'Op de Uwe!’
De meeste kleurrijke figuren uit deze stad die ik hier voor u in geuren en kleuren mocht beschrijven, zijn reeds dood. Zoals ‘Bolletje’ en ‘Toon de Zeeman’. Die leefden er zo heftig op los dat de kaars aan twee kanten ging branden.
Gelukkig bestaan er nog enkele laatste der ‘Mohikanen’ (volgens Van Dale: uitgestorven Indiaanse stam/ de laatste van een bepaalde groep of partij/).
Zo zwalkt ene Uwe (70) zo’n tiental jaren door ons Rotterdam. Op zijn 24ste levensjaar belandde hij vanuit Duitsland in ons land. Aan zijn tongval, net als vroeger Prins Bernhard, is het nog te horen.
Technisch is hij zeer goed onderlegd. Hij werkte hier en in het buitenland voor internationaal bekende firma’s. De laatste paar jaar zelfs met zonnepanelen op het dak van ons nieuwe Centraal Station.
Aan geld heeft hij nooit gebrek gehad. En vooral niet aan dorst! Nuchter blijkt Uwe een bijzonder aimabel mens te zijn.
Maar o wee als hij boven zijn theewater komt. Dan is er geen land meer met hem te bezeilen. Uit hoeveel kroegen hij inmiddels is gezet, is niet meer op twee handen te tellen.
,,Uwe wordt op zijn ergst.’’ zegt barvrouw Ellie, ,,als hij een wijn- of bierglas op zijn kop gaat zetten.’’
Dan gaat hij lallen met zijn typische accent: ,,O, wat is het toch fijn, om gezellig te zijn!..’’ Vervolgens begint hij keihard op je schouder te slaan. En slist daarbij: ,,Ons kent ons, nietwaar?!...’’
Nog erger wordt het als hij aan de cafébel begint te trekken, als een ondeugend jongetje. ,,Pietje Bel,’’ luidt nu ook zijn bijnaam. Rondje na rondje geeft hij weg, tot vervelens toe. Hij denkt daarmee vrienden te maken, in ieder geval aandacht te trekken.
Uwe is een soort van trieste clown. Eenzaam.
Een aantal keren is hij opgepakt voor openbare dronkenschap. De laatste keer lag hij gestrekt op de Schiekade. De politie pakte Uwe op en stopte hem wederom in de cel.
De volgende dag, na het uitslapen van zijn roes, was hij vol lof over hen. ,,Krijg me daar toch een fantastisch ontbijtje. Wilt u een gebakken of gekookt eitje? Bruin of wit brood? Wilt u kaas of worst als beleg?’’
,,Vriendelijk die agenten, niet te geloven. Wat een service! Een hotel is er niets bij.
Allemaal grááátiss. Ik hoefde ‘geen zent te betááálle!’’
Een maand later rolde de ‘hotelrekening’ op zijn deurmat.
170 Euro voor ‘openbare dronkenschap’.