Sloepengeld
Het stoomschip ‘Rotterdam’ is opgelegd aan de kade van de Rotterdamse wijk Katendrecht. Het is verbouwd tot een hotel, conferentieoord met diverse restaurants en een interessante looproute door het hele schip. Het heeft een paar centen gekost, maar het resultaat is indrukwekkend. Veel van de oude glorie is gespaard gebleven of mooi hersteld. De ‘Rotterdam’ dateert uit de jaren vijftig van de vorige eeuw.
Van de schepen van de Holland Amerika Lijn vond ik altijd de ‘Nieuw Amsterdam’ toch mooier. Dat is niet zo moeilijk want in mijn jeugd heb ik als liftboy en hospitaalbediende op dat schip gevaren. Toen ik volgens mijn monsterboekje op 3 augustus 1959, -net 16 - aan boord van de ‘Nieuw Amsterdam’ kwam werd ons gevraagd of wij ons ‘sloepengeld’ al hadden ontvangen. Daar hadden we nog nooit van gehoord. Het bleek een voorschot op een vergoeding die we kregen omdat in het geval van calamiteiten wij een vaste plek hadden in een sloep om te roeien. ,,Ga maar naar de brug, naar de radiokamer. De marconist gaat er over.’’
Wij, een stuk of zes toch wat zenuwachtige pubers, naar de marconist. ,,Sloepengeld ? Ach dat was nou jammer. Het was net gewijzigd. We moesten naar de bootsman.’’ De bootsman verwees ons naar de purser en zo werden we het hele schip doorgestuurd. Het werd duidelijk. Sloepengeld bestond helemaal niet, maar we leerden wel de weg kennen op de oceaanreus.
Om als liftboy fooien binnen te praten was ook een kunst apart. We leerden snel. Op advies van een wat oudere dekboy legde ik een Amerikaans boek over de Amerikaanse burgeroorlog op het bankje in mijn lift. ,,Hey man, you are reading this?’’ Het antwoord moest zijn volgens de dekboy: ,,Yes sir. Because I have to work in the summer to pay for my study in the winter.’’ Inderdaad. Een dollar. En soms wel twee.
Het loonde ook, zowel op de uitreis als op de thuisreis, in aanwezigheid van een groepje dames een traantje weg te pinken. ,,Weer niet op mijn verjaardag bij mijn girlfriendwant ik moet werken in de zomer….’’
En ja hoor. Daar ging al een kopje of een glas als collectebus rond. Acht dollar, soms wel tien.
Twee jaar later moest ik als hospitaalbediende de scheepsarts elke ochtend het ontbijt in zijn hut brengen. Hij had een arendsoog voor aantrekkelijke vrouwen. Kortaf zei hij. ,,Als de deur van mijn spreekkamer open staat, dan kun je gewoon het ontbijt in mijn hut brengen. Is-tie dicht. Dan vreet je het zelf maar op.’’
Je leerde snel en veel. Ook; ,,Nee de dokter is er niet. Voor het sloepengeld moet je bij de derde stuurman zijn.’’