Dichter, schrijver, sigarenfabrikant Max Keizer krijgt Stolperstein op 's Gravendijkwal 17, Rotterdam

Vóór 's Gravendijkwal 17 is een Stolperstein die aangebracht voor dichter Max Kijzer (1893-1944).
Die plek is het laatste adres van Max Kijzer. Na zijn deportatie naar kamp Hummelo en vervolgens Westerbork werd Kijzer op 31 maart 1944 in Midden-Europa vermoord.
Meyer Abraham Kijzer was een Amsterdammer in hart en nieren, maar ging in 1939 na relatieperikelen in Rotterdam wonen bij zijn broer Jaap en diens vrouw Esther Velt aan 's Gravendijkwal 17. Jaap en Esther gingen met hun kinderen in onderduik en overleefden de oorlog. Max meldde zich aan. Hij was bang de onderduik niet aan te kunnen en daardoor zijn familie in gevaar te brengen.
Max Kijzer was dichter, romanschrijver en criticus en verdiende zijn brood vooral met allerlei baantjes - reiziger, sigarenfabrikant en privéleraar Duits -, maar leefde voor de literatuur. Hij organiseerde heel zijn leven literaire salons (ook in het huis aan 's-Gravendijkwal 17), waar hij het hoogste woord voerde. In Rotterdam ontmoette hij op illegale bijeenkomsten o.a. Anna Blaman, Wout van Heusden, Alfred Kossmann en Freek van Leeuwen.
Hij schreef twee gedichtenbundels en drie romans. Met name zijn romans Naar het licht (1936) en De verborgen dissonant (1937), maar ook Honderd kwatrijnen (1936) kenmerken zich door de vrijmoedige wijze waarop Kijzer over liefde en seks schreef. Een recensent vond daarin aanleiding hem uit te roepen tot de 'goorste auteur' van de Nederlanden. Door een andere recensent werd hij juist getypeerd als een 'teer, goed, eerbiedig mensch'.
Veel meer over Max Keizer is te lezen op deze paginavan Jaarboek Letterkundig Museum