Gerrit
Komrij schreef dat hij wilde dat mensen ‘Heisa’ bij zijn dood zouden roepen en daarna weer snel zouden overgaan tot hun belangrijke bezigheden. Uit het laatste volgt dan dat alleen individuen die zaken van bijzondere betekenis bezigen heisa mogen maken. Typisch Komrij was dat: twee dingen in èèn zeggen, liefst met een stevige adder in het gras. In dit geval zit die in ‘belangrijke’. Er zijn mensen die belangrijk werk hebben, schoenmakers bijvoorbeeld, of dichters.
Maar er zijn er nog veel meer die zichzelf opblazen tot belangrijkheid. Die kregen er in de jaren zeventig en tachtig in de columns van Komrij vilein en stevig van langs. Hilarisch waren de stukjes waarin hij de ‘treurbuis’, de televisie de maat nam. In 1985 schreef hij, ,,Telkens als je even in Nederland terugkeert, slaat het weer als een lauwwarme meelzak om je oren: het tv-journaal.’’ Volgde een mooi oprechte scheldkanonnade.
En er was veel om te haten, de verloedering van wat mooi was bovenaan. Verloedering hoort bij cultuur zoals rottend blad en kadavers bij de wisseling van de seizoenen. Hoe lang bestaat cultuur in de zin van schoonheid of betekenis willen vinden en maken? Een paar duizend jaar? Zo lang verloedert ook de cultuur maar groeit aan de andere kant weer bij. Bij dat aangroeien zit een hoop rotzooi. Dat is ook al een paar duizend jaar zo.
Tegenover elke Ovidius, elke Goya, staat een legertje niet ‘belangrijke’ broodschilders en schrijvers. Doorsnee aangroeiing dus, om maar niet te spreken van de rotzooi. De rotzooimakers, ach Gerrit Komrij heeft ze schitterend gefileerd. Vooral rotzooi die zichzelf belangrijk vond. ,,Ik ben zo weergaloos verliefd op het leven, en alles wat daarin aan voortreffelijks en onbegrijpelijks aanwezig is, dat ik geen seconde kan ademhalen zonder haat,’’ schrijft hij in een stukje in ’89.
Komrij schreef in een tijd dat er nog maar een matige hoeveelheid schedeluithollende troep op TV kwam. Overigens wel het soort rommel dat Nederlanders gelukkig maakt. Maar Gerrit’s virtuoze gescheld heeft de meest groteske rotzooi niet mogen tegenhouden. Die kwam niet uit Hollywood maar uit ons eigen land in de vorm van geen enkele groteske domheid uit de weg gaande, pseudo observatie-tv, Big Brother voorop.
Komrij had toen allang zijn pijlen ergens anders op gericht maar zijn woorden echoën voort. Schelden op de vijftigers, op literatuur in het algemeen, op architecten, kunstcritici, bibliofielen (met zelfspot), op designers `waar vormgevers geweest zijn groeit geen gras meer’.
Komrij die dicht en scheldt en de eerste dichter des vaderlands is en blijft. De Komrij die in ‘Lof der Simpelheid’ schreef: ,,O, dat mijn nabestaanden ‘heisa’ roepen bij mijn lijk om daarna naar hun belangrijke besognes terug te keren.’’
Petje af. Blik in de verte. ‘Heisa’.