Hoe corrupt is Nederlandse journalistiek?

25 juli 2011 door Geert-Jan Laan
Hoe corrupt is Nederlandse journalistiek?

Hans Roodenburg heeft hier eerder aan de orde gesteld hoe - in het licht van de gebeurtenissen bij deNews of the World in Engeland -corrupt de Rotterdamse journalistiek zou zijn geweest of eventueel nog zou zijn. 

Ik zou dat onderwerp maar gewoon willen verbreden naar de Nederlandse journalistiek omdat ook daar volgens mij precies dezelfde maatstaven gelden en het overschrijden van grenzen aanwezig zijn of zijn geweest.

Ten eerste: Als jonge, slecht betaalde leerling-journalisten waren wij natuurlijk gevoelig voor een etentje na afloop van een persconferentie van een toen bekende ondernemer. Ik herinner mij Rein Zwolsman in Den Haag. Hij was eigenaar van het Kurhaus en hij had de Scheveningse Pier laten bouwen. Ook toen al gingen er geruchten dat hij tijdens de oorlog als bunkerbouwer zijn fortuin had verdiend, maar daarnaast zeker in de laatste oorlogsjaren het verzet ruimschoots had gesteund. Om met mijn voormalige collega Rien Robijns te zeggen: ,,We prikten vrolijk een vorkje mee.”

Ten tweede: In 1971 werd ik financieel redacteur van Het Vrij Volk. Dat betekende dat ik naar alle persconferenties van vooral de grote multinationals moest gaan. De eerste was Philips in Eindhoven. In de trein naar Eindhoven was natuurlijk al een bont gezelschap in de eerste klasse op weg naar Eindhoven. Het was Frits Philips nog die de presentatie deed. Er waren maar weinig vragen, maar vrijwel aller ogen waren gericht op een belendend vertrek waar de relatiegeschenken klaar stonden voor de journalisten. Dat waren bandrecorders, transistorradio’s, pick-ups en al het andere dat Philips op de markt bracht. Wij, jongere journalisten, weigerden dat. De enige oudere journalist die de geschenken ook weigerde was de NRC beursredacteur Ed Damen, die later in de Ogem-affaire precies voorspelde wat mis zou gaan.

Bij de overige multinationals zoals Unilever, Esso en Shell in Rotterdam werd je natuurlijk ook behoorlijk gefêteerd. Er waren persreizen maar ik heb ooit over Esso een behoorlijk kritisch boek geschreven samen met Rien Robijns en daarvan zei de perschef: ,,Jullie hadden wel een punt. Het is nog besproken in de Raad van Bestuur van Esso in New York.” Bij de blokkade van Shell-Pernis door de Industriebond FNV hielden Robijns en ik ook een lijntje open naar Shell en al spoedig bleek dat de overgrote meerderheid van het personeel van Shell absoluut niets wilde weten van deze onbesuisde actie van de vakbond. Dat schreven we ook in een van onze eerste dossiers in de linkse krant Het Vrije Volk. Vooral in de modieuze linkse pers in Amsterdam werden we zo ongeveer gestenigd. Uiteindelijk wonnen we - met een serie andere verhalen - er toch de persprijs 1981 mee.

Ten derde: Ervaringen als hoofdredacteur.

Zoals Hans Roodenburg schrijft zijn er ook voorbeelden van hoe journalisten proberen met onkosten de boel te tillen.

Zo was er het voorbeeld van de bonnetjes van een restaurant om de hoek van de woonplaats van een redacteur. Toen ik zijn declaratie zag riep ik hem bij me. ,,Wat leuk”, zei ik. ,,Ben je van plan een kinderpagina te beginnen?” Verontwaardigd wierp hij dit idee verre van zich. Dat was volstrekt beneden zijn - in eigen ogen - grote capaciteiten. ,,Maar,’’ zo vroeg ik hem, ,,wat doen die kindermenu’s dan op jouw declaraties?”

Een ander voorbeeld was een redacteur die steevast de afstand Rotterdam-Amsterdam heen en terug op 200 kilometer schatte en declareerde. Ik heb hem de oude Bosatlas uit het archief laten halen en de kaart van het middeleeuwse Nederland laten opslaan. ,,Kijk”, heb ik gezegd. ,,Wat er ook veranderd is in dit land, de afstand tussen Rotterdam en Amsterdam is nog steeds hetzelfde. 150 kilometer heen en weer.”

Hij had een goede smoes. ,,Ik moet altijd zo zoeken in Amsterdam.” Daar had ik begrip voor. ,,Als je per rit tien kilometer toevoegt om te zoeken dan hoor je mij niet meer.”

Ruud Lubbers noemde dat ,,de kleine krabbelaars.’’

Maar als hoofdredacteur had je ook een andere functie. Dat was achter je mensen staan wanneer zij een goed verhaal - tegen de waan van de dag of de politieke correctheid die op dat moment heerste - toch brachten. Het beste voorbeeld was Herman Wigbold, die onze Lockheed-affaire over de voorpagina van Het Vrije Volk knalde. Maar ook bij het Nieuwsblad van het Noorden in Groningen werden soms slecht presterende voetbaltrainers, falende burgemeesters en wethouders, frauderende zakenlieden en meer van dat spul genadeloos afgerekend. Dat is journalistiek en zo hoort het ook.

Telefoons afluisteren van slachtoffers van misdaden of nabestaanden van rampen zou niet bij ons opkomen. We zouden ook niet weten hoe dat moet.

Er is een andere kant. Tijdens de Lockheed-affaire kregen we - van de toenmalige secretaris van de Commissie Donner - de toen jonge jurist Ad Geelhoed, het dringende bericht dat we ernstig rekening moesten houden dat niet alleen zijn telefoon door de BVD werd afgeluisterd maar ook de onze. Hij bracht die boodschap even buiten de voordeur. En natuurlijk niet per telefoon.

De huidige AIVD heeft mijn vraag om opheldering terzijde gelegd.

 

 

Meer over:
Cookies

Deze website gebruikt noodzakelijke cookies voor een correcte werking en analytische cookies (geanonimiseerd) om de statistieken van de website bij te houden. Marketing cookies zijn nodig voor laden van externe content, zoals YouTube-video's of widgets van Sociale Media. Zie ons cookiebeleid voor meer informatie, of om je instellingen later aan te passen.