Tribunaal over de kruisraketten (2)

Op de zittingen van vrijdag 20 september en zaterdag 21 september werd ingegaan op de effecten van het bezit van kernwapens. Het juridische vraagstuk van de mensenrechten en de kernbewapening werd besproken door dr. J.G.H. Thoolen. Hij wees er op dat mensenrechten zoals het recht op leven, vrijheid en onschendbaarheid van de persoon, ook golden in tijden van noodtoestand. Daarom zou kunnen worden betoogd dat kernwapens verboden wapens zijn.
Publieke opinie
Maar de discussie over mensenrechten en bewapening had nog niet tot duidelijke conclusies geleid. Met het oog daarop benadrukte spreker het belang van de publieke opinie op dat terrein.
Mr. Manuel Kneepkens ging in op het belang van het Verdrag van Tlatelolco, dat de kernwapenvrije zone in Zuid-Amerika regelde. Nederland had dat verdrag onderschreven in verband met Suriname en de Nederlandse Antillen. De kernwapenvrije zones moeten worden gezien als een tussenstap naar een volledige nucleaire ontwapening.
Prof. Piet Akkermans behandelde als
laatste spreker de kwestie van de grondwettigheid van plaatsing van
Amerikaanse nucleaire kruisvluchtwapens op Nederlands grondgebied. Hij
stelde dat dit op gespannen voet stond met de Grondwet, omdat Nederland
door de Amerikaanse lancering van die kernwapens in een oorlog zou
kunnen worden betrokken, zonder dat het parlement zou hebben ingestemd
met een oorlogsverklaring. Daarom zou een plaatsingsverdrag met
tweederde meerderheid door het parlement moeten worden goedgekeurd.
De eindconclusie van het tribunaal was als volgt:
1. Het beleid van staten ten aanzien van het hanteren van kernwapens als politiek instrument in tijd van vrede en de inzet van deze wapens in gewapend conflict dient zijn grondslag te vinden in en kan worden getoetst aan beginselen en regels van de nationale en internationale rechtsorde. Dit geldt zowel voor het beleid van staten afzonderlijk als in het kader van internationale organisaties.
2. Staten dienen in hun wapenopbouw uiterste terughoudendheid te betrachten. De nadruk dient daarbij te liggen op het terugdringen van de rol van kernwapens. In dat perspectief is de noodzaak tot de plaatsing van middellange-afstands-wapens in Europa niet aangetoond.
3. Staten zijn verplicht te onderhandelen over beperkingen in hun wapenopbouw. Bondgenootschappelijke samenwerking mag hieraan geen afbreuk doen. In dit verband dienen regels te worden ontwikkeld op grond van het beginsel dat het recht van staten om nationale wapenmacht te bezitten niet onbeperkt is.
4. De bewapeningswedloop en de daaraan verbonden kosten belemmeren de verwezenlijking van essentiële economische en sociale levensbehoeften van grote sectoren van de samenleving. Gelet op de noden en behoeften van de ontwikkelingslanden blokkeren het militarisme en de huidige wapenwedloop het vestigen van een rechtvaardige nationale en internationale orde. In dit verband bepleit het College de erkenning en aanvaarding van het recht op ontwikkeling.
5. De inzet van kernwapens
is onrechtmatig indien deze rechtstreeks is gericht tegen de
burgerbevolking, niet onderscheidend is of disproportionele schade zou
toebrengen aan deze of andere door het oorlogsrecht beschermde groepen.
Gelet op het massale vernietigende karakter van kernwapens moet worden
aangenomen dat bij inzet ervan deze normen zullen worden geschonden.
6.
De plaatsing van kernwapens in Nederland wijkt af van de Grondwet
indien Nederland niet de macht bezit de inzet van deze wapens te
blokkeren. Een verdrag dat een dergelijke plaatsing zou regelen behoeft
de goedkeuring van een meerderheid van tweederde der uitgebrachte
stemming in de Tweede en Eerste Kamer.
De uitspraak van het college van het Tribunaal voor de Vrede kreeg veel aandacht in de media. De politieke betekenis daarvan was dan ook duidelijk. Eén van de dagbladen schreef hierover:
,,Hoewel uitspraken van een vredestribunaal niet bindend zijn hebben ze wel degelijk invloed op de meningsvorming. Zo zullen tegenstanders van plaatsing van kruisraketten in ons land zich gretig vastklampen aan de conclusie van het in Rotterdam gehouden Vredestribunaal dat een plaatsingsbesluit door een tweederde meerderheid van het parlement moet worden goedgekeurd. Aangezien zulk een royale meerderheid niet is te vinden zou daarmee automatisch de plaatsing van de baan zijn.
Het kabinet zal door deze
uitspraak niet van gedachten veranderen, de regeringspartijen evenmin.
De uitspraak heeft echter in zoverre gevolgen dat het kabinet nu met
extra zwaarwegende argumenten moet komen om een beslissing bij
enkelvoudige meerderheid te verdedigen."
Het college van het
Tribunaal voor de Vrede werd dan ook door de Tweede Kamer uitgenodigd
voor een hoorzitting over het zogenaamde plaatsingsverdrag betreffende
de stationering in Nederland van Amerikaanse kruisvluchtwapens met een
nucleaire lading. Op 13 december 1985 gaven twee leden van het college,
de hoogleraren De Waart en Degenkamp een toelichting op de uitspraak van
het college.
De uitspraak is direct in de vorm van een tweetalige brochure gepubliceerd. Door de uitspraak ook in de Engelse taal te publiceren werd beoogd deze ook internationaal toegankelijk te maken en ruimere bekendheid te geven.
In het Nederlands Juristenblad werd de uitspraak integraal gepubliceerd.
En in mei 1986 werd het boek over het Tribunaal voor de Vrede uitgegeven, onder de titel ‘Rechtmatigheid van kernwapens’? Daarin was een selectie van de verklaringen opgenomen, evenals de uitspraak van het college.
De uitspraak van het college van het Tribunaal voor de Vrede is ook heden ten dage nog uiterst actueel, want… de kernwapens zijn bij lange na niet de wereld uit.
(Voor bovenstaand artikel is o.a. gebruik gemaakt van het artikel ’30 jaar Tribunaal voor de Vrede’ van ex luchtmacht-kapitein Mr. Meindert Stelling in Procesnieuws, nr. 106, juli 2015)