'Rotstad'
Bij de automatiek
in de nieuwe station-onderdoorgang schuift een man achterlangs. ,,Rotstad,’’
zegt hij luid en duidelijk. En nog een keer: ,,Rotstad.’’ Het regent niet, hij
heeft geen ‘headsetje’ op. Hij is alleen en ziet er goed gekleed uit. Achter in
de vijftig.
Dit is een poging
tot communicatie begrijp ik en vraag hem wat hij bedoelt.
,,Rotterdam is
een rotstad,’’ herhaalt hij. Hij aarzelt wel een beetje, alsof hij twijfelt om
zijn oordeel de Rotterdamse openbaarheid in te slingeren.
Hij kijkt langs
me heen, naar de nabije verte van de automaten achter mij, waar als in een
soort flatgebouw de kroketten, kaassoufflés en frikadellen hoog liggen
opgestapeld.
Ook binnen de
akoestische beschutting van de glazen schotten van de automatiek met zijn
forenzen is dit riskant. Er hoeft maar één chauvinist te zijn die, een leven
lang gegijzeld door de stad, opeens heel erg van zijn Rotterdam houdt en je
hebt heibel. Of ben ik zelf die Rotterdammer?
,,Waarom?’’ vraag
ik.
,,Lelijk,’’ zegt
de man, ,,En ik vind dit station ook lelijk.’’
Zo op de keeper
beschouwt, lijkt dit soort stellige uitspraken nergens heen te gaan. Wat me
nieuwsgierig houdt, is dat de man een opgewekte indruk maakt: zijn oordeel
lijkt geen gevolg van slecht humeur, eigentijdse burgerwoede of algehele
mensenhaat.
Ik vraag hem:
,,Waar komt u vandaan?’’
,,Ik kom uit Haarlem,’’ zegt hij. ,,Ik ben nu
gepensioneerd. Maar ik heb toen ik net begon in deze stad gewerkt bij de
gemeente, bij de ruimtelijke ordening. Later ben ik naar het Ministerie gegaan,
dus ik ken de stad wel van vroeger.’’
,,Waar bent u
vandaag in de stad geweest?’’ vraag ik. ,,Op de Lijnbaan,’’ zegt de man, ‘’en
bij die flats daarachter. Na de oorlog hebben de Duitsers geld betaald voor
herstel van de stad en Rotterdam heeft er die flats voor in de plaats
gebouwd.’’
Herstelbetalingen
aan Rotterdam? Ik weet van Nederlandse plannen om miljarden aan Duitsland te
vragen en duizenden vierkante kilometers van Duitsland te annexeren, maar in
Jalta en Potsdam was anders beslist. Hij zal geld van het Rijk en van de
Marshallhulp bedoelen die de Amerikanen na de oorlog gaven, maar de man is met
zijn gedachten alweer verder.
,,Het is erg dat
de stad geen centraal plein heeft. Het Stadhuisplein had dat kunnen zijn, maar nu
is er niks.’’
,,Ja,’’ zeg ik.
Rotterdam wilde
opnieuw beginnen en ik bedenk hoe na de Duitse bommen alle sporen van de oude
stad zo veel mogelijk uitgewist werden. Ervoor in de plaats kwamen leegte en
een verkeerscirculatieplan. Rotterdam was een grote vlakte na de oorlog. De
Schouwburg werd met puin gebouwd en de toenmalige directeur, Anton Koolhaas had
een hekel aan terug kijken. Geschiedenis en herinnering stonden gelijk aan
nostalgie. Toekomst is het enige dat hier telt, het heden is immers van voorbijgaande
aard.
,,Als je hier een café binnenkomt en je zegt
‘goeiemiddag’ dan zegt niemand wat terug,’’ zegt de man.
,,Verkeerde
café,’’ zeg ik.
We zeggen gedag.
Hij de stad uit, ik de stad in.