Ja, maar... !
De eerste opmerkingen zijn vrijwel altijd uiterst positief. Ze ervaren Nederland als een goed georganiseerd land. De meeste mensen komen hun beloftes na. De openbare voorzieningen zijn uitstekend. Gas, licht, water, het openbaar vervoer is allemaal goed geregeld. De mensen zijn ook aardig en behulpzaam. En ze spreken meerdere talen. En ze vinden (nog steeds) dat er ruimte moet zijn voor andere meningen.
In de zeventiende eeuw, toen de republiek der Verenigde Nederlanden op het hoogtepunt van haar macht was, noteerden buitenlanders ook gedeeltelijk dezelfde observaties. Maar ze zagen ook grote verschillen met hun eigen landen. En Nederlandse vrouwen hadden moeite om de autoriteit van hun man te accepteren. De mannen deden wel erg lang om een beslissing te bereiken. Vooral wanneer het om de dukaten ging.
Terug naar nu. Een bevriende hoogleraar stelde het zo toen ik vroeg wat in de ogen van die buitenlanders (Duitsers, Engelsen, Amerikanen en Scandinaviërs) na enige tijd opvalt aan het verschil tussen Nederlandse studenten en de groeiende groep buitenlandse studenten aan de Nederlandse universiteiten. Hij zei dat het de buitenlandse studenten en docenten opvalt dat vrijwel alleen de Nederlandse studenten bij alles wat je zegt reageren met de woorden ,,Ja...Maar..!”
Dat kan, vooral voor leidinggevenden, heel vervelend zijn. Zelfs in de ons omringende landen wordt het woord van de topman of topvrouw sneller geaccepteerd. Of durft men dat niet zo snel in twijfel te trekken.
Toch kan dat ,,Ja... maar!” ook gunstige kanten hebben. Een paar voorbeelden: ,,Ja… maar. Moeten we wel naar Afghanistan?’’ Of ,,Ja… maar moeten onze F16's wel doelen in Irak bombarderen?’’ Of ,,Moet Nederland de naheffing van de EU klakkeloos betalen?’’
Misschien iets minder “Ja...maar” maar zeker bij belangrijke zaken is het soms van toepassing.