Stem uitbrengen in volledige duisternis
De Tweede Kamer-verkiezingen van september 2012 lijken over belangrijke onderwerpen te gaan. Zaken die iedere Rotterdammer raken: werk, de zorg, huizenprijzen, de koopkracht, de bestrijding van de financiële crisis en last but not least, wie met welk mandaat ons land gaat regeren.
We mogen als kiezer met onze stem meedoen in de grote tombola maar wat er uit komt weten we niet. Is ons kiesstelsel wel opgewassen tegen de behoorlijk opgeleide en geïnformeerde kiezer van 2012? Biedt het stelsel voldoende sturing en keuze?
We doen als kiezer ons best om ons democratisch recht uit te oefenen en om te gaan stemmen, maar of we nu op de flanken of meer in het midden kiezen, we kunnen met onze stem vrijwel geen of maar weinig sturing geven. De feitelijke staatschef, de premier, wordt niet gekozen, de coalitie ook niet en de volksvertegenwoordigers zijn onbekenden die door een politieke partij op de lijst gezet zijn.
Geen partijbinding
De meeste kiezers, ook al stemmen ze een paar keer op partij X of Y, horen nu eenmaal niet bij een partij. De tijd dat bij een politieke richting een aan geloof grenzende ideële overtuiging hoorde, is voor veel kiezers voorbij. Veranderingen in hun leefomgeving, in de maatschappij of in de politiek zelf, veranderen meer dan ooit de politieke keuze van de kiezer.
De kiezer stemt op de partij of op de lijsttrekker en niet op die aanhang. Bij de huidige manier van kiezen maakt het weinig uit of het parlement honderd, honderdvijftig of tweehonderd leden telt. De meeste Kamerleden zijn meegekomen in de slipstream van de lijsttrekker.
Ze vertegenwoordigen, misschien qua intentie niet, maar feitelijk wel, vooral de partij en niet het volk. Het enige voordeel van ons huidige kiessysteem is dat de uitslag van de verkiezingen een goede afspiegeling van de uitgebrachte stemmen is. 20% van de uitgebrachte stemmen is 20% van de Kamerzetels. Maar democratie behoort niet een percentage te zijn dat kiezers vervolgens uit handen moeten geven.
Stilstand
Dat was vooruitgang in 1919 maar nu is het stilstand. Waarom kiezen we anno 2012 nog steeds zo ouderwets en ondemocratisch? Waarom kiezen we lijsttrekkers en politieke partijen die vier jaar lang – dankzij wankele coalities meest korter – met onze stem aan de haal kunnen gaan? Waarom kiezen we onze volksvertegenwoordigers niet direct uit onze eigen omgeving, onze eigen stad?
Op die manier kunnen Tweede Kamerleden naast het partijbelang – dat verdwijnt niet – ook een concrete groep mensen in een specifiek gebied vertegenwoordigen en kunnen ze daarvan de belangen behartigen. Dat Kamerlid is tevens aanspreekpunt voor die mensen in dat gebied. Dat moet ook voor Kamerleden heel wat makkelijker zijn dan voortdurend contact houden met het Nederlandse Volk of wel met Oost Lemmer, Heerlen West en Rotterdam Crooswijk, tegelijk.
Engeland heeft zo’n kiesstelsel, dat districtenstelsel genoemd wordt. Het voordeel is hier boven genoemd. Het nadeel is dat al die districten bij elkaar soms een onnauwkeurige afspiegeling van het landelijk gemiddelde kunnen zijn.
Gemengd kiessysteem
Om die reden heeft Duitsland gekozen voor een gemengd kiessysteem. De helft van de parlementsleden wordt via zo’n districtenstelsel persoonlijk gekozen en de helft wordt net als in Nederland direct gekozen. Duitsers mogen daarom bij hun parlementsverkiezingen twee stemmen uitbrengen. Eén op de partij-kandidaat van hun keuze in hun district en één op een landelijke partij of kandidaat.
Het gemengde systeem combineert het voordeel van de individueel gekozen volksvertegenwoordiger, ofwel het voordeel van het districtenstelsel met het voordeel van de evenredige afspiegeling van ons huidige systeem. De nadelen van beide stelsels worden door het gemengde kiesstelsel voor het grootste deel ondervangen.
Het stelsel is, doordat Tweede Kamerleden voor de helft direct gekozen worden en verantwoording schuldig zijn aan een specifieke groep keizers, democratischer dan het huidige. Bovendien kan een kiezer doordat hij op twee kandidaten zijn stem uit mag brengen, zijn stem nuanceren of juist versterken. En daartussenin zijn allerlei combinaties van voorkeuren voor personen en partijen mogelijk. De kiezer kan met zijn stem dus veel meer sturing geven. Hij wordt daarom als kiezer meer serieus genomen.
Duidelijker
Duitsland vaart intussen wel bij dit systeem dat een stuk duidelijker maakt waarvoor je kiest. Een kandidaat uit jouw regio, ook al vertegenwoordigt hij 65.000 kiezers, is dichterbij en daardoor meer aanspreekbaar en verantwoordelijk te houden.
Als je er van uitgaat dat het aantal Kamerleden gelijk blijft, zou Rotterdam met een dergelijk gemengd stelsel – met de kiesdrempel van de laatste jaren en 150 Kamerleden – drie eigen regio afgevaardigden in het parlement hebben, en daarnaast nog drie ‘gewone’ representatief gekozen landelijke kandidaten.
Het gemengde stelsel betekent wel dat bestaande partijen wat van hun macht moeten inleveren aan de kiezer. Dat maakt de kans op stelselherziening op korte termijn klein. De erfgenamen van de klassieke zuilen van na 1945, PvdA, CDA en VVD hebben hun macht en invloed met inspanning veroverd. De nieuwe grotere partijen aan de flanken zijn eveneens machtspartijen.
Minister De Graaf heeft in 2005 een voorstel voor een gemengd kiessysteem neergelegd maar bleek toen kansloos tegenover Balkenende die het van tafel veegde. Voor de politieke partijen is, behalve een enkele uitzondering, de tijd niet rijp.
Hervormen
Voor de kiezer is hervorming nodig. Er valt behalve wat symboolpolitiek niets te kiezen waar je daadwerkelijk invloed op uit kan oefenen. Een incidenteel en daardoor belachelijk aandoend referendum, zoals in 2005, maakt dat alleen maar duidelijker.
Met de parlementaire democratie is niets mis. Wel met de huidige democratische legitimering ervan.