Geen muilpeer voor de laatste peer (2)
En dat ging snel. In 1966 waren er in het gemiddelde huishouden al 15 lichtpunten. In 1988 was dat uitgegroeid tot 25. Tot de energiecrisis van 1973/74 rukten ook de spotjes op. De aandacht in het verhaal gaat toch voornamelijk uit naar het warme licht van de gloeilamp.
Jhr.ir.H.E. de Ranitz, toen hoofd van Philips’ lichtontwerpbureau, geeft antwoord op de vraag waarom we de daglichtkleur die we overdag zo op prijs stellen,’s avonds toch zo hardnekkig uit onze huizen weren. Het antwoord van De Ranitz in 1988:’Dat zit in onze natuurlijke beleving van het licht. Als je naar het lichtverloop van een dag kijkt dn zie je dat het heel rood begint, vervolgens steeds blauwer wordt en bij de schemering weer naar het rode toegaat.
We zijn er dus aan gewend dat een laag lichtniveau rood, warmkleurig is, en een hoog niveau veel blauwer, koeler is.â€
Aan het einde van dit verhaal doet hoogleraar Verlichtingskunde prof.Dr.Ir.Begemann, uiteraard ook werkzaam bij Philips, een voorspelling waarvan bij mijn weten weinig van terecht is gekomen. Hij noemt dat portable light. Kleine bureaulamp-achtigen gevoed door batterijen drie uur zelfstandig kunnen functioneren. Een lichtbron voor een karweitje op elke gewenste plek: de opgewaardeerde zaklantaarn als voltooiing van de lichtspreiding. De bijlage bevat verder interessante artikelen over de verlichting van snelwegen en de vraag wordt gesteld of vuurtorens nog een toekomst hebben.
Maar zoals zo vaak bij kranten en tijdschriften van vroeger worden de advertenties vaak interessanter naarmate de jaargang ouder is.
In de bijlage staat een grote advertentie waarin automobilisten worden opgeroepen om op gas te gaan rijden. Net als nu de energiemaatschappijen doen wordt een prijsvergelijking per liter gemaakt. Ik heb het even teruggerekend naar eurocenten: Diesel 0,38, Loodvrij 0,68 en Gas 0,21.