Als Rotterdam niet gebombardeerd was?

Onlangs was die ene fatale 14e mei precies tachtig jaar geleden. Maar wat nu als het net even anders gelopen was? In de Verenigde Staten noemen ze dat alternate history. Voorwaarde: het moet een plausibel verhaal zijn. In wat hier volgt heeft schrijver en historicus Han van der Horst vergeleken met de echte geschiedenis maar één ding veranderd: het bombardement van 14 mei werd op het laatste moment afgewend. Allerlei andere processen van de laatste decennia vonden daarna natuurlijk gewoon plaats. Het verhaal begint in 2015 maar de schrijver heeft het geactualiseerd zodat zelfs de coronacrisis even om de hoek komt kijken. Centrale thema's erin zijn: de inspiratie van Pim voor deze tijd en of de Schiedamsedijk nog te redden valt.
Vuurwerk aan de Maas
Soms worden bijzondere momenten achteraf een aanfluiting. Dat geldt zeker voor Lichtkogeldag 2015. De ontroerende geste van de hoofdrolspelers staat nog in de herinnering van elke rechtgeaarde Rotterdammer gegrift. Toch steken zij nu als straatschenders een mes in het hart van de binnenstad. Een onheilige alliantie, geleid door Leefbaar Rotterdam brengt de vernietiging tot stand, waaraan de stad in 1940 op het nippertje ontkwam. Het verandert een centrum, dat ondanks alle barbaarse vernieuwingsdrang toch nog een historisch karakter draagt, voor eeuwig en altijd in een waaigat. En dat alleen omdat men de problemen van de Schiedamsedijk bestuurlijk niet de baas kan ondanks alle zogenaamde harde taal in integratienota’s en ander geduldig papier, zoals dat in het stadhuis aan de lopende band geproduceerd wordt. In plaats van de macht terug te veroveren op het gajes, breekt men liever een heel stadsdeel af, zogenaamd om met een doorgetrokken Coolsingel en een nieuwe oeververbinding – het inmiddels beruchte ontwerp Van Berkel – een verbinding te scheppen met de Kop van Zuid.
Dat Van Berkels geesteskind heel historiserend ‘Erasmusbrug’ gedoopt zal worden is een schrale troost in vergelijking met de vernietiging die tussen Baan en Leuvehaven zal plaats vinden. Wie had dat op de veertiende mei van het jaar onzes heren 2015 ooit kunnen denken? Lichtkogeldag maakt hoe dan ook iets in je wakker. Rotterdammers met gevoel voor hun stad en weinig omhanden begeven zich al sinds de bevrijding op die dag naar het Parmentierplein, waar de viering traditioneel plaats vindt. Burgemeester en wethouders schieten zo rond half twee lichtkogels af ter herinnering aan de manier waarop in mei 1940 een bombardement op de binnenstad nog net kon worden voorkomen. Luftwaffe-esquadrons waren al op weg, maar hun aanvoerders, eerste luitenant Otto Höhne en kolonel Wilhelm Lackner zagen de waarschuwing nog net op tijd. Een slinkend aantal hoogbejaarde Rotterdammers herinnert zich het gedreun van de bommenwerpers nog, die vlak boven de oude stadsdriehoek wegdraaiden om met hun dodelijke last terug te keren naar bases in Duitsland. Daarna – ook dat zijn Rotterdammers gewend – is de beurt aan Lee Towers, die het lied ten gehore brengt, dat kolonel Lackner volgens de legende luidkeels door de boordradio zong, terwijl hij van Rotterdam wegdraaide: für eine Nacht in Mai, een slager van het ijzeren repertoire, die destijds een vast onderdeel uitmaakte van het Wunschkonzert für die deutsche Wehrmacht. En ’s-avonds is er dan het traditionele vuurwerk aan de Maas.
Verzoening
Op 14 mei bracht burgemeester Aboutaleb echter een kleine wijziging aan in de regie, on the spur of the moment, zoals hij die avond op TV Rijnmond verklaarde. Het Parmentierplein was in dit coronajaar uiteraard leeg en door dranghekken afgesloten maar voor het eerst waren de klein- en achterkleinkinderen uitgenodigd van Lackner en Höhne, die toch wel de redders van Rotterdam genoemd mogen worden. Ze zaten met het College op het erepodium – allemaal keurig op anderhalve meter afstand van elkaar – en spontaan overhandigde de burgemeester zijn lichtkogelpistool aan Erika, kleindochter van kolonel Lackner. De wethouders volgden zijn voorbeeld en gaven eveneens hun pistolen af, zodat de kogels voor het eerst sinds 80 jaar werden afgeschoten door Duitsers. Lee Towers zong zijn “Für eine Nacht in Mai” met een snik. We hebben de livestream allemaal gezien. Hoe kon dat gebeuren? Aboutalebs opwelling was een gebaar van ultieme verzoening. Niets is vergeten en tegelijk is nu in deze nieuwe eeuw alles vergeven. Daarom kan Rotterdam zijn redding samen met de nakomelingen van Luftwaffe-piloten vieren.
Otto Hohne Foto Trachter Atelier for Sanke via CC
De hemel weet, dat Rotterdam verzoening nodig heeft. Dan moet je niet in de eerste plaats aan lichtkogels en het Parmentierplein denken. Rotterdam is en blijft een verdeeld huis, sinds Pim Fortuyn de onderhuidse spanningen onder de bevolking aan het licht bracht. Er mogen dan nog maar zelden verse bloemen liggen voor de sokkel van zijn standbeeld op het Van Hogendorpplein, de kern van zijn gedachtegoed is nog springlevend: Rotterdam wordt bedreigd door een horde onaangepaste nieuwkomers, die hun heil ofwel zoeken in straatschenderij of in een geradicaliseerde islam. Het is echter de vraag, of hij de Schiedamsedijk had willen opofferen aan de strijd tegen deze verschijnselen. Toch is dat wat de Rotterdamse politiek lijkt na te streven. Anders was het al aan het begin van de jaren negentig in het archief opgeborgen bruggenplan van architect van Berkel nooit boven tafel gekomen.
Zogenaamde binnenstadsconsensus
Het officiële verhaal is uitentreuren door de media van het establishment gebracht. Zowel het AD als het stadhuisgetrouwe RTV Rijnmond zijn nog dag aan dag bezig de zogenaamde binnenstadsconsensus er bij de bevolking in te hameren: ondanks de verdubbeling van de Maastunnel, ondanks de Kralingertunnel en de Ring van Rotterdam die aan twee kanten de Maas doorkruist, is er behoefte aan een nieuwe oeververbinding boven de grond. De oude Maasbrug – hoog en droog op de monumentenlijst – kan niet geflankeerd worden door een of ander nieuw project, bijvoorbeeld vlak ernaast ter hoogte van het Haringvliet. Daarom is een vaste oeververbinding van het Wilhelminaplein naar de binnenstad onontbeerlijk. Dit maakt het mogelijk, stelde de planologe Riek Bakker, de Coolsingel een broodnodige impuls te geven. Nu is dat een boulevard van niets naar nergens, van het Hofplein met zijn Delftsepoort en zijn café Loos naar Dudoks legendarische Bijenkorf. Bakker stelt voor om de verkankerde en verkrotte Schiedamsedijk te slopen, zodat de Coolsingel kan worden doorgetrokken tot aan de Maas. Dat de Leuvehaven dan zijn gevelrij ook verliest, neemt zij op de koop toe. Zo ontstaat, zegt zij, een grootstedelijke atmosfeer, zo strekt het Manhattan aan de Maas, dat zij op de zuidoever creëerde in de goede oude tijd van burgemeester Bram Peper, een liefkozende vinger uit naar de oude stadsdriehoek op de Noordoever.
Vergeet tussen haakjes niet, wat hier het onvermijdelijk gevolg van zal zijn: de Schie wordt gedempt, zodat ook de Schiekade kan worden herschapen in een stadssnelweg. Je hoeft dan alleen maar het noordelijk gedeelte van het Hofplein neer te halen om een doorgaande verbinding te krijgen naar de Ring Noord. Uit het ene sloopplan vloeit het andere voort. Wat erger is: dit plan komt niet uit visie voort, maar uit angst. Alle verwijzingen uit de hoek van Leefbaar naar Fortuyns legendarische pamflet 'Vuurwerk aan de Maas' doen daar niets aan af. De vergoddelijkte Pim wordt ingezet voor een daad van lafhartigheid. Waarom is dit het geval?
Om dit te begrijpen dienen wij eerst een blik te werpen op de recente geschiedenis van Rotterdam, op de binnenstad zoals Pim Fortuyn die aantrof, toen hij zo rond de eeuwwisseling zijn achttiende eeuwse Palazzo di Pietro aan de Boompjes betrok.
Vanuit de Euromast Foto Herbert Behrens, Anefo via CC
Geschenk uit de hemel
Dankzij het alert gedrag van Höhne en Lackner en hun Für eine Nacht in Mai heeft de Rotterdamse binnenstad de Tweede Wereldoorlog in tegenstelling tot de wijken in het uiterste westen – bij het Marconiplein – vrijwel ongeschonden overleefd. Dat was weliswaar een geschenk uit de hemel, maar zo’n geschenk kan je ook hoofdbrekens bezorgen, De Rotterdamse binnenstad was na die van Amsterdam de grootste van Nederland. Klein Mokum moest het echter met veel minder monumenten doen dan Groot Mokum. Rotterdam telde naar verhouding minder grachten en meer complexen van stegen en sloppen, waaraan de goorste krotten waren gebouwd. Dezelfde oude Rotterdammers die de lichtkogels van de eerste veertiende mei nog hebben gezien, herinneren zich ook, hoe bij de armoedzaaiers achter de Kipstraat het matras vochtig werd, als de buren de WC doortrokken. Het vooroorlogse Rotterdam kende een aantal zeer gezellige winkelstraten – de Hoogstraat, de Noordblaak, de Hoofdsteeg en de Oude Binnenweg voorop, maar daarachter waren duizenden en nog eens duizenden stadgenoten op mensonwaardige wijze gehuisvest. Het gaat niet aan om dat te ontkennen.
Toch stond deze gegevenheid bij de bestuurders van de wederopbouw, bij de Ouds en de van Walsums niet voorop, ook al begon de grote nbewoonbaarheid direct achter hun stadhuis. Zij waren geïnteresseerd in het herstel en de uitbouw van de haven. Eerst moest de Rotterdamse economie hersteld worden. Pas op de tweede plaats kwam de woningnood en die gingen zij te lijf met nieuwbouw: een sanering van de binnenstad kon pas overwogen worden, als er voldoende woningwetwoningen bij gebouwd werden. Zo ontstonden de grote flatwijken in Overschie en op Zuid.
Niet dat het ondertussen aan grootse plannenmakerij ontbrak. De Passage is door een tijdig protest van het eerbiedwaardig gezelschap Roterodamum nog net op tijd van de afbraak gered. Anders beschikten wij niet langer over wat onlangs nog door Vogue werd aangeduid als de meest historische en de meest hippe winkelgalerij van de Benelux. Anders hadden we het moeten doen met de zoveelste C&A in kraak-noch-smaak-architectuur.
Een Rotterdamse mens kan zich ook alleen maar kwaad maken, als Hij de oude foto’s ziet van het voormalig Rederskwartier of van de Westersingel. Daar ligt nu een zielloze boulevard met eronder de tunnelbuizen van de metro. De Scheepstimmermanslaan en de Willemskade met de oudbouw van het Wereldmuseum zijn niet meer dan een dierbare herinnering.
Die Metro kwam er toch wel Foto MauritsVink via CC
Triomf van links
Pas in de jaren zeventig kwam er aandacht voor de krotwoningen in de binnenstad. Die viel ongeveer samen met een grote bloei van het buurtactivisme en de triomf van nieuw links binnen de PvdA. Het was onder burgemeester André van der Louw, die unverfroren de rode vlag liet wapperen van het stadhuis op de Coolsingel, dat de binnenstad werd aangepakt. Dat wil zeggen: de hoofdstraten, zoals de Kipstraat of de Westewagenstraat werden in het algemeen bewaard en gerenoveerd. De stegen en de sloppen maakten plaats voor woonerven. Geheel in de geest van de tijd kreeg sociale woningbouw absolute prioriteit. Resultaat : het centrum zit vol eilandjes kansarmen of – politiek minder correct – het zijn kleine kasba’s, het zijn schotel citietjes in vestzakformaat, het is armoe en ontworteling. Het is in dit verband nuttig nog eens naar voren te halen, dat Pim Fortuyn zijn politieke beweging begon, nadat hij op het Vogelenzang onder niet helemaal opgehelderde omstandigheden in elkaar geslagen was. Drie maanden later verscheen “Vuurwerk aan de Maas”, dat – zo hield de auteur vol – geschreven was, terwijl hij uit zijn bovenraam op de Boompjes genoot van het uitzicht op het Hulstkampgebouw aan de andere kant van de rivier.
“Vuurwerk aan de Maas” is een strak volgehouden pleidooi voor een totale herstructurering van de Rotterdamse binnenstad. Het centrum, zo betoogt Fortuyn, is volledig verziekt. Dat komt, omdat de PvdA niet begreep, dat ook het hart van een stad het levensbloed tot in de kleinste adertjes van de urbane gemeenschap rondpompt. Dat van Rotterdam had men echter door het koesteren van multiculturele en links larmoyante ideeën dicht laten slibben. Fortuyn stelde de Passage en het door startende ondernemers hergebruikte Coolsingelziekenhuis ten voorbeeld: daar bloeide nieuw elan. Die woonerfjes overal in de stad moesten herschapen worden in kernen van initiatief, creativiteit en ondernemingslust. Voor wezensvreemde elementen als aanhangers van een fatalistische religie hoorde daar geen plaats te zijn, zo aarzelde hij niet te betogen tot onuitsprekelijke woede van zijn tegenstanders.
Rooie Sien
Over de Schiedamsedijk heeft Fortuyn het nergens. De vergoddelijkte politicus laat over dat stukje Rotterdam zijn oog niet weiden, ook al ligt het nog zo dicht bij het Palazzo di Pietro. Au fond is dat merkwaardig, gezien Fortuyns fascinatie voor de meer avontuurlijke kanten van het Rotterdamse uitgaansleven. Ondanks alle verval, ondanks het feit, dat men achter de vervallen gevels van de Schiedamsedijk minstens twee moskeetjes aantreft, ondanks het gegeven, dat verscheidene Rotterdamse IS-strijders elkaar kenden van een belhuis aan de dijk, is het toch de plek waar de zonde welig tiert. Kenners zijn dan ook verbaasd, dat Fortuyn zijn klappen ter hoogte van het Vogelenzang kreeg en niet op de Schiedamsedijk.
Het was het fel realistisch zedendrama “Rooie Sien”, dat de Schiedamsedijk in heel Nederland de reputatie bezorgde die deze smalle straat ten westen van de Leuvehaven nog steeds heeft. De contouren van Gerzon en de Bijenkorf mogen dan nog zo elegant ogen, de Schiedamsedijk is zeker voorbij de Witte Leeuwensteeg toch de straat van ordinaire en goedkope seks. Tot op de dag van vandaag, al is dan alle glitter verdwenen. Wie zich tegenwoordig op de Schiedamsedijk waagt, vindt daar tal van dichtgetimmerde en vervallen panden. Je moet een kenner zijn om in verkankerde gevels nog het Alcazar of de Cosmopoliet van weleer te herkennen, voor en in de eerste twintig jaar na de oorlog beruchte dancings. Via het Alcazar is de rock and roll zelfs Nederland binnengekomen. Tegenwoordig zie je de duiven nestelen achter het kapot gegooide bovenraam. En verder kan men in de Schiedamsedijk terecht bij stoffige sekswinkels. Er zijn nog een tiental meest louche kroegen, die voor het grootste gedeelte in handen zijn gevallen van de Surinaamse en Mediterrane penoze. En op een aantal bovenverdiepingen wordt nog steeds gelegenheid gegeven. Vaak door uitgebuite illegale hoertjes uit Nigeria en Moldavië. Dat is bij iedereen bekend. Toch weet de politie achter dit schandaal blijkbaar niet de vinger te krijgen.
Sinds de sluiting van de gedoogzone op de Keileweg is bovendien de straatprostitutie terug, waar niet veel meer dan wat symbolische schoonveegacties van de prinsemarij tegenover staan. Tippelen op de straat zelf heeft net zo weinig prioriteit als de illegale hoererij in de panden zelf. Conclusie: de Schiedamsedijk is een straat waar de burger – ook als hij op zoek is naar stoutigheid – zelfs bij klaarlichte dag een angstig en ongemakkelijk gevoel krijgt. Hier – dat zie je, dat voel je – hebben wet en recht zich teruggetrokken.
De Schiedamsedijk is wél te redden
Maar dat is geen reden om de boel plat te gooien. Dat geeft niemand het recht om er een snelweg van te maken omdat je te laf bent om de buurt op het verval en de wanhoop terug te veroveren. De Schiedamsedijk is wél te redden. Daarvoor zijn vooral moed en doorzettingsvermogen nodig en niet eens zoveel geld, in ieder geval veel minder dan voor die megalomane brug met zijn stadsautobaan. Ondanks de boycot van Leefbaar Rotterdam door de overige raadspartijen is de geest van Pim nog niet uit het stadhuis verdwenen. Dat is tegelijkertijd een voordeel en een nadeel. “Vuurwerk aan de Maas” is als het ware een langgerekte oproep om de creativiteit en het ondernemerschap, dat opgeslagen ligt in de Rotterdammers, eindelijk vrij baan te geven. Niet voor niets stelt Fortuyn de jonge ondernemers in het voormalig Coolsingelziekenhuis en de eigentijdse winkeliers van de Passage aan de hele stad ten voorbeeld. Het is deze bevrijdende kracht die naar zijn inzicht een eind zal maken aan de lethargie en de afwachtende houding van de Rotterdamse onderklasse. Dan moeten we echter wél vaststellen, dat het niet in de geest van Pim is om de stadsdriehoek uit te leveren aan een paar grote projectontwikkelaars die er wel eens voor zullen zorgen, dat een wezenlijk stuk van de binnenstad binnen een paar jaar onherkenbaar is veranderd. Dat is punt één.
Bar. Foto Ralf R via CC
Animeerbars
Punt twee heeft te maken met de decennialange verwaarlozing van de Schiedamsedijk en de directe omgeving. Het is hoe dan ook op het stuk van de prostitutie al meer dan een eeuw een soort gedoogzone. In de jaren zeventig – toen alles mocht en elke seksuele aberratie bijna tot de goede toon behoorde – durfde geen gemeentebestuur de toestanden op de Schiedamsedijk aan te pakken. Dat was immers intolerant en anti-liberaal. Zo konden de drugs, de misdaad en de illegaliteit zich in de allengs meer vervallen panden nestelen. Het gaat erom dit rottingsproces te keren om vervolgens tot herstel over te gaan. Voorbeelden ter navolging te over: de toestand op de Amsterdamse Zeedijk was minstens zo erg. Nu is het een culinaire route geworden, verrijkt met onverwachte stukjes chinoiserie. Datzelfde is gebeurd met de verkomen wijk Raval in Barcelona, die nu een hot spot is van Europese proporties. De panden op de Schiedamsedijk zijn vervallen, maar ze kunnen allemaal gerestaureerd worden. De gemeente zou kunnen beginnen door zelf de voormalige dansgelegenheden Alcazar en Cosmopoliet in al hun oude glorie te herstellen. De panden op de dijk zijn historisch niet van bijzondere waarde, maar ze lenen zich uitstekend voor betere horeca, voor galeries, misschien zelfs hier en daar voor het handhaven van een paar ouderwetse animeertenten, want dat is op een bepaalde manier toch ook een stuk cultuurgoed. Dat gaat natuurlijk niet van de ene dag op de andere. Het vergt taai volhouden en het leren leven met even taai ongerief, voordat het onschadelijk is gemaakt. Investeer gerust tien jaar in de gezondmaking van de Schiedamsedijk. Maar dan heb je ook wat. Dan is een stuk Rotterdam dat traditioneel ruim baan bood aan het uitgaansleven, verjongd, maar toch zichzelf gebleven.
Misschien nog niet te laat
Dat wil zeggen: als aan nog een voorwaarde is voldaan: de Schiedamsedijk is bijna door de eeuwen heen een multiculturele straat geweest met inwoners uit alle landen van de wereld. Dat moet ze blijven, of ze zal afsterven en verdrogen tot niet veel meer over is dan een doorsneestraatje. Al Pims angst voor het fundamentalisme – waardoor zijn publicatie “Vuurwerk aan de Maas” zo wordt ontsierd – ten spijt. Door zijn angst voor het moslimfundamentalisme is Fortuyn zijn zicht op de sprookjes van duizend en een nacht kwijt geraakt. Bovendien veronachtzaamt hij het ondernemerschap, dat je juist bij omhoog strevende nationale minderheden kunt vinden. De gemeente heeft een prachtig instrument om latent ondernemerschap wakker te kussen: in de jaren dertig kregen werklozen wel eens handgeld voor de inkoop van een kar sinaasappelen die ze dan op straat uitventten. Je kunt langdurig werklozen beter aan een zaakje helpen dan ze eindeloos dozen te laten vouwen in het kader van dat zogenaamde activeringsbeleid. Dat is pas echte integratie. En klein ondernemerschap is juist zo onontbeerlijk om ons zo goed mogelijk door de economische coronacrisis te loodsen.
Het hart van ‘s-werelds tweede havenstad zal multicultureel zijn of niet langer meer kloppen – en de Schiedamsedijk is de aorta van deze levende, pulserende metropool. Stadsautobanen zijn er genoeg, zogenaamd futuristische bruggen ook. Een gemeentebestuur dat de Schiedamsedijk opoffert, kan niet met goed fatsoen op het Parmentierplein 80 jaar Lichtkogeldag staan te vieren. Er is maar één Schiedamsedijk en wie die niet tot opnieuw tot leven brengt, heeft geen hart voor Rotterdam. Het is nog niet te laat. Nog net niet. Misschien is dit juist het moment nu het virus alles op losse schroeven heeft gezet en wij de economie van onze stad wellicht opnieuw moeten uitvinden.
Dit stuk verscheen eerder in een eenmalige uitgave onder redactie van Nico Haasbroek. U kunt hier für eine Nacht in Mai beluisteren. De huidige Schiedamsedijk kunt u hier en hier bekijken. En dit is zoals het begin 1940 was. We zijn benieuwd naar uw eigen alternatieven voor de nieuwste geschiedenis van Rotterdam.