Taboes

13 juni 2015 door AA anoniem auteur

(Dichter Jean Pierre Rawie levert wekelijks een column aan het Dagblad van het Noorden. Hij is een van de best verkopende dichters van Nederland. Zijn laatste dichtbundel heet 'De tijd vliegt, maar de dagen gaan te traag'. Met Driek van Wissen, ooit dichter des Vaderlands, schreef hij de humoristische 'Rijmkroniek des Vaderlands' en onlangs kwam zijn eerste verzameling columns uit onder de naam 'Vroeger was alles beter behalve de tandarts'.)


Ooit is me geleerd dat sommige dingen in beschaafde omgang niet aan de orde horen te komen. Over je kroost leuteren bijvoorbeeld.

Als tafeldame was mij gedurende een noenmaal op Noordeinde een veelvoudig Olympisch kampioene roeien, zwemmen of kopjeduikelen toegewezen en wij onderhielden ons kostelijk totdat - destijds nog - prinses Máxima aan het gesprek deelnam.

Aanvankelijk was ik er aangenaam door getroffen dat zij zich in het echt minder begiert dan op krantenfoto’s, maar helaas bleek alras dat de snorkelcoryfee eveneens drie kleine kindjes had, en vervolgens ging het nog slechts over de dekselse streken die hun onderscheidene donderstenen zoal uithaalden.


Ik voelde me wat buitengesloten, maar kon tegen mijn toekomstige koningin moeilijk over manieren beginnen; wie ben ik? Ik koester overigens louter bewondering voor de wijze waarop ze het van fuifnummer tot haar huidige positie geschopt heeft, en heb niets tegen het Argentijnse nachtleven.

Het komt ook doordat de Oranjes het bijna nergens vrijuit over mogen hebben; ik zou het verschrikkelijk vinden altijd maar prietpraat te moeten verkopen en alleen daarom al is hun vorstelijke uitkering hun van harte gegund.
Wel wekken ze door die gedwongen oppervlakkigheid dikwijls een enigszins onnozele indruk, alsof ze niet tot tien kunnen tellen (wat nogal meevalt, is me verteld).

Kortelings speelde de koning, om onze eeuwenoude band met de Verenigde Staten te benadrukken, te Amerika voor diskjockey. De lawaaimuziek die hij liet horen, kondigde hij aan als ‘House of Orange’, best een aanvaardbare grap, maar terstond vraagt iedereen zich af of hij zoiets wel zélf bedacht heeft. Dat is niet rechtvaardig.

Maar om terug te komen op taboes die niet meer gelden: ik kan me niet herinneren dat er in mijn jeugd ruchtbaarheid werd gegeven aan iemands ongeneeslijke ziekte. ‘Het gaat niet zo goed met oom Frits’, hoorde je hoogstens.
Vandaag is zulke schroomvalligheid geheel verdwenen en sterft men en public. Nauwelijks heeft een arts de fatale diagnose gesteld, of de (liefst bekende) doods-kandidaat meldt zich bij een lulprogramma. We hebben het heengaan van René Gude stapsgewijs kunnen volgen, bij Thé Lau en Pieter Steinz houdt heel Nederland de vinger aan de pols.

Aan dergelijke openbaarheid kleven twee nadelen. Als iedereen weet dat je einde nadert, ben je eigenlijk al een beetje weg. Men heeft wel ‘respect’ voor ‘hoe je het doet’, maar aan de mening van iemand die er weldra niet meer is, wordt nog maar weinig gewicht gehecht.
En geen enkele medicus kan voorspellen hoe een kwaal zal verlopen. In de jaren negentig werd ik, omdat er regels van mij in werden aangehaald, attent gemaakt op een column in Panorama, geschreven door een journalist die te horen had gekregen dat hij nog maar een halfjaar te leven had.

Het leek de redactie een leuk idee indien hij van dat proces wekelijks verslag zou doen terwijl zijn vrouw in een begeleidend paragraafje optekende hoe zij één en ander ervoer. Na twee jaar stopte het tijdschrift met de rubriek, want de man maakte geen enkele aanstalten te overlijden.

Natuurlijk kwam het er uiteindelijk wel van, maar ja, dat gebeurt op den duur.

Cookies

Deze website gebruikt noodzakelijke cookies voor een correcte werking en analytische cookies (geanonimiseerd) om de statistieken van de website bij te houden. Marketing cookies zijn nodig voor laden van externe content, zoals YouTube-video's of widgets van Sociale Media. Zie ons cookiebeleid voor meer informatie, of om je instellingen later aan te passen.