Sport en ik


Met sport had ik ook weinig op.
In 1950 verhuisden wij van Amsterdam naar Rotterdam. We woonden opnieuw op de vierde verdieping, maar nu op de grens van de wijken Bergpolder en Blijdorp in de Vlaggemanstraat. We gingen in Blijdorp naar de lagere school. We voetbalden ook op straat. De meeste vriendjes voetbalden bij de behoorlijk elitaire voetbalclub VOC. Op een woensdagmiddag ging ik mee om te kijken of ik daar ook zou kunnen voetballen. De jeugdleider aan wie ik mijn kunstjes moest vertonen vroeg eerst nog welk beroep mijn vader uitoefende. Mijn antwoord:’’Vakbondsleider in de Rotterdamse havenâ€gooide gelijk de deur in het slot. Ik kon direct vertrekken. Overigens gold het omgekeerde ook. Toen ik ’s avonds aan tafel verontwaardigd dit verhaal aan mijn vader vertelde reageerde hij opgelucht. ,,Goeie genade. Stel je voor dat in de (communistische ) Waarheid had gestaan dat een zoon van mij bij de kapitalisten van VOC zou voetballen. Dat kost ons als NVV honderden leden.â€
Sport was voor mij van tafel. Churchill zei al.,,Wanneer de gedachte aan sport bij me opkomt, ga ik liggen tot die is verdwenen isâ€