Oorlogsmuseum in Dresden herdenkt ook bombardement op Rotterdam
(Door Gert van Engelen)
Het bombardement op Rotterdam, op 14 mei volgend jaar 78 jaar geleden, wordt ook herdacht door de aanstichter zelf, Duitsland. En nog wel op de minst geëigende plek: in het nieuwe militair-historische museum in Dresden, een stad die zelf op 13 februari 1945 ook grondig is verwoest door bommen. Het bombardement op Rotterdam heeft in dit ‘hol van de leeuw’ bovendien niet zomaar tijdelijk, bij gelegenheid enige aandacht gekregen, maar permanent.
Al in oktober 2011 is het nieuwe museum van de Bundeswehr geopend, na zes jaar voorbereiding en twintig jaar afwachten. Maar tot dusverre is vrijwel onopgemerkt gebleven dat op de vierde verdieping plaats is ingeruimd voor het traumatische bombardement op Rotterdam. De bescheiden tentoonstelling toont niet alleen de levens van twee Rotterdammers die geknakt zijn door de Tweede Wereldoorlog, ook liggen er brokstukken van het door oorlogsgeweld vernielde weeshuis aan de Goudsewagenstraat.
Een bericht uit Dresden.
Ademstokkend
De museumbezoeker valt het onmiddellijk op: het Duitse oorlogsmuseum is ademstokkend. Langzaam toelopend op het statige arsenaal uit 1877 waarin het is gevestigd, valt het oog op een reusachtige wig van staal en glas die dit gebouw doorsnijdt. De wig lijkt er met kracht ingesmeten, maar is binnen knap verweven met de oude structuur van het arsenaal. Het ontwerp is afkomstig van een architect die je hier het minst zou verwachten: de joodse Amerikaan Daniel Liebeskind.
Foto: Het militaire museum in Dresden, met de wig die de architect in de oude bebouwing heeft gedreven. Bovenin het gebouw wordt het bombardement op Rotterdam herdacht. (Foto © Gert van Engelen)
Binnen liggen, staan of hangen tienduizend voorwerpen, van uniformen tot tanks, die thematisch en chronologisch gerangschikt de omstreden militaire historie van Duitsland weerspiegelen, op tienduizend vierkante meter, verspreid over vier verdiepingen. Het museum is het vlaggeschip van het Duitse leger, maar wil eerder een vredes- dan een oorlogsmuseum zijn. De geschiedenis wordt er juist niet heroïsch verteld en uitgebeeld.
Op de vierde verdieping hebben de bezoekers een panoramisch uitzicht over de – tot in de puntjes– herbouwde binnenstad, bovenin de wig. Achter hen is de expositie te zien, die indringend herinnert aan hoe in februari 1945 de 652.329 geallieerde bommen datzelfde stadscentrum nietsontziend vernietigden, met als gevolg 25.000 slachtoffers en 13.000 tot puin verworden gebouwen. Het bombardement wordt gesymboliseerd met een vierkant met kapotte stoeptegels. Op deze tegels, die bewaard zijn gebleven uit de wijk Johannstadt, kwamen vier brandbommen terecht.
Foto: Het gebroken meisjesbeeld van het Rotterdamse weeshuis ligt nu permanent in het militaire museum in Dresden, zie ook foto hieronder. (Foto © Gert van Engelen)
Ochtenduren
Maar de curatoren van het museum wilden niet alleen de verwoesting van Dresden tonen, zo vertelt wetenschappelijk directeur dr. Gorch Pieken desgevraagd. “Voor ons was het heel erg belangrijk erop te wijzen dat de Tweede Wereldoorlog ver vóór de Tweede Wereldoorlog begon, met de overval op Polen en later op Nederland, België en Frankrijk.” Het moest meteen duidelijk zijn: “De oorlog werd door het Duitse Rijk begonnen.”
Aandacht is er daarom ook voor Wielun, de Poolse stad die op 1 september 1939 door de Duitse Wehrmacht werd gebombardeerd, in de vroege ochtenduren. De bewoners werden compleet verrast door deze aanval. Polen was niet de oorlog verklaard en het Poolse leger was dan ook afwezig. Het bombardement startte de Tweede Wereldoorlog; Wielun was de eerste van de 1700 steden en dorpen die in Oost-Europa werden vernield. Ook Wielun is in het museum vertegenwoordigd − met overgebleven, beladen stoeptegels.
Rotterdam volgde op 14 mei 1940. Ook dit bombardement overrompelde de bevolking, die meende dat Nederland neutraal en daarom ongeschonden zou blijven. Het inferno kostte minstens 850 mensen het leven, de binnenstad was ausradiert. Het ontregelt de Nederlandse bezoeker om uitgerekend in dit museum van oorlog en geweld het bombardement op Rotterdam herdacht te zien: hier wijst de aanstichter immers op zijn eigen onbevattelijke wandaden.
Foto: Brokstukken van het meisjesbeeld van het Rotterdamse weeshuis liggen nu permanent in het militaire museum in Dresden. (Foto © Gert van Engelen)
Meisjesbeeld
Niet met veelzeggende stoeptegels, maar met een veel emotionerender brokstuk wordt ‘Rotterdam’gesymboliseerd, namelijk met een groot restant van het meisjesbeeld dat aan de Goudsewagenstraat hing bij de ingang van het weeshuis.
Kunstenaar Johannes de Graef, zo melden toelichtende teksten, had in 1763 zowel een weesmeisje als weesjongen gebeeldhouwd. Gekleed in typische weeskledij houden zij tussen hen in een opengetrokken gordijn omhoog waarop een poëtische inscriptie staat van Jacob Kortebrant. Het weeshuis werd tijdens het bombardement van de kaart geveegd.
Op een houten plankier ligt het overgebleven gebroken meisjesbeeld. Pieken vertelt dat de “ontroerende fragmenten” permanent in bruikleen zijn afgestaan door het Historisch Museum in Rotterdam; permanent betekent zeker vijftien jaar.
Op een tekstbord wordt in herinnering gebracht hoe de jongens en meisjes zich probeerden te redden, terwijl hun weeshuis in brand stond. “De kleinsten werden door de oudere meisjes en jongens gedragen, de wat grotere kinderen werden bij de hand genomen. Iedereen wist dat zij het weeshuis voorgoed zouden verlaten. De kinderen verzamelden zich onder de toegangspoort. Voor hen lag de brandende stad, achter hen het brandende weeshuis.”
Verderop liggen twee panelen, met foto’s en teksten die de levensgeschiedenis vertellen van twee Rotterdammers: Jacob Timmers en Arend Jonker. Ook bij de onderdelen Dresden en Wielun liggen zulke biografieën, bedoeld om te kunnen laten zien hoe een bombardement mensen persoonlijk raakt. Pieken, die overigens in het Nederlands reageert op vragen, legt uit dat de biografieën steeds twee mensen met elkaar confronteren die “weliswaar in dezelfde tijd leefden, maar een verschillende levensgeschiedenis hadden”.
Foto: Het museum in Dresden toont op dit tekstbord een foto van hoe het originele beeldhouwwerk er in Rotterdam uitzag vóór het bombardement. (Foto © Museum Dresden)
Flarden
Dat is zeker het geval bij Timmers en Jonker. Zij hadden ieder een ander perspectief op de verwoesting van de stad. De gegevens over hun levens zijn verstrekt door Rotterdamse museummedewerkers.
Arend Jonker, op 25 maart 1934 geboren in Groningen, maakte mee hoe Duitse gevechtspiloten in 1940 op de Westerschelde het vrachtschip van zijn vader, de ‘Sambria’, aan flarden schoten. Het gezin wist zich te redden en arriveerde twee dagen na het bombardement in Rotterdam. Ze gingen logeren bij grootouders.
Zijn vader werd vervolgens gedwongen om als schipper voor de bezetter te werken. En zo werd Arend, tijdens schoolvakanties, getuige van luchtaanvallen op Duisburg en Keulen, van het bombardement op Minden en ten slotte, kijkend vanaf een olieschip in de haven, van de aanval op Dresden. In 1947 keerde Arend Jonker terug naar Nederland, werd ook schipper, kreeg vijf kinderen, en veranderde in 1958 van baan. Hij ging werken in de petrochemische industrie van Rotterdam, om in 1989 te eindigen als schoolconciërge.
Jacob Timmers, op 6 november 1921 in Rotterdam geboren, had hartverscheurender ervaringen. Voor deze vrijwillige brandweerman was het bombardement op zijn geboortestad “een waterscheiding”, zo meldt het museum. Jaap en zijn collega’s waren met verouderd, ontoereikend materiaal bezig een brand in de Waterloostraat te blussen. Zijn jongere broer Thomas hielp mee. Ze hadden net een brandslang uitgerold toen een vier meter hoge muur instortte en op hen viel. Jaap overleefde, Thomas overleed.
Foto: Een van de Rotterdammers van wie in Dresden een levensschets wordt gegeven: Jaap Timmers. (Foto Museum Dresden)
Jaap Timmers was voorgoed getekend. Hij is het bombardement en de dood van zijn broer “nooit te boven gekomen”, valt in Dresden te lezen. Gedurende de rest van zijn leven weigerde hij Duits te spreken of Duitsland te bezoeken. Eén keer heeft hij in opdracht van zijn baas een machine moeten ophalen in Hamburg. Dat heeft hij gedaan, maar met grote tegenzin en vervuld van haat. “Ik moet me inhouden om niet het woord ‘mof’ te gebruiken. Ik haat de Duitsers voor wat ze ons met de bezetting hebben aangedaan.”
***
Een Duitse soldaat had die wijdverspreide afkeer van Duitsers al in 1941 zien aankomen. Terwijl hij overzag hoe Rotterdam was weggevaagd, noteerde hij: “Dit kweekt een haat die generaties zal duren.”
[Militärhistorisches Museum der Bundeswehr, Olbrichtplatz 2, Dresden. Openingstijden: maandag: 10 - 21 uur, dinsdag tot zondag: 10 - 18 uur, op woensdag gesloten. De website: https://www.mhmbw.de]
Foto links: De auteur van dit verhaal: Gert van Engelen.