseur godsdienstzaken
Van Heutz werd voor zijn overwinning in Atjeh beloond met een benoeming tot gouverneur-generaal van heel Nederlands Indië. Snouck Hurgronje bleef adviseur voor godsdienstzaken maar nu op Java, waar hij een nieuw gezin stichtte met een Soendanese vrouw. Over het algemeen raadde hij het koloniale gouvernement aan zo hartelijk mogelijke relaties aan te gaan met de lokale elites. Zij zouden steeds meer bij het bestuur moeten worden betrokken tot ze tenslotte met de Nederlanders min of meer op gelijke voet stonden. In democratie geloofde Snouck Hurgronje niet. Ook niet voor Nederland. Hij hoorde ideologisch bij de oud- of vrij liberalen, die algemeen kiesrecht een grote stap te ver vonden.
Snouck Hurgronje – goed uitdeler maar slecht incasseerder
Van Heutz was een man met sterke eigen overtuigingen die adviezen niet zomaar voor honderd procent overnam, ook niet als ze afkomstig waren van de grootste geleerde in Indië. Daar kon Snouck Hurgronje – goed uitdeler maar slecht incasseerder – op den duur niet tegen.
In 1905 accepteerde hij een hoogleraarsbenoeming in Leiden die hij in 1890 nog van de hand had gewezen. Van het begin af aan was hij een van de gezichtsbepalende personen aan de universiteit, waar hij onderwijs gaf aan de studierichting indologie. De studenten wachtte een benoeming bij het bestuur van Nederlands Indië. Zijn colleges waren gebeurtenissen van formaat. Dat gold ook voor zijn tentamineringen waar je grote kans liep niet ongeschonden vandaan te komen. Snouck Hurgronje maakte zich dan ook niet geliefd. Wie eelt op zijn ziel had, kon veel van hem leren dat wel.
Hij vatte teveel sympathie op voor de Indonesische bevrijdingsbeweging
De regering schakelde hem nog regelmatig in als adviseur maar liet zijn nota’s en studies steeds vaker links of liever gezegd rechts liggen: hij vatte teveel sympathie op voor de Indonesische bevrijdingsbeweging waarvan de leiders uit de door hem zo gewaardeerde elite kwamen. Dat gold zeker voor degenen onder hen die in Leiden mochten studeren. Daar was onder meer de kroonprins van Yogyakarta bij, die zich na 1945 bij de bevrijdingsoorlog zou aansluiten om het tenslotte te brengen tot minister van buitenlandse zaken in Indonesië. Snouck Hurgronje bezat echter een tweede uitlaatklep voor zijn inzichten. In de jaren twintig en dertig van de vorige eeuw was hij een gewaardeerd en frequent medewerker van De Telegraaf, die toen nog niet de weg naar de reactie was ingeslagen.
Snouck Hurgronje, professor te Leiden Bld. cco
Olie-faculteit
De progressieve geest van de faculteit Indologie, waar Snouck Hurgronje aan verbonden was, wekte in toenemende mate de weerzin op van het grote bedrijfsleven – zoals Shell – en geheide kolonialen. Zij riepen met particuliere fondsen een concurrerende opleiding in het leven aan de Universiteit van Utrecht, die al gauw bekend stond als de “olie-faculteit”.
In 1936 overleed de geduchte professor op 79-jarige leeftijd. Snouck Hurgronje raakte al snel in de vergetelheid. Pas de laatste jaren duikt zijn gestalte weer op uit de mist der tijden. Een heruitgave van “Mekka” leerde dat die publicatie aan frisheid en relevantie nog niets heeft verloren. Snouck trok bovendien de aandacht van biografen juist door zijn merkwaardige positie in de hoogtijdagen van het Europese imperialisme. Wie probeert om hem in hedendaagse kaders te vatten, ontkomt er niet aan een karikatuur te schetsen. Snouck Hurgronjes karakter en levensloop kenden teveel facetten voor een helden- óf een schurkenrol.
Wie probeert om hem in hedendaagse kaders te vatten, ontkomt er niet aan een karikatuur te schetsen.
Van den Doel weet dat duidelijk te maken in zijn uitputtende en zeer gedetailleerde biografie. Juist daardoor heeft hij Snouck Hurgronje’s eigen prioriteiten boven water gekregen: hij maakte alles ondergeschikt aan de kwaliteit van zijn wetenschappelijk werk. Als hij daar mensen voor moest gebruiken, aarzelde hij geen moment. Eenentwintigste eeuwse amateurpsychologen komen dan onmiddellijk met het syndroom van Asperger en andere verwijzingen naar autisme naar voren maar aan zulke speculaties waagt Van den Doel zich niet. De ondertitel van de biografie geeft aan dat hij zijn grenzen kent: 'het volkomen geleerdenleven van Christiaan Snouck Hurgronje.'
Dat was het. Ten koste van alles en iedereen.
Zin in een proefje van Snouck Hurgronje’s kunnen? Lees dan deze geestige en scherpe analyse welke hij schreef over de revolutie van de Jonge Turken in 1908 na een studiereis in opdracht van de Nederlandse regering. |
Wim van den Doel, Het Volkomen Geleerdenleven van Christiaan Snouck Hurgronje. Amsterdam 2021. Prometheus. 624 pg. ISBN 9789044635621. Prijs € 49,99
Reageren kan via contact@vandaagenmorgen.nl Reacties voorzien van uw volledige naam en woonplaats kunnen geheel of deels geplaatst worden onder dit artikel