Beroepsgeheim (Deel 5 van de kopstoot van Fontuyn)

10 november 2021 door Manuel Kneepkens
Beroepsgeheim (Deel 5 van de kopstoot van Fontuyn)
Daumier: Le_Malade_imaginaire

Was Fontuyn patiënt bij Merel? Typisch Merel om dat niet te zeggen. Artsen hebben hun beroepsgeheim, zeker, maar Merel was wel heel consciëntieus op dit punt. 
Natuurlijk, ze liet wel eens wat los over haar praktijk. Vooral als er iemand, die haar in de loop der tijd min of meer dierbaar was geworden, was dood gegaan.  Maar altijd geanonimiseerd. Nee, namen noemen we niet!
Maar over Fontuyn had ze het nooit gehad. Dat zij hem alsnog als patiënt in haar praktijk had aangenomen! Alsnog! Want Fontuyn had herhaaldelijk bot gevangen. De praktijk was vol. Overvol! 

“ Servaes, van nu af aan neem ik alleen nog áárdige mensen aan als patiënt. Foute heb ik al genoeg!” 

En nu bleek ze Fontuyn tóch te hebben aangenomen. 
Dat had ze me dus al die tijd verzwegen! Bang zeker, dat ik haar over Fontuyn zou uitvragen! En dat ze dan vroeg of laat iets zich iets zou laten ontvallen, dat haar in strijd zou brengen met dat vervloekte beroepsgeheim van haar.
Hoe dan ook, het zou dan ook geen enkele zin zou hebben om haar straks thuis aan te schieten over Fontuyns ziekte. 
Het antwoord kon ik immers dromen:  “ Ser, dat weet je nou toch onderhand, dat is 
beroepsgeheim!”

“U moet het mij zeggen! U, meneer Janssen! U, mevrouw Ingrid!” riep  ik de AIVD-ers na: “Mijn vrouw zal dat nooit doen!” 
Maar het edele duo was al door de draaideur verdwenen... 
Er zat niet anders op dan ze snel achter na te gaan
Maar buiten, in de schemering van de verregende Novemberavond, bleken ze moeiteloos in de grijze massa richting Station verdwenen. Uiteraard, daar waren het grijze muizen voor...

Wel verscheen nu hoog boven het station de politie-zeppelin, een Blimp, die toentertijd wel  placht te worden ingezet als er in de Kuip wedstrijden van Feijenoord waren. Ik keek met een zekere voldaanheid naar dat archetypisch- poëtisch gevaarte, dat daar langzaam en statig langs de hemel ging. Dat had immers alles te maken met een door mij namens de Partij voor de Poëzie ingediende motie om gebruik te gaan maken van dit mileuvriendelijke vervoermiddel bij uitstek in het luchtverkeer, nu er vergevorderde plannen waren tot herproductie van dit fenomeen. En die motie werd zowaar aangenomen. Veel meegedaan is er overigens niet mee. Well is Markthal aan de Binnenrotte,  die ikoon van Rotterdamse commerciële trots,  “de Koopkathedraal , gebouwd in de vorm van een Zeppelinhal. En dat is het dan.

En ik herinnerde me plots, wat ik ooit in Rotterdams Nat , tweemaandelijks cultureel tijdschrift voor de Rijnmond en omstreken , had geschreven:

…Van liefst van twee grote vaderlandse poëet-politici zijn dit jaar de biografieën uitgekomen. Die van Herman Gorter en die van Frederik van Eeden.
En in die adembenemende laatste biografie lees ik nu over De kleine Johannes, over deel III, dat ik nooit gelezen heb, als middelbare scholier zette je hoogstens deel I op je lijst:

“In het slot van het boek, droomt de Kleine Johannes, dat hij in een luchtschip over een gelukkige wereldstad zweeft, waar geen armoede meer is, waar lelijkheid en naargeestigheid ontbreken, waar geen vervuilde, maar alleen gelukkige en feestende mensen wonen...”.
Zeg, Fin de siécle-Frederik … dat is toch mijn droom over Rotterdam!”

En terwijl ik daar zo ‘de Nazi-dildo’ stond na te zien, werd ik plots op de schouder getikt. Het bleek de ober.
“U bent  de zaak uit gegaan en u heeft nog niet afgerekend, meneer…”
Ik kreeg plots zin in sterke drank. Een kopstoot zou wel het minste zijn
“Sorry” zei nu de ober “Nu herken ik u. U bent meneer Klumpkens van de gemeenteraad. Ja, ziet u, er zijn hier aso’s, die consumeren hier bij ons in Engels van alles en nog wat en voor je het weet, opeens zijn ze weg, het station in… En betalen, ho, maar! Het management heeft ons dringend gevraagd extra alert te zijn… en daar worden wij, het personeel, op afgerekend, begrijpt u?”
“ Weest u gerust, ober. Ik moet inderdaad afrekenen, maar dan een andere zin dan u denkt. Ik ga terug naar mijn tafeltje. Brengt u me maar een kopstoot!”
“Een pils met een jonge jenever” zei ik er voor de zekerheid achteraan, terwijl de ober voor mij in de draaideur verdween, terug het café in. Want het was een jonge ober, en je weet niet of de jeugd van vandaag de dag, notoire Breezer-drinkers, nog wel weet wat een ‘kopstoot’ is. 
Stel je voor, de ober van dienst is een agressief type, dat zijn kansen ziet, en BOEM, hij geeft je een echte, een fysieke kopstoot met zijn houtenklazenkop, dat je horen en zien vergaat. Waarna hij verklaart dat het een geintje is, echte Rotterdamse humor...  '

Lees hier deel 4 

 

Over de columnist

Manuel Kneepkens

M.M.M. (Manuel) Kneepkens (Heerlen, 26 februari 1942) is een Nederlands dichter, publicist, politicus en jurist-criminoloog. 

Na het gymnasium op het Bernardinuscollege ging hij in Leiden rechten en criminologie studeren. In 1971 vertrok hij naar de Erasmusuniversiteit in Rotterdam. Daar was hij 23 jaar docent strafrecht en criminologie.

Stappen ze ooit over hun schaduw heen?
22 mrt
Stappen ze ooit over hun schaduw heen?
Haarza(a)kje
09 mrt
Haarza(a)kje
'Ouder uit wie het kind geboren is,' wat is dat?
06 mrt
'Ouder uit wie het kind geboren is,' wat is dat?
Roodkapje voor komende generaties
04 mrt
Roodkapje voor komende generaties
De “maareh-methode” van Den Haag
02 mrt
De “maareh-methode” van Den Haag
Cookies

Deze website gebruikt noodzakelijke cookies voor een correcte werking en analytische cookies (geanonimiseerd) om de statistieken van de website bij te houden. Marketing cookies zijn nodig voor laden van externe content, zoals YouTube-video's of widgets van Sociale Media. Zie ons cookiebeleid voor meer informatie, of om je instellingen later aan te passen.