‘Verworpen’ foto’s bombardement op Rotterdam in Berlijns museum

03 januari 2018 door Gert van Engelen
‘Verworpen’ foto’s bombardement op Rotterdam in Berlijns museum
Op de achtergrond het stadhuis, foto: Eva Besnyö, MAI Amsterdam

Het voert misschien te ver om ervoor naar Berlijn te reizen, maar alleen dáár zijn ze momenteel te zien: acht van de tientallen foto’s die de internationaal vermaarde fotografe Eva Besnyö in juli 1940 heeft gemaakt van het kapotgebombarbeerde Rotterdam. 

De foto’s hangen in ‘Das Verborgene Museum’, en er is iets mee: Besnyö, op 93-jarige leeftijd overleden in december 2003, heeft zich van haar ‘Rotterdamse’ foto’s gedistantieerd. Toch worden ze in deze galerie prominent tentoongesteld, nog tot en met 12 februari. En terecht, vindt Eva’s dochter Iara.

Een bericht uit Berlijn.

De feiten zijn ontstellend: het Duitse bombardement op Rotterdam, dat volgens Wikipedia een kwartier duurde, “vernietigde bijna de gehele historische binnenstad”. Op die middag van de 14de mei 1940 kwamen “650 tot 900 mensen om” en raakten tachtigduizend Rotterdammers dakloos. De ravage was totaal, Rotterdam werd ontzield.

De foto’s die de joodse Eva Besnyö enkele weken later maakte, zijn ook ontstellend, maar in ander opzicht: ze tonen geen leed, geen doden, geen hartverscheurende droefenis. Met verbazingwekkende onbetrokkenheid laten ze slechts ethisch verantwoorde ruïnes zien. Het trauma van Rotterdam is op deze foto’s teruggebracht tot mooi uitgelichte bouwvallen.

De expositie in ‘Das Verborgene Museum’ beperkt zich allerminst tot Besnyö. Van liefst achttien vrouwelijke fotografen wordt werk getoond, bijeengebracht onder de weidse titel Kriegsfotografinnen in Europa, 1914-1945. Niet allemaal waren dit vakvrouwen. Onder hen bevonden zich ook fotograferende verpleegsters, verslaggeefsters en andere amateurs die wel eens een camera hanteerden. Maar toen Eva Besnyö, geboren in Boedapest op 29 april 1910, de vernietiging van Rotterdam registreerde, was zij al lang een professionele fotografe.

Vluchten
Het was in ditzelfde Berlijn dat zij, aanvankelijk opgeleid als reclame- en portretfotografe, zich vanaf 1930 ontwikkelde tot reportagefotografe, zoals wordt beschreven in het lexicon Geschiedenis van de Nederlandse fotografie. In de herfst van 1932 vertrekt Besnyö naar Nederland, de uitdijende jodenhaat ontvluchtend. Samen met de filmer John Fernhout, de zoon van de kunstenares Charley Toorop die zij in Berlijn heeft leren kennen, vestigt zij zich in Amsterdam. In 1933 trouwt zij met Fernhout, in 1937 scheiden zij.

Als joodse kan Eva Besnyö aan het begin de bezetting nog in de openbaarheid werken. In juli 1940 legde zij de verwording van Rotterdam vast, ‘in mehrere Dutzend aufnahmen’. Dit Duitse citaat staat op een toelichtend tekstbord onder de acht foto’s die ‘Das Verborgene Museum’ laat zien. Hetzelfde citaat staat ook in een boek dat in Berlijn in 2011 verscheen, toen de Berlinische Galerie een grote overzichtstentoonstelling hield van Besnyö’s oeuvre.

“Misschien hoopte ze”, melden boek en tekstbord, “nog opnamen te kunnen verkopen.” Maar dat lukte niet: één dag na de bezetting plaatsten de Duitsers de Nederlandse pers al onder censuur. In het lexicon wordt aanvullend gemeld dat Besnyö hier iets op vond. “Na het Journalistenbesluit van mei 1941 kon Besnyö als joodse niet meer onder haar eigen naam publiceren. In tijdschriften verschenen haar foto’s [vooral portretfoto’s] onder de naam van Wim Brusse.” Brusse is de man met wie zij in 1938 een relatie kreeg en met wie zij na de oorlog, in februari 1947, zou trouwen.

Via Willem Sandberg, de latere directeur van het Stedelijk Museum, krijgt Besnyö volgens het lexicon een vals persoonsbewijs op naam van Eva Marianne Fejer. Eind 1942 “duikt zij afwisselend onder in Rotterdam, bij de ouders van Wim Brusse en bij zijn broer Henk Jan, en in Broek in Waterland bij de familie Tolk.” In 1944 slaagt ze erin zich te laten ‘ariseren’ en sluit zij zich aan bij het verzet. Tot zover haar oorlogsjaren.

Vergeten
Terug naar ‘Het Verborgen Museum’. Dit bescheiden museum, achteraf in een hof gelegen aan de Schlüterstrasse 70 in de wijk Charlottenburg, is sinds 1987 exclusief gewijd aan kunst van 20ste eeuwse Europese vrouwen die in de vergetelheid zijn geraakt, of het nu fotografen, beeldhouwers, schilders of architecten betreft. Wereldwijd is het het enige museum dat zich hierop toelegt. Het woord ‘verborgen’ slaat niet alleen op de ligging ervan, ook op zijn opzet: het hervertonen van kunst die ligt weggestopt in de depots van musea. En zo komt het dat bezoekers dan nu kunnen kennismaken met Besnyö’s foto’s van Rotterdamse puinhopen, zoals onlangs deze verslaggever.

Lopend van de ene naar de andere foto groeit de boosheid. Hoe kan Eva Besnyö, deze grande dame van de Nederlandse fotografie die in haar werk “altijd de mens centraal stelde” (lexicon), zulke koude foto’s hebben gemaakt? Zo zonder mededogen voor het immense leed dat de bombardementen veroorzaakten? Is dit dezelfde fotografe als de Besnyö die de wederopbouw, de watersnoodramp, het moederschap documenteerde, en naam maakte als ‘de visuele woordvoerder’ van de vrouwenbeweging Dolle Mina?

Het antwoord is eenvoudig: Eva Besnyö gaf in Rotterdam, de stad die haar schuilplaats werd, nog alle voorrang aan de esthetiek van de vorm. De esthetische werking van ruïnes fascineerde zozeer, dat ze het menselijk leed er buiten hield. Ze verwees zelfs niet naar de veroorzaker ervan, de nazi’s. De vorm was nog alles bepalend bij haar, niet de context.

Afstand
Eerlijk is eerlijk: Besnyö heeft afstand genomen van de bombardementsserie, al is dit in Nederland hooguit bij kenners bekend. In december 2003 vertelde zij Trouw dat de oorlog haar niet heeft doen stoppen als fotografe, maar dat in die tijd wel haar mening over fotografie is veranderd. “De vorm was voor mij primair. Daar ben ik van teruggekomen.” Ze distantieerde zich van de Rotterdamse foto’s. “Daar schaam ik me nu nog voor. Want het waren prachtige foto’s en over verwoestingen hoor je geen prachtige foto’s te maken.”

Ook in het Berlijnse tentoonstellingsboek dat in 2011 verscheen, komt ze erop terug. “Später achte ich, wie konnte ich dar nur so machen?”, zegt ze. Ze voegt eraan toe dat de ‘ruïne-serie’ haar definitief afscheid heeft doen nemen van de beeldesthetiek: ‘Rotterdam’ was achteraf gezien de “Todestoβ ihren ästhetischen Fotografie”. Op het tekstbord in ‘Das Verborgene Museum’ wordt ook niet verhuld dat Eva Besnyö zich niet meer kan vinden in haar bombardementsfoto’s; zo netjes zijn de organisatoren wel. Letterlijk staat er: ‘Im Rückblick hat sich die Fotografin von den Ruinen-Zyklus distanziert, weil sie das soziale Elend vollständig ausgeblendet hat.” (Achteraf heeft de fotografe zich van de ruïne-serie gedistantieerd, omdat zij de sociale misère totaal genegeerd had.)

Dochter

Blijft de vraag knellen of een museum foto’s moet exposeren waarvan de maakster afstand heeft genomen? De vraag wordt voorgelegd aan Iara Brusse, de dochter (1.9.1948) die Eva Besnyö, net als zoon Berthus (20.5.1945), kreeg met Wim Brusse.

Iara legt uit dat haar moeder destijds, tot aan in Rotterdam, haar onderwerpen fotografeerde met een “zeer esthetische, vormbewuste blik”. “Zo fotografeerde ze toen! Later nam ze er afstand van. Ze vond het een te esthetisch plaatje van een gruwelijke gebeurtenis. Dit geeft blijk van haar veranderde visie, en van het inzicht, door de jaren gevormd, dat ze niet meer wilde kiezen voor ‘het mooie plaatje’.”

Iara Brusse vindt het verdedigbaar dat deze ‘verworpen’ foto’s nog steeds worden getoond in het Berlijnse museum. “Deze foto’s behoren wel degelijk tot het oeuvre dat ze heeft nagelaten. Ze heeft de foto’s niet verscheurd. Ik vind het goed dat de foto’s worden getoond en zijn voorzien van de nodige tekst en uitleg.”

 

 

Meer over:
Cookies

Deze website gebruikt noodzakelijke cookies voor een correcte werking en analytische cookies (geanonimiseerd) om de statistieken van de website bij te houden. Marketing cookies zijn nodig voor laden van externe content, zoals YouTube-video's of widgets van Sociale Media. Zie ons cookiebeleid voor meer informatie, of om je instellingen later aan te passen.