Wie geregeld honden schopt, wordt gebeten

(Door Jan Booister)
Bij hem liepen privé en zakelijk voortdurend door elkaar.
Hij was iemand met geringe sociale vaardigheden en beperkte managerskwaliteiten.
Hij had vaak geen gelukkige hand in de keuze van zijn medewerkers.
Hij kon zich moeilijk in anderen verplaatsen.
Hem werd regentesk optreden verweten.
Hij schoffeerde medewerkers in het openbaar.
Kan zo iemand minister worden, of burgemeester? Want het zijn nogal verwijten. Een mens met dergelijke kwalificaties hou je ver weg van verantwoordelijkheid.
Toch is de persoon die al deze negatieve eigenschappen in zich verenigde (verenigt?) burgemeester van Rotterdam geweest en minister van Binnenlandse Zaken.
Bram Peper dus.

Voetballer van het niveau-Johan Derksen en als intellectueel vergeleken met Mengelberg en Karajan.
Van Peper is recent een biografie verschenen; Man van Contrasten, geschreven door Henk van Osch. Meer dan vierhonderd pagina’s. Dat oogt verantwoord. Ook al omdat er een zeer uitgebreide lijst van bronnen en literatuur in is opgenomen.
Maar verdient het ook het predikaat ‘wetenschappelijk’ verantwoord?
Wie met geschiedenis bezig is, hoort afstand te houden. Zeker als het recente geschiedenis is. Henk van Osch, evenwel, is een (te?) groot bewonderaar geworden van Bram Peper.
In de biografie laat hij al snel alle afstandelijkheid tot zijn onderwerp varen. De verdiensten van Bram Peper worden breed uitgemeten (terecht) en zijn fouten welhaast verdoezeld (onterecht). De toonzetting bezorgt mij als lezer het gevoel dat hier een enorme fan van de omstreden bestuurder aan het woord is en niet iemand die met distantie zijn werk doet.
Verklaarbaar is dat wel. Het klinkt misschien hoogdravend, maar Nederland zou er gezonder hebben uitgezien als er beter naar Bram Peper was geluisterd. En dat kan van maar heel weinig mensen worden gezegd. Wie valt niet voor zo’n visionair?
Voordat anderen er over begonnen, had Peper al verkondigd dat de steden veiliger moesten worden, dat de koppeling van lonen en uitkeringen op de helling moest, dat nagedacht moest worden over normen en waarden, dat de grote steden de economische motoren worden in Europa en dat bestuur dichter bij de burger moest komen. Het is een greep uit de onderwerpen waarover Peper publiceerde.
Hij bedacht ook de maatregelen.
Het kabinet-Lubbers startte met de uitvoering van het door Peper bedachte grotestedenbeleid, om een voorbeeld te nomen. Bram Peper kon denken en doen.
Zijn komst heeft de stad Rotterdam goed gedaan. Peper en zijn wethouders namen spatel en cement ter hand. De Kop van Zuid werd ontwikkeld, hoogbouw kreeg een push, Rotterdam kwam internationaal sterker op de kaart. Enzovoorts.
Niets dan lof op dat vlak.
Maar in de wijze van uitvoering zaten de scherpe kartelranden. Daar bleek Peper vaak een hork, die jarenlang flink wat ambtenaren schoffeerde. Die de ene na de andere vijand kweekte. Die zich niet realiseerde dat honden gaan bijten als je ze blijft schoppen.
Dat was dom en dat gedrag hoort niet bij een burgemeester. Het is sociaal zwak.
En zo ontstond de bonnetjes-affaire.
Wie deze zaak alleen beoordeelt aan de uitkomst, gaat aan veel voorbij. De stroom geruchten, verdachtmakingen, verwijten en wat dies meer zij die in die tijden in en rond het stadhuis de ronde deed, was van een ongekende, hardnekkige omvang.Jarenlang werd er gesmoesd, schande gesproken en schamper gedaan over de burgemeester. Het heeft nog lang geduurd tot een onderzoek volgde. Inderdaad, kort nadat de burgemeester was vertrokken durfde de raad dat te doen. Niet erg sterk. Maar het staat buiten kijf dat er klaarheid moest komen.
Uiteindelijk resteerde er een bedrag van 7490,80 gulden (zo’n 3400 euro) dat Peper schuldig was aan Rotterdam, zo vond het Openbaar Ministerie. Omdat hij dat achterovergedrukt had? Nee, het betrof slordigheden uit vooral het jaar dat hij drank en eten nodig had om huwelijksleed te kunnen trotseren. Hij had gedeclareerd en niet altijd even correct verrekend.
Is dat ernstig? Het is peanuts vergeleken met waar het in de zaak aanvankelijk om ging, maar het betrof wel gemeenschapsgeld. Peper verschuilt zich bij dit bedrag achter zijn fysieke- en geestesgesteldheid. Maar het kan niet zijn die iemand die met gemeenschapsgeld omgaat een jaar lang denkt dat hij slordig mag zijn.
Peper betaalde. Hij had geen zich in een mogelijke tijdrovende en kostbare procesgang. Hij verklaarde erbij dat dit niet moest worden gezien als een schuldbekentenis.
Het is een uitleg. De vraag blijft natuurlijk wat justitie had gedaan als hij niet had betaald. Bovendien, de gemeente Rotterdam vond dat hij nog veel meer terug moest betalen.
Eerlijk.
Is Peper dus een halve boef? Nee. Peper is een eerlijk mens, dat durf ik best te zeggen. Hij is totaal geen hebberig mens. Geld interesseert hem veel te weinig om bezit na te streven. Hij zal eerder iemand geld geven dan het vragen.
Maar wie met gemeenschapsgeld om gaat, gaat met ander geld om dan uit zijn eigen portemonnee komt. Dat Peper dat onvoldoende bewust was, mag hem worden verweten. Meer dan de biograaf doet. Die kleineert deze foute handelwijze, hoe verklaarbaar ook, te veel en te vaak.
Toch, zoals Gerard Reve, schreef: Peper is een fatsoenlijk mens.
Evengoed heeft Henk van Osch een grondig geschreven biografie gemaakt. Waar overigens in ieder geval één detail aan ontbreekt: Toen Peper oud-generaal Brinkman had aangesteld als korpschef en weer had ontslagen, riep hij als burgemeester dat de minister van Binnenlandse Zaken voor het ontslag moest opdraaien. Kort daarna werd Peper minister en riep hij het omgekeerde. De gemeente Rotterdam moest Brinkman een gouden handdruk meegeven.
Tot slot: wie de biografie gaat lezen, dient een woordenboek bij de hand te hebben. Er staan flink wat woorden in die niet bepaald vaak worden gebruikt. Als: Deraillement, responsief, bipolair, tabula rasa, frenetiek, epitheta, apaiseren, semantisch, verkorven, atavisme en gevoileerd.
Persoonlijk had ik het meeste moeite met de constatering dat Peper als burgemeester niet bereikbaar was voor zijn kinderen.